Aan het College van Burgemeester
en Wethouders van Amsterdam
p / a de Dienst Binnenstad
Sector BWE, Afdeling JZ
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Geacht college,
Deze gevels zijn waardevol voor het beschermd stadsgezicht ('Orde 2'). |
Op 8 oktober 2001 hebt u bouwvergunning verleend voor een bouwplan op de percelen Westerstraat 220 t/m 230. Tegen die bouwvergunning maak ik namens de Vereniging van Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad bezwaar. Een machtiging van de vereniging voeg ik bij.
Zoals u bekend is, is voor het onderhavige complex een aanvraag tot plaatsing op de
rijksmonumentenlijst ingediend. Die aanvrage is door ons ondersteund. Op die aanvraag is nog niet beslist.
Dat betekent dat voor de sloop van de bestaande panden Westerstraat 220 t/m 230 een
sloopvergunning op grond van artikel 11 van de Monumentenwet nodig is. Die vergunning is verleend en
daartegen hebben wij bezwaar gemaakt. Op dat bezwaar is nog niet beslist.
Bovendien is op grond van artikel 37 van diezelfde wet eveneens een sloopvergunning vereist. De
aanvrage daartoe heeft van 18 tot en met 31 oktober ter inzage gelegen en onze vereniging heeft
inzake die aanvraag een zienswijze ingediend. Een beslissing op de laatste aanvrage is nog niet
genomen en het ligt in de rede te verwachten dat tegen die vergunning, zo die wordt verleend, wederom
bezwaar zal worden gemaakt. Artikel 21, lid 2 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing is hier
van toepassing.
Verschillende procedures op grond van de Monumentenwet lopen dus nog. Zolang op aanvragen
krachtens de Monumentenwet nog niet tot in laatste instantie is beslist blijven eventueel verleende
vergunningen krachtens artikel 16, lid 7 van de Monumentenwet buiten werking en kan er naar ons
oordeel dus geen bouwvergunning worden verleend.
Hoogachtend,
namens de Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad,
J. Pinkse.
Amsterdam, 9 november 2001