Etty Hillesumhuis

Het huis van Etty Hillesum aan de Gabriel Metsustraat (Museumplein) wordt bedreigd. Een vastgoedontwikkelaar wil het blokje waarvan het deel uitmaakt, slopen - met eventueel het terugbouwen van voor- en zijgevel - om het maximale rendement uit deze toplocatie te halen. Wie misschien dacht dat het huis waar de schrijfster tussen 1937 en 1943 woonde en vanaf 1941 tot eind 1942 haar indringende dagboeken schreef, op cultuurhistorische gronden een beschermde status had, die vergist zich.
Gabriel Metsustraat 2-6. Etty Hillesum woonde in het meest linkse huis (nr. 6). (foto: Wim Ruigrok)

En ook om zijn architectuurhistorische kwaliteiten is het niet beschermd. Met een 'Orde 3'-predicaat is het ooit veel te laag gewaardeerd. Hoe dat heeft kunnen gebeuren, weten we niet, maar het zal te maken hebben met de sterk verbouwde benedenzone. Bij 'orde 3'-panden gaat het meestal om enigszins bovenmodale aannemersbouw en dat is dit beslist niet. Gabriel Metsustraat 2-6 werd in 1900-1901 gebouwd als een stalhouderij met koetshuizen, boxen, paardenstallen, ziekenstallen en hooizolders en met vrij verhuurbare bovenwoningen. Architecten waren niet de minsten, A.W. Weissman en P.H. van Niftrik. Eerstgenoemde ontwierp onder meer het Stedelijk Museum en het schuin tegenover het Rijksmuseum gelegen Lizzy Cottage. Met Van Niftrik heeft Weissman, na zijn gedwongen vertrek als gemeentearchitect, tal van woonhuizen en villa's gebouwd, onder meer in Nijmegen en omstreken, die opvallen door hun schilderachtige erkers, houtwerk en overstekende pannendaken. Hollandse renaissance-elementen, zoals boogjes met geestige metselmozaïeken worden gecombineerd met Engelse Arts and Crafts-elementen, zoals bovenmaatse erkers. Het bouwblok ademt daardoor een zekere 'Sweetness and Light' (Mark Girouard), die ook de naastgelegen school van J.H.W. Leliman kenmerkt. Het hinderlijke modernistische wit van de houten erkers en de kapjes zijn uiteraard niet origineel, we moeten die in een bepaalde kleur denken, mogelijk een houtkleur die veel beter past bij de oranjerode gladde verblendsteen.

De Gabriel Metsustraat is een klein openluchtmuseum van bijzondere architectuur uit de periode 1900-1914, met vlak bij elkaar behalve de huizen van Weissman/Van Niftrik onder meer de Teken- en Kunstambachtsschool van Berlage (op nr. 16), de Nieuwe Huishoudschool van J.H.W. Leliman (12-14), het Hillehuis (22-34), het eerste woonblok van het jonge genie Michel de Klerk, en daar schuin tegenover de stoer-klassieke Christelijke MMS van Posthumus Meyjes (7). Er zou eigenlijk niets in die straat meer gesloopt mogen worden. Zeker omdat de straatwand zo overduidelijk deel is van het Museumplein.

Etty Hillesum had andere dingen aan haar hoofd dan een architectuurhistorische waardebepaling van het huis waar zij, als student Slavische talen, op kamers zat. Turend uit het linkerraam op de tweede verdieping, schrijvend aan haar dagboek, was zij tussen het vertalen van Lermontov en Dostojevsky door, bezig met een innerlijke zoektocht als respons op de waanzin en idiotie die op haar afkwamen, met elke dag nieuwe beperkende anti-joodse maatregelen. Haar uiteindelijk heldere kijk op de Joodse Raad - naïeve 'deportatie-managers' volgens Jacques Presser (Ondergang) - en haar keuze om niet onder te duiken zijn nog steeds opmerkelijk, afgezien van haar literaire kwaliteiten. Locatie en topografie zijn zeker niet onbelangrijk bij het lezen van haar inmiddels in vele talen gepubliceerde literaire dagboek Het verstoorde leven. Ze beschrijft de medehuurders in haar huis, loopt op met kennissen langs de IJsclub aan de overkant, die destijds nog op het Museumplein stond, en noemt de straten in Amsterdam-Zuid, die zij passeert bij haar fietstochten en later (toen fietsen verboden was voor joden), haar wandelingen naar vrienden en haar psychotherapeut en goeroe Julius Spier.

Nergens waren de waanzin en idiotie van de jodenvervolging groter dan in Warschau, Thessaloniki en Amsterdam, de percentages omgebrachte joden lagen er aanmerkelijk hoger dan elders. Nergens in West-Europa traden de Duitsers brutaler op dan in Nederland, zo merkt ook Antony Beevor op in zijn recente studie over de Slag om Arnhem en Operatie Market Garden. Thessaloniki - 95% van de joodse bevolking, die 40% van de totale bevolking uitmaakte, werd er vermoord - en Amsterdam krijgen niettemin nu pas hun Nationaal Holocaust Museum, 75 jaar na de oorlog; andere steden hebben die al langer. En onlangs werd eindelijk begonnen met het Holocaust Monument aan de Weesperstraat, het Namenmonument van Daniel Libeskind, die geworteld is in de Joodse traditie van het noemen van namen van de doden. Voor sommigen, zoals Herman Vuijsje, hoeven al die grote nationale gebaren niet zo nodig. De Holocaust is dermate onbevattelijk dat die niet te verbeelden of op te roepen valt in grote monumenten en dramatische gebaren; die kunnen zelfs averechts en verwarrend werken. Vandaar dat kleine plaatsen van aandacht en reflectie zijn voorkeur hebben (NRC 28 mei 2016). Maar het een sluit het ander niet uit. Voor die één promille Nederlanders die volgens Presser actief was in het georganiseerde verzet staan er wel erg veel verzetsmonumenten in ons land. Een Holocaust Monument en een Holocaust Museum (dat waarschijnlijk Sjoa Museum gaat heten) laten meer van de essentie van de oorlog zien. Maar daarnaast zijn inderdaad de kleine aandachtsplekken van belang die herinneren aan de geografie van de ondergang. Niet ver bij mij vandaan, aan de Borneokade, werden de joden die ziek uit de Hollandsche Schouwburg kwamen, gedeporteerd naar Westerbork, als belading van wagons. Nergens een bordje te zien tegenwoordig. Nee, je moet er niet aan denken dat het Etty Hillesumhuis straks in een makelaarsadvertentie staat als een 'droomlocatie in een rustige buurt, met uitzicht op het Van Gogh Museum en het Rijksmuseum. Parkeren op eigen terrein'.

Er ligt inmiddels een aanvraag voor de gemeentelijke monumentenstatus van het Cuypersgenootschap en het Joods Cultureel Kwartier. De VVAB heeft adhesie betuigd. Natuurlijk heeft Etty Hillesums dagboek, dat in dit huis geschreven werd veel meer dan alleen 'gemeentelijke' waarde, maar het is een begin. Het moet uiteindelijk, op cultuurhistorische gronden, resulteren in een Rijksmonumentenstatus.

Wilfred van Leeuwen

(Met dank aan Fred Schoen en Govert Janssen)

[Adhesiebetuiging]

(Uit: Binnenstad 297, mrt./apr. 2020)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.