![]() |
Gezicht op de Janroodenpoortstoren uit de Atlas van Fouquet |
Als jongetje van zes, zeven jaar stond ik, op de weg van het station Utrecht naar
school, altijd even stil om naar de Domtoren omhoog te kijken: zo iets prachtigst
Groter nog werd mijn verbazing toen ik hoorde dat elk blok steen eerst door vaardige
handen in vorm was gehakt en daarna door sterke mannen omhoog was getakeld.
Misschien was de verbazing van dat schooljongetje wel de verre oorsprong van de
stichting Diogenes.
Toch lijkt het puur toeval dat ik in de monumentenzorg terechtkwam. Omdat ik
van onregelmatige beeldhouw-opdrachten ons gezin niet kon onderhouden, schreef ik in
de jaren vijftig tentoonstellingsverslagen. Ter afwisseling was de chef kunstredactie van
Elseviers Weekblad bereid een serie artikelen te plaatsen die ik over monumentenzorg
wilde schrijven. Die reeks eindigde met de onthulling van het binnenskamers gehouden
plan om aan de Oude Turfmarkt een kolossale nieuwe Nederlandse Bank te bouwen.
Toen uw 'de boot aan'. Mijn bootje zat verankerd in de kleine groep enthousiaste
verdedigers van het architectonische erfgoed waarvan Ruud Meischke de denker was en
Ton Koot de onvervaarde woordvoerder. Kort daarop ontstond, onder invloed van de
commotie over hel dempingsvoorstel van hoofdcommissaris Kaasjager, het 'comité de
stad Amsterdam'. Aan dat comité legde ik het door Meischke en mij samen bedachte
plan voor om een 'maatschappij voor Stadsherstel' in leven te roepen en dat gebeurde
ook.
Het ontstaan van Diogenes was eveneens een toevalstreffer. Hein Weller, hoofd van
het Bureau Monumentenzorg, vroeg me, of ik een koper wist voor een klein, vroeg-18de
eeuws huisje in de Jordaan, Eerste Tuindwarsstraat 19. Hel was net niet bouwvallig
maar wel totaal uitgewoond, het had, halverwege een brandgevaarlijk trappenhuis, één
w.c. voor twee bovenwoningen. Voor 'Hendrick de Keyser' was het niet bijzonder genoeg
en Stadsherstel waagde zich toen, in 1960, nog niet in de Jordaan want die buurt mout
volgels de deskundigen drastisch worden gesaneerd. Het pand was op last van Bouw- en
Woningtoezicht ontruimd: het moest worden gesloopt of volgens voorschriften hersteld.
Het lukte niet onder de leden-kunstenaars van Arti et Amicitiae, waarvan ik voorzitter
was, iemand te vinden die het aandurfde. Op het eind van een geanimeerde
bestuursvergadering, - Arti had een goede wijnkelder - werd het plan geopperd een stichting op te
richten die het huisje moest kopen en inrichten als atelierwoningen. Hoe moet die
stichting dan heten? 'Diogenes', stelde ik voor, 'naar die oude filosoof, die had toch óók een
ton nodig'.
Zo begon de historie die vervolgd werd in de stichtingen Claes Claesz. Hofje,
Aristoteles, De Pinto, het West-indisch Huis, Jan Pietersz. Huis, Bethaniënklooster, de
Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad en het tijdschrift 'Binnenstad',
dat eerst 'de Lamp van Diogenes' heette, enkele inmiddels verdwenen stichtingen buiten
beschouwing gelaten. Ten onrechte wordt die keten van inelkaar grijpende activiteiten
aan mij toegeschreven. Als schilder of beeldhouwer sta je alleen in je atelier, valt het
resultaat van de inspanning tegen, dan kun je het jezelf verwijten. Het werk in besturen
daarentegen bestaat altijd uit wisselwerking en samenwerking binnen een groep
gelijkgezinden. Achteraf kan niemand zeggen wat precies de bijdrage van deze of gene is
geweest. Wel weet ik dat zonder inspirerende figuren als Jaap Oranje en Frans
Mijnssen enkele goede zaken niet zouden zijn geslaagd.
Het doet er trouwens weinig toe wie wat heeft gedaan. Belangrijker is dat de
activiteiten die rond de bestuurstafel in het Aalsmeerder Veerhuis werden beraamd, hebben
bijgedragen tot een kentering in het denken over de toekomst in de binnenstad. De sfeer
van stagnatie en verval die in de jaren vijftig een gerenommeerde stedebouwkundige
verleidde tot de poëtische vergelijking: 'een bloem, staande op uitvallen', die sfeer is
verdwenen. De Amsterdamse binnenstad lijkt nu eerder op een belegerde vesting, belaagd door
megalomane plannenmakers en bestuurlijke onzekerheid.
Gelukkig zijn er wél verdedigers, uit bredere kringen in de burgerij dan vroeger, met
een nieuw élan en een grondiger kennis van zaken. Daarvoor ben ik als 75-jarige
dankbaar. Misschien staan hun kinderen eens vol bewondering naar de herbouwde Jan
Roodenpoorts toren te kijken, zoals ik in 1924 naar de Domtoren keek.
Verhalen over vervalste kunstwerken doen het altijd. Een recent bericht
ging over 'valse' Rodins, die bij nader inzien nieuwe bronsafgietsels bleken
te zijn van een beeld, waarvan Rodin zelf meer dan één exemplaar had
laten gieten. Het enige verschil bestond uit metaalkrimp. Geen verschil in
artistieke kwaliteit, wel in prijs.
Frappanter nog is de historie van de Italiaanse beeldhouwer Dossena
die in 1927 paniek veroorzaakte in de kunsthandel en in vele, vooral
Amerikaanse collecties, door met werkplaatsfoto's te bewijzen dat hij de
maker was van met beroemde namen uit vroeger eeuwen gesierde
museumschatten. Verontwaardigd wees Dossena de beschuldiging van de hand
vervalser te zijn; hij werkte op bestelling in de trant van de oude meesters en
hij deed dat zó knap, zowel ambachtelijk als stilistisch, dat een archaïsch
Grieks, een middeleeuws of een renaissance beeld uit zijn atelier door
ervaren kunstkenners als echt werd erkend.
Dossena heeft een voorganger gehad in Bastianini (1830-1868), de
maker van een halffiguur 'Flora' in gepolychromeerde was, door niemand
minder dan Wilhelm von Bode aangekocht voor het Kaiser Friedrich
Museum als een authentiek werk van Leonardo da Vinci. Pas in 1984 wees
een chemische analyse van het materiaal uit dat de was een synthetisch
zuur bevat dat in 1833 voor het eerst werd geproduceerd.
En wat te denken van het atelier van Rubens waar een aantal van de
beroemde meesterwerken werden besteld en afgeleverd terwijl Rubens zelf
op diplomatieke missies in het buitenland was?
Volgens de kunsthistoricus Bordley was Frans Snijders, chef van het
atelier, het artistieke genie van het nu aan Rubens toegeschreven oeuvre.
Maakt het iets uit voor de kwaliteit of het naambordje op de lijst Rubens
vermeldt ot Snijders?
Nog ingewikkelder is de vraag bij gebouwen. Ga, om over het antwoord
te denken, staan op de Grote markt in Haarlem, met de rug naar de
majestueuse Sint Bavo. Links de feestelijke Vleeshal van Lieven de Key, rechts
een huizenwand die enkele fraaie gevels bevat en die de verdwijning van
het bekende café Brinkman beter heeft doorstaan dan toen werd gevreesd,
half verborgen achter een rij leibomen. De Markt is, nu de auto's weg zijn,
weer een echt plein geworden, een stedelijke huiskamer. En dan, vóór u,
het stadhuis, een uitermate boeiend complex van bouwdelen uit de 15de tot
de 17de eeuw, onderling zeer verschillend en toch een geheel vormend,
bekroond door een sierlijk torentje. Die toren is de onmisbare spil van het
Haarlems stadhuis en toch is hij weg geweest, van 1772, toen de toren
waarschijnlijk wegens bouwvalligheid werd gesloopt, tot 1914 toen hij aan
de hand van oude afbeeldingen werd herbouwd. Er zullen nog maar weinig
Haarlemmers zijn die zich het stadhuis zonder toren herinneren. De toren
hoort erbij, de tijd van weggeweest is alweer een bijna-vergeten
geschiedenis geworden. Vervalsing? Net zo min als een schilderij van Frans Snijders
dat een bordje Rubens op zijn lijst heeft een vervalste Rubens is.
Daar komt nog iets anders bij. Een museumdirecteur kan zich, als ieder
ander, vergissen bij een aankoop. Dr. Hannema zal een nare tijd hebben
gehad toen Van Meegeren aantoonde dat hij de Emmausgangers van
Vermeer had geschilderd. Dan wordt er besmuikt gelachen door mensen
die achteraf zeggen dat zij de zaak nooit hadden vertrouwd. Een ramp is
het niet, de vergissing verdwijnt in het depot en wordt — vrijwel — vergeten.
Een gebouw, zeker een dominant gebouw als een toren, is niet alleen een
ding op zichzelf, maar vooral een bepalend element van zijn omgeving.
![]() |
De Capanile van Piazza San Marco is essentieel voor het stadsgezicht van Venetië. |
In 1902 stortte de honderd meter hoge Campanile van Venetië in, het
merkteken van de stad. Er bestaat een dramatische toto van de Piazza San
Marco met een enorme hoop puin waaruit onder meer een grote luidklok te
voorschijn steekt. Het ergste was dat de Loggetta, in 1540 door Sansovino
aan de voet van de toren gebouwd, in stukken en brokken onder het puin
lag. De Campanile is herbouwd, precies zoals hij vele eeuwen op wacht had
gestaan tegenover het Doge-paleis — al zullen er inwendig wel moderne
constructietechmeken zijn toegepast — de Logetta is, met al het verfijnde
ambachtelijke vakmanschap waarover Italië beschikt, weer inelkaargezet
en gecompleteerd, het over de hele wereld bekende stadsbeeld is hetzelfde
als vóór de ramp. Toch is de Campanile niet meer het middeleeuwse
origineel, het is een kopie die de schijn wekt van het origineel. Dus tóch een
vervalsing?
In 1947 verscheen bij de uitgever v.h. Van Ditmar, Amsterdam-
Antwerpen, een plaatwerk 'L'Europe Blessée, inventaire photographique
des monuments détruits', van commentaar voorzien door Henry La Farge.
Het merendeel van de 327 foto's dateert van vóór 1940, in enkele gevallen
— onder andere Rotterdam, Neurenberg, Dresden, Beauvais, Caen, Rimim
en Monte Cassino — geeft het boek ook een beeld van de verwoestingen.
Daaruit kan men afleiden wat de teksten 'complètement détruite' en
'partiellement détruite bij andere platen betekenen. De gegevens komen van de
commissie Roberts die in 1943 door president Roosevelt was ingesteld om
schade aan cultureel waardevolle gebouwen zoveel mogeink te voorkomen
en na de oorlogshandelingen te documenteren. Van de 21 objecten die uit
ons land worden vermeld, zijn enkele verdwenen - het stadhuis van
Heusden, het huis 'De Steenrotse' in Middelburg, de koorbanken van
Wouw - de overige zijn met gebruikmaking van de restanten zo goed
mogelijk hersteld. Wie nu voor het stadhuis van Middelburg staat zonder
de foto's van de situatie-1945 te kennen, heeft geen idee van wat er van dat
laat-gotische pronkgebouw nu nog 16de eeuws is, en wat in de 20ste eeuw
werd aangevuld of vervangen, anders gezegd: wat authentiek oud en wat
namaak-oud is, nog onvriendelijker gezegd: wat echt en wat vals is. Dan
zijn we dicht in de buurt bij Bastianini en Dossena. Maar wat was het
alternatief? Slopen en vervangen door een stadhuis, dat nu, bijna 50 jaar
later, waarschijnlijk op de nominatie zou staan om te worden vervangen
door een nóg nieuwer stadhuis? Geen aantrekkelijk perspectief - terwijl
iedereen nu dankbaar zal zijn voor het behouden historische stadhuis.
Dezelfde vraag is na 1945 in honderden, misschien wel duizenden
steden en dorpen in Europa aan de orde geweest en komt straks weer op de
proppen in het voormalige Joegoslavië. Er is in de achter ons liggende
periode van dertig, veertig jaar in heel Europa een enorme inspanning
geleverd om de schade van 1940-'45 aan het cultureel erfgoed te herstellen en
dat herstellen is in vele gevallen geweest het vervangen van het verlorene
door nieuwe onderdelen in de oude vorm, waar mogelijk met de
oorspronkelijke materialen en de oude ambachtelijke technieken.
Daarmee is het verhaal echter nog niet uit. Op een Europa
Nostra-congres in Bamberg, het moet omstreeks 1970 zijn geweest, hield iemand van
de Denkmalpflege een inleiding waarin hij betoogde dat sinds '45, ondanks
alle zorg en voorschriften, meer 'historische Substanz' was verloren gegaan
door slopingen en verbouwingen dan door de bombardementen. Dat proces
is sindsdien verder gegaan en het blijft doorgaan. Bij elk restauratie- en
zelfs bij elk onderhoudswerk verdwijnt 'historische Substanz' en wordt de
scheidslijn tussen oud en nieuw vager. Dat perspectief wordt minder
somber wanneer men meer aandacht besteedt aan de architectuur-historisch
waardevolle vorm en minder gefixeerd zou zijn op de leertijd van de
materie. En ziedaar: dan komen opnieuw Bastianini en Dossena om de hoek
kijken, dat deden ZIJ toch óók met hun beelden in de trant van de oude
meesters? Wanneer, om een vaak voorkomend praktijkvoorbeeld te noemen,
van een rococo-stucplafond nog maar enkele brokstukken gaaf zijn en een
bekwame stucwerker modelleert de hele decoratie opnieuw, even sierlijk en
speels als het origineel, is dat een vervalsing?
![]() |
Reconstructietekening Janroodenpoortstoren |
![]() |
Simulatiefoto (Bureau Monumentenzorg) |
Of, om een stap verder te gaan, stel nu eens dat bij de viering van het
700-jarig bestaan van Amsterdam en het Europese Monumentenjaar in
1975, het plan om de Jan Rodenpoortstoren op de Torensluis te
herbouwen, was uitgevoerd. De fundering en de torenvoet zijn er nog, vorm en
maat zijn precies bekend uit een opmeting van Abraham van der Hart
voordat de toren in 1829 werd afgebroken omdat enkele balken in de door
Hendrick de Keyser ontworpen bovenbouw verrot waren, de
bouwtekeningen liggen klaar, en bovenal, enkele grote bedrijven stelden, als
feestgeschenk aan de jarige stad, een aanzienlijk bedrag in het vooruitzicht.
Het enig nodige was akkoord van het gemeentebestuur en het toen
gebruikelijke monumentensubsidie. Maar... Burgemeester en Wethouders durfden
niet. Stel je voor dat er gezegd zou worden dat Amsterdam aan
geschiedvervalsing doet door een sinds anderhalve eeuw verdwenen gebouw te
reconstrueren in plaats van nieuwe torens op te richten. Dat laatste gebeurt
sindsdien, zie de monstrueuze glazen beschuitbus aan het Frederiksplein,
het Wagon-Lits-kantoor nabij het Centraal Station en de plannen voor
— ondermeer — de Larmagtoren. Zou iemand er een warm gevoel van
krijgen? Dat was zeker wél het geval geweest bij het kijken naar een
herbouwde Jan Roodenpoortstoren!
Dit verhaal is - ter vermijding van misverstand — niet bedoeld als
pleidooi voor vervalsingen van welke aard dan ooit. Het gebod uit het Oude
Testament om geen valse getuigenis te spreken lijkt mij nog altijd van
kracht, zelfs in de politiek. Het is wel bedoeld als waarschuwing tegen een
al te doctrinair-benepen gebruik van het begrip 'geschiedvervalsing' op
gebieden waar dit slechts zelden en dan alleen met veel nuances, van
toepassing kan zijn.
Geurt Brinkgreve
december 1992
verschenen in een oplage van 250 exemplaren
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.