Amsterdamse gevelstenen

De Cleye Blaauwe Fonteyn met plassend jongetje

Zijgevel van Zeedijk 10

Op 14 januari 2019 werd de, in 1993 in de zijgevel van Zeedijk 10 ingemetselde, tekststeen VISSERSWIJK Ao 1754 uitgenomen en vervangen door de steen met het blote jongetje op een fontein. Dit geestige steentje bevond zich oorspronkelijk in de gevel van Nieuwebrugsteeg 23.
(foto Wim Ruigrok)

De in 1560 geboren Bauduin de Preijs, van beroep riemmaker (in latere aktes Boudewijn de Prix), kocht in 1630 een pand in de Sint Olofskapelsteeg (later Oudezijds Kapelsteeg en sinds 1914 Nieuwebrugsteeg). Hij ving een verbouwing aan, maar maakte de voltooiing in 1634 (notitie in het Verpondingskohier) niet mee aangezien hij in 1631 overleed. Ook zijn in 1625 overleden zoon gaf als beroep riemmaker op. Na de dood van Bauduin, verkocht zijn weduwe Catharijntje Jacobs in 1639 het pand, dat in de koop/verkoopakte omschreven wordt als huis en erf in de Sint Olofskapelsteeg, genaamd de ‘Cleijne Blaeuwe Fonteijn’. De koper is Hendrick Claesz, van beroep figuurgieter.

Het is 1706 (tussentijdse koopaktes of eventuele vererfingspapieren zijn niet bewaard gebleven) als de erven van Aeltje Arents het pand verkopen. Toevallig was de echtgenoot van Aeltje ook riemmaker van beroep. In hun ondertrouwakte geeft hij als beroep bandeliermaker op – een bandelier is een riem of gordel die militairen gebruikten om wapens en patroontassen te dragen. In de akte van 1706 heeft de klerk een schrijffout gemaakt: hij schrijft de ‘Kleijne Blauwe Fortuyn’ in plaats van de ‘Cleijne Blaeuwe Fonteijn’. Dit foutje bleef gehandhaafd in in koop- en verkoopaktes van 1709 en van 1710, toen de timmerman Claes Brughman het pand verkocht, en in 1732, toen Adrianus van Keulen, suppoost in de Bank van Lening, de nieuwe eigenaar werd. Adrianus dreef, naast zijn werk bij de Bank van Lening, in het pand een theewinkel. In 1742 in de Personele quotisatie werd het op een huurwaarde van fl. 200.-.- getaxeerd. Ook bij de koop/verkoop in 1756, toen hoedenmaker Pieter Rees de nieuwe eigenaar werd, bleef de schrijffout gehandhaafd. Pieter Rees had zijn bedrijf vermoedelijk aan huis, want in 1788 werd hij vanuit de Oudezijds Kapelsteeg begraven.

De gevelsteen

Hoe het oorspronkelijke pand in de Nieuwebrugsteeg eruit zag is niet bekend. Daar Suasso de steen niet noemt, kunnen we met enige zekerheid aannemen dat de steen in 1875 zich al niet meer in de Nieuwebrugsteeg bevond. In een artikel in de achtste jaargang van Ons Amsterdam (1956) noemt H.W. Alings de steen wel; deze was (toen) enkele jaren eerder voor de dag was gekomen in het museum Amstelkring en in 1953 overgedragen aan het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap. Alings lokaliseerde ook het adres Nieuwebrugsteeg 23.

De hoofdvoorstelling is een fraai gedecoreerde fontein van drie bekkens op elkaar, bekroond door een naakt, plassend jongetje, leunend op een staf. In de linkerbovenhoek staat het Amsterdamse wapen, bekroond door de Keizerskroon. Onder het wapenschild hangen, evenals in de rechterbovenhoek zogenaamde draagzelen. Draagzelen waren een soort schouderriemen gebruikt door kruiers om hun zware werk wat te verlichten. De lussen aan de uiteinden van de zelen werden om de handvatten van de eenwielige kruiwagens geschoven, zodat het gewicht op de schouders kwam te drukken. Op menige oude tekening en gravure zijn kruiers met draagzelen afgebeeld. Het lijkt erop dat deze draagzelen een specialiteit waren van de riemmaker Bouduin du Preijs, die in 1630 het pand in de St. Olofskapelsteeg (Oudezijds Kapelsteeg, Nieuwebrugsteeg) kocht en een verbouwing begon.

Onno Boers
huisonderzoek: Hans Brandenburg

(Uit: Binnenstad 292, mrt./apr. 2019)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.