Dick Dooijes: 'De hele stad Amsterdam is één monument'

In zijn huis aan de Achillesstraat voert Dick Dooijes (80) me naar zijn werkkamer en wijst naar een aquarel van weideland met hier en daar een boerderijtje en een koe. Een klassiek Hollands landschap. Waar is dat, vraagt hij grijnzend. Ik opper een mogelijkheid, maar zit er ver naast. Dat is, zegt hij, het terrein waarop het Zuid van Berlage zou verrijzen. Vervaardigd door zijn vader. Daar, wijst hij in de vlakte, staat nu ongeveer Okura en daar de nieuwe RAI.
Dick Dooijes (foto Maarten Brinkgreve)

Hij heeft dus dat hele Zuid zien bouwen en hij is er aan verknocht. Al 54 jaar woonachtig in zijn huis aan de Achillesstraat. Een bewuste keuze? Zeer beslist.
Wandelingen met zijn vader door het oude Amsterdam, maar ook door het (toen) nieuwe.
Zo begint het verhaal van bijna alle Amsterdammers, die later een rol zouden spelen in de architectuur en de monumentenzorg. Zijn vader was een van de mede-oprichters van de Algemene Woningbouwvereniging. Decoratieschilder van beroep met veel vaardigheid in het vrije schilderen, zoals het landschap bewijst. Later vakbondsbestuurder van de Nederlandse Schildersgezellenbond. Dick, toen nog Dicky, herinnert zich de julidag van 1914, toen zijn vader thuiskomend uitriep dat Jaurès was doodgeschoten. De grote Franse linkse voorman Jean Jaurès. Hij herinnert zich ook, toen hij weer eens de politieke discussies van zijn vader en grootvader afluisterde, hoe eerstgenoemde anno 1918 zei dat Clemençeau, de Franse leider, er verkeerd aan deed de verslagen Duitsers zo hard te behandelen. Dan zitten wij, zei hij profetisch, over 25 jaar weer in een wereldoorlog. Een bewust rood milieu, toen het zuurdesem van het snel groeiende Amsterdam. Terugblikkend zegt hij: 'De tijd vóór 1914 was de mooie tijd. Grote verwachtingen, grote realisaties. Berlage die het plan maakt voor de zuidelijke uitbreiding van de stad. Alles wat na 1918 gebeurde, was de voortzetting van wat vóór 1914 in de steigers werd gezet. Zoals ook de Amsterdamse School een voortzetting was van de Art Nouveau-beweging'.
Eigenlijk wilde hij na de HBS de opleiding tekenleraar volgen, maar dat was financieel voor het gezin te hoog gegrepen. Een zeer verre verwantschap met de befaamde letterontwerper Sjoerd de Roos hielp hem aan een baan bij Tetterode. Hij zou diens opvolger worden en met enige befaamde ontwerpen de reputatie van het bedrijf voortzetten. Zijn naam raakte in de typografie verbonden aan de 'Open Dooijes' en in het gemeentelijke bestel aan de commissie-Dooijes.
Dat laatste had wethouder Eisenburg op zijn geweten. Hij deelde in de vergadering van de gemeenteraad mede, dat PvdA-raadslid Dooijes was benoemd tot voorzitter van de commissie van advies inzake de Monumentenwet.
Dick Dooijes: 'Ik wist van niets, maar accepteerde de opdracht'. De praktijk zou uitwijzen dat de wethouder precies wist wat hij deed. Toen Dooijes in 1962 in de gemeenteraad kwam, was er in zijn (PvdA)fractie, zoals hij het vriendelijk zegt, 'weinig gerichte belangstelling en weinig gerichte deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg'. De komst van Dooijes bracht er verandering in.

Commissie-Dooijes: pratend wandelen

Niet lang erna wandelde met een zekere regelmaat een clubje heren door de oude stad, dat zijn ogen bijzonder goed de kost gaf. Voorzitter Dooijes, de leden-architecten Evers en Knijtijzer, en van het Bureau Monumentenzorg Huib Rowaan, tevens secretaris, en Henk Zantkuijl. Opdracht was deskundig commentaar te geven op de lijst van Amsterdamse monumenten, die het Rijk krachtens de Monumentenwet had ontworpen.
Het resultaat van de wandelingen van de commissie was dat minister Klompé het voorstel ontving om 1300 monumenten aan de lijst toe te voegen. En de minister reageerde zeer positief, want het merendeel van de gemeenten had slechts protesten. Amsterdam nam het voortouw met applaus van de rijksdienst. Een gouden tijd.
Hoe kwam de commissie-Dooijes tot een besluit? 'Kijken, wandelen, praten. Pratend wandelen. Ieder heeft zijn culturele bagage, zijn overtuigingen, maar in het overleg groeit op den duur een communis opinio'.
Met de indiening van advies en rapport was het einde van de praat- en wandelclub-Dooijes aangebroken, maar op het Bureau Monumentenzorg had men al zorgen voorbij de singelgrachten. Het werd hoog tijd dat ook daar een grondige inventarisatie zou geschieden.
In een boot die een gezelschap genodigden naar het gerestaureerde Gemeenlandshuis in Diemen bracht, wist Henk Zantkuijl Dick Dooijes te overtuigen om desnoods clandestien een begin te maken, want de tijd drong.
Wethouder Goekoop, nu burgemeester van Leiden, zwichtte na enige tijd en gaf de weer tot leven gewekte commissie-Dooijes de ruimst denkbare opdracht. Geen beperking inzake het territorium en geen beperking inzake de bouwleeftijd.
Dick Dooijes: 'Op den duur zie je steeds beter dat de stad Amsterdam één monument is. Niet een stad met enkele mooie gebouwen, maar een weefsel dat zijn kwaliteit allereerst ontleent aan de samenhang van de onderdelen'.
Dit Monument Amsterdam is nu geheel in kaart gebracht en in talrijke rapporten vastgelegd. Er zijn plannen om dit geweldige pionierswerk samen te vatten in een publikatie, maar het blijft de vraag, of dat boek in de vrije verkoop zal komen. Zo blijft een belangrijk deel van het werk van de commissie-Dooijes voor het Amsterdamse publiek een gesloten boek. Eerst werd de oude stad onderzocht naar monumenten van na 1850, daarna de singelgrachten, Plantage, Jordaan, de negentiende-eeuwse gordel, de gordel 1920-1940. Er kwamenspeciale lijsten voor het werk van Rietveld, van het Nieuwe Bouwen. Tenslotte resulterend in 2300 nieuwe plaatsingen op de gemeentelijke monumentenlijst.
De chef onderhoud van een bouwvereniging, die zijn historie nog kent, heeft nu een betere ruggesteun in de strijd tegen de goedkope kunststoffen kozijnen bij renovatie. Wat overigens niet heeft ver- hinderd dat bij de renovatie van het dierbare complex Bernard Koehstraat de klassieke kleuren van architect J.C. van Epen okergeel en helder groen, werden gewijzigd in grijzig wit en zwart groen. En dat heftig protest bij de Algemene niets uitrichtte. Ik spreek er mijn verbazing over uit dat een van Amsterdams beste architecten van deze eeuw, J.C. van Epen, nog steeds niet de eer krijgt die hij verdient.
Dick Dooijes die als jongen in een Van Epen-woning aan de Pieter Lastmankade heeft gewoond, memoreert de aarzeling van de commissieleden om Van Epen bij de Amsterdamse School te rekenen. M. de Klerk, P. Kramer, J.M. van der Mey, H.Th. Wijdeveld, bekende namen, bekende vormen, maar het sobere werk van J.C. van Epen?
Dick Dooijes: 'Ik heb toen in de commissie gezegd: als je zoiets beweert, heb je nooit de schoorsteenmantel in onze toenmalige woning aan de Pieter Lastmankade gezien. Strakke lijnen buiten, inderdaad, maar binnen leefde Van Epen zich uit op zoiets als de schoorsteenmantel'. De commissie-Dooijes is nu echt in ruste. De verdere beschrijving van de stad is van rijkswege toevertrouwd aan de rijksdienst in Zeist in het kader van de M.I.P. (Monumenten Inventarisatie Projekt).

Aanplaksel Concertgebouw barbaars

Dooijes stond nog niet zo lang geleden in de krant bij zijn strijd tegen de uitbreiding van het Concertgebouw. Een verloren gevecht.
Dick Dooijes: 'Barbaars, terwijl er een uitstekend plan was van Greiner dat het program van eisen geheel binnen het bestaande gebouw realiseerde'. Het gezwel van Pi de Bruyn weigert zich te voegen in het stadsbeeld; het blijft een vreemd aanplaksel. Maar Dick Dooijes, muziekminnaar en vaste bezoeker van grote en kleine zaal, kwam wel in een gewetensconflict, of hij de 'verontheiligde grond' nog zou kunnen betreden. Hij kan zijn muziek niet missen, voelt zich een 'verschrikkelijke collaborateur', maar blijft abonnee.

Argwaan

Zoals zoveel Amsterdammers bekijkt hij de kolossale plannen voor de IJ-as met argwaan. Toen de commissie van de plannen hoorde, heeft ze met opzet de gebouwen van de De Ruyterkade geïnventariseerd en zwaar geschut in stelling gebracht ten faveure van de voormalige Brandweerkazerne, een van de best bewaarde gebouwen van Springer in Amsterdam. In de plannen kan Dick Dooijes geen enkele verbetering van de relatie van stad met water ontdekken. Zoals in het prachtige Oasterdok een rij torengebouwen het watervlak decimeert, dat is een ernstige aantasting van de ruimte.
Ook het IJ wordt nog verder teruggedrongen.
De relatie met de stad gaat verloren. Er blijft nauwelijks IJ over. Als men toch ziet, hoe het plan voor de bebouwing van de Houthaven met grote woorden wordt toegelicht, die omgekeerd evenredig zijn aan de kwaliteit van de ingediende plannen.

Nieuwbouw in de oude stad

Hoewel Dick Dooijes van mening blijft dat ook in de oude stad plaats moet zijn voor goede nieuwbouw, willen hem nauwelijks voorbeelden te binnen schieten van realisaties die eer verdienen.
De nieuwe Letterenfaculteit aan het Singel (arch. Bosch) had 'nooit mogen gebeuren'. Bijna zo erg als het 'Maupoleum'. De twee 'bunkers' van Van Goal aan de Weteringschans tegenover het Rijksmuseum. De Nederlandsche Bank aan het Frederiksplein (arch. Duintjer) gaat in de uitbreiding 'van kwaad tot erger'. En, oud zeer, de Universiteitsbibliotheek aan het Singel van Leupen. Terwijl aan het Hekelveld het waardevolle gebouw van Het Vrije Volk moest wijken voor onbeduidende nieuwbouw. Hij is niet gelukkig met Aldo van Eycks bejubelde Moederhuis aan de Plantage Middenlaan. Eigenlijk vindt hij dat vertoon met het hele kleurenpalet schandalig.
En wat had hij opgezien tegen de wederopbouw van de Nieuwmarktbuurt rond de Zuiderkerk. Maar dat resultaat is hem meegevallen. Eerlijk gezegd, hele- maal niet zo gek.

Twee dagen piekeren

Maar nu het zwaarste brok: het stadhuis-muziektheater.
'Ik kan het niet objectief beoordelen', zegt hij. 'Ik was zo zielsgelukkig dat we nu eindelijk een operagebouw kregen'. Van het moment dat hij raadslid werd, kwam hij in confrontatie met de plannen, waar maar geen beweging in te krijgen was. Een lang gesprek met architect Bijvoet en het besluit om 'vierkant' achter het plan te gaan staan. En toen die merkwaardige samenloop van omstandigheden, die leidde tot het voorstel om stadhuis en operagebouw te combineren.
'Ik heb twee dagen gepiekerd en toen Wim Polak, de burgemeester, opgebeld. Ik heb steeds op je zitten wachten, zei hij'.
Bij Dick Dooijes gaf de doorslag 'dat het eindelijk gebeurt'. Hij loopt nu met genoegen door de straten van het complex. Vindt dat het stadhuis heeft verloren, dat het muziektheater er best mag zijn en dat beide architecten lof verdienen.
De plannen voor het nieuwe Museumplein baren hem zorg. Een afsluiting van het open deel tegenover het Concertgebouw vindt hij onaanvaardbaar. En zo wandelen we al zijn geliefde Zuid van Berlage binnen.
Als er, zegt hij, een Vereniging Vrienden van de Buitenstad bestond, zou hij er zeker ook lid van worden. De tijd dat Amsterdam autobussen met belangstellenden langs de Pieter Lastmankade liet rijden, is nu wel voorbij, maar er is zoveel wat daar de aandacht verdient.
Vanaf het blok woningen van Staal aan de J.M. Coenenstraat naar het Harmoniehof, het Bertelmanplein 'onwaarschijnlijk goed, ondanks die kleuren', Beatrixpark, de Wolkenkrabber met aanbouw, maar zonder het beeld van Berlage.
En in Noord het Purmerplein. 'Het is ongelooflijk wat Amsterdam in die tijd bouwde'. Ja, ja, ze zijn overal geweest. Tot in Holysloot. Betreurt hij niet het verdwijnen van zoveel markante plekken in de stad? Kerken als de Vincentius en de Bonifatius? En nu moet ook het Olympisch Stadion wijken voor woningbouw. Wordt de stad niet een uitgestrekte woonsteppe?
We hebben geadviseerd, zegt Dick Dooijes, om de toren van het Stadion te behouden. Maar de rest vonden we teveel door verbouwingen verknoeid. Het advies hebben we overigens gegeven in de veronderstelling dat het nieuwe stadion op dezelfde plek zou verrijzen. Een stad zonder accenten benauwt hem, zegt hij. Maar ook het ogenschijnlijk ordeloos oprukken van kantoorgebouwen, heeft dat effect. Is het nu werkelijk allemaal nodig en kijk toch eens wat wijken een risico lopen als die kolossen verrijzen.
Over de gruwel van de graffiti wil hij niet spreken. Zoals de beelden van de Amsterdamse School worden volgespoten. Alles, meent hij, aangewakkerd door kunstheren die er een interessante vorm van zelfexpressie in menen te herkennen. Pathologisch, is het woord. En voorts blijft hij, met steeds meer verstandige Amsterdammers, van mening dat alle auto's van alle grachten moeten verdwijnen.

Ben Kroon

(Uit: Binnenstad 119, maart 1990)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.