Toestand ca. 1850 | Huidige toestand |
Bouwhistorische verwachtingskaart (tek. BMA). De rechter kaart geeft een beeld van de verstoringen in de middeleeuwse parcellering na 1850. |
Bouwhistorische waarden zijn verborgen bouwkundige en historische onderdelen in
gebouwen, die vaak ouder blijken te zijn dan de voorgevel van het gebouw doet vermoeden.
Door de eeuwen heen zijn panden aangepast aan de wooneisen, het comfort en de mode van
dat moment. Plattegronden en kapconstructies werden veranderd, balklagen en houten
plafonds aan het oog onttrokken door stucplafonds, kozijnen en houtskeletten verdwenen
achter betimmeringen of werden geheel of gedeeltelijk verwijderd. Vaak werd zelfs de hele
voorgevel vervangen door een eigentijds en populairder geveltype, terwijl het oudere pand
daarachter gewoon bleef staan. Het gaat hierbij niet alleen om monumenten. Ook de interieurs
van onbeschermde panden kunnen waardevolle historische onderdelen en bouwsporen
bevatten.
Doordat het bouwhistorisch onderzoek de afgelopen jaren een enorme vlucht heeft genomen,
is tegelijkertijd ook de interesse voor onbekende of vermoede bouwhistorische zaken,
verscholen in de historische stadsstructuur sterk gegroeid. Dit heeft geleid tot het inzicht dat
voor het behoud van de historische stad als ‘gebouwd archief’, meer beschermd moet worden
dan de conventionele monumenten, de individuele panden. Bijzondere (bouw)historische
waarden zijn juist ook te vinden in de stadsstructuur en ‘tussen’ de beschermde monumenten.
Bij de behandeling van bouwprojecten in de binnenstad stuiten medewerkers van Bureau
Monumenten & Archeologie (BMA) regelmatig op totaal onbekende en onvoorziene
(bouw)historische waarden. Deze waarden kunnen worden ingegeven door bouwsporen in
muurwerk, maar ook door houtskeletten, oude kapconstructies of beschilderde
interieuronderdelen. De ontdekkingen komen vaak op een ongelegen moment, namelijk
wanneer de (ver)bouwplannen al zo ver zijn uitgewerkt dat alles is uitgetekend, begroot en een
bouwaanvraag is ingediend. Bouw- en architectuurhistorici van BMA kunnen immers pas een
bezoek aan een pand brengen wanneer er een vergunning moet worden verleend in het kader
van de Monumentenwet of het Beschermd stadsgezicht en het ingediende plan moet worden
beoordeeld. Wanneer er vervolgens geheel nieuwe inzichten ontstaan over ouderdom en
zeldzaamheid van het pand kan dit maar zelden worden gebruikt om het ingediende plan
ingrijpend bij te stellen; daarvoor is de procedure dan al te ver gevorderd. Bij geheel
onbeschermde panden is dit proces zo mogelijk nog onbestendiger en bestaan er nauwelijks
andere mogelijkheden om het herontdekte waardevolle pand voor sloop te behoeden dan een
beroep te de doen op de welwillende medewerking van de eigenaar.
Om dit soort ‘knelmomenten’ in een procedure te voorkomen, is het van belang om in een
vroeg stadium een veel gedetailleerder inzicht te krijgen in de opbouw en samenstelling van de
historische bebouwing. Alleen maar kennis hebben van het exterieur is dan niet meer genoeg.
Amsterdam is een grote stad met zeer veel historisch waardevolle bebouwing. Er is voor
gekozen om een proefproject in een beperkt plangebied op te zetten. Vanwege de omvang is
het voorlopig ondoenlijk de gehele historische stad ineens aan te pakken. De kaart beperkt
zich daarom op dit moment tot het oudste deel van de stad, de middeleeuwse kern, het gebied
dat wordt begrensd door het Singel, de Kloveniersburgwal en de Geldersekade en het Open
Havenfront (Prins Hendrikkade). In deze stadskern, het stadshart, zijn ondanks alle
veranderingen door de eeuwen heen, de smalle perceelsgrenzen en fijnmazige ruimtelijke
structuur voor een groot deel intact gebleven. De gegroeide verkaveling van dit gebied
onderscheidt zich in dit opzicht sterk van de overige, jongere delen van de binnenstad, met
een planmatige parcellering waarover veel meer bekend is.
Vanaf de oprichting van het Bureau Monumentenzorg is werk gemaakt van het
woonhuisonderzoek. Gedurende ruim vijftig jaar heeft men een grote hoeveelheid
documentatie over de historische bebouwing verzameld. Deze waardevolle gegevens zijn in
het verleden lang niet altijd systematisch geordend en er bestaat dan ook, mede vanwege de
omvang, geen goed overzicht van. Om tot een gefundeerde waardestelling te komen is
allereerst geïnventariseerd wat er voor het plangebied aan bouwhistorische documentatie
voorhanden was. De verzamelde gegevens werden systematisch per pand bijeengebracht. Dit
materiaal is van zeer uiteenlopende diepgang en bestaat uit schetsen, opmetingen,
restauratieplannen, foto’s en beschrijvingen. Voor een groot aantal panden werd hiermee een
redelijk inzicht verkregen in de bouwhistorische waarde, maar van een nog groter aantal was
afgezien van de voorgevel helemaal niets bekend.
Bouwhistorische waardenkaart (tek. BMA). |
De hoeveelheid bijeengebrachte documentatie was dus bij lange niet voldoende om een
vlakdekkende bouwhistorische waardestelling op te funderen. Als proef werd voor een
tweetal bouwblokken aan de Warmoesstraat een reeks huisbezoeken georganiseerd, die tot een
completering van de documentatie zouden moeten leiden. Deze proef bracht helaas niet het
gewenste resultaat. In de eerste plaats konden slechts enkele panden worden bezocht omdat
maar weinig huiseigenaren meewerkten. Daarnaast leverden de huisbezoeken slechts een
beperkt resultaat, doordat de bewoonde staat van de panden een grondige bouwhistorische
analyse in de weg stond.
De geordende en alsnog verworven documentatie werd daarop integraal gebruikt voor het
toekennen van de waarden, maar leverde een ongewild lege kaart op. Om de lacunes te
kunnen invullen met redelijke vermoedens inzake bouwhistorische waarden, werd een aantal
reductiekaarten gemaakt. Op grond van de reductiekaarten kon voor een deel van de lacunes
worden uitgesloten dat daar nog bouwhistorische waarden te vinden waren. Zo vielen de
gebieden af waar sedert 1850 een aantoonbare, perceelsoverschrijdende schaalvergroting had
plaatsgevonden. Complementair ontstond een kaartbeeld van gebieden waar de
perceelsgebonden bebouwing en parcellering van vóór 1850 nog intact was. Deze
bouwhistorische aandachtsgebieden vormen de bouwhistorische verwachtingskaart.
Omdat deze invulling van de verwachtingskaart te globaal is, moest verder worden
gedifferentieerd. Voor de nadere toekenning van de bouwhistorische waarden werden binnen
de gebieden met een gave historische parcellering alle huizen individueel gewogen. Aan de
hand van gegevens uit de bouwdossiers (vaak afkomstig van Bouw- en Woningtoezicht),
gegevens van de RDMZ (nu RACM), en de documentatie van BMA, werd de
bouwhistorische waarde geschat die in de uiteindelijke bouwhistorische waardenkaart is
weergegeven. De kaart is permanent in ontwikkeling. Nieuwe gegevens zullen leiden tot
actualisering.
De uiteindelijke kaart geeft de bouwhistorische waarden van de bebouwing weer. De waardestelling is gebaseerd op de documentatie van BMA, op de uitkomsten van de stedenbouwkundige analyse en op een visuele inspectie, waarbij de voorgevel niet doorslaggevend was. Hierbij is – volgens vooraf opgestelde criteria – per pand een afweging gemaakt welke bouwhistorische waarde zou worden toegekend. Er wordt een onderscheid gemaakt in de hardheid van de bouwhistorische waarden. Zo zijn er harde, vastgestelde bouwhistorische waarden aangegeven, maar ook vermoedelijke waarden. Een deel van de bebouwing kan op grond van de stedenbouwkundige analyse mogelijk waarden bezitten, maar deze zijn tot nu toe niet vastgesteld en blijven dus onbekend. Bij twijfel en in het geval van ontoegankelijke binnenterreinen hebben recente luchtfoto’s soms een rol gespeeld in de uiteindelijke waardetoekenning.
De bouwhistorische waardenkaart geeft per pand een goede indicatie van de mate waarin
rekening moet worden gehouden met nu onzichtbare waarden bij bouwplannen in de
stadskern. De kaart is daarmee ook een nuttig instrument om in een vroeg stadium van de
planvorming te raadplegen wanneer er sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen in de breedste
zin. Het ligt voor de hand om de kaart in te zetten bij de aanpassing van het bestemmingsplan
van het onderhavige gebied. Ook geeft de kaart een duidelijke aanwijzing voor de bebouwing
waarvoor nader bouwhistorisch onderzoek gewenst is. Mogelijk kan de aanwijzing van
bouwhistorische aandachtsgebieden er toe leiden dat daar het onderzoek een vanzelfsprekend
onderdeel van het planproces wordt.
De kaarten laten zien dat de erosie van de historische stadsstructuur in de afgelopen 150 jaar
zeer ernstig is geweest. Doordat men de bebouwing geleidelijk heeft vervangen, is evenwel de
bouwblokkenstructuur met de karakteristieke stegen verbazingwekkend goed bewaard
gebleven. Dit heeft ertoe geleid dat de verschraling van de fijnmazige parcellering op veel
plaatsen vrijwel onopgemerkt is gebleven. Het behoud van deze in de late middeleeuwen tot
stand gekomen stedenbouwkundige structuur staat borg voor het behoud van bouwhistorische
waarden en van het kleinschalige karakter van de bebouwing. De kaarten tonen aan dat de
gebieden met een onverstoorde historische verkaveling tegen perceelsgrens overschrijdende
nieuwbouw beschermd moeten worden.
Hoewel de bouwhistorische waarden verspreid over het gehele plangebied zijn aan te wijzen,
is een grote concentratie zichtbaar in het noordoostelijke segment van de stadskern. Toch kan
worden vastgesteld dat ook langs de Nieuwendijk en de Kalverstraat, vooral boven
gemoderniseerde winkels, nog veel authentieke panden te vinden zijn, en dus een grote
rijkdom aan bouwhistorische waarden. Aandacht voor deze bijna vergeten en vaak moeilijk
toegankelijke categorie is op zijn plaats.
De Bouwhistorische Waardenkaart is inmiddels door Stadsdeel-Centrum omarmd als een
belangrijk hulpmiddel om de historische structuur van de binnenstad te laten samenvallen met
nieuwe kleinschalige functies binnen het plangebied. Daarom is het van belang dat alle
betrokken partijen de Bouwhistorische Waardenkaart in een zo vroeg mogelijk stadium
gebruiken bij de ontwikkeling van (ver)bouwplannen. Het behoud van het erfgoed en het
creëren van een aangenaam woon- en werkklimaat in het historische centrum van Amsterdam
gaan zo hand in hand.
Ronald Glaudemans
(bouwhistoricus BMA)
(Uit: Binnenstad 228/229, juni 2008)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.