De bedenkingen luiden als volgt.
Aan: Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
Postbus 123
2000 MD Haarlem
Zeer geacht College,
Op 28 december 2001 heeft het Amsterdam Overleg zich in een
zienswijze tot de Gemeenteraad
gewend. De gemeente heeft onze zienswijze ongegrond verklaard. Wij handhaven ons argument dat
het bestemmingsplan niet voldoet aan de eisen die de wet stelt voor een bestemmingsplan in een
beschermd stadsgezicht.
De gemeente spreekt van "een balans tussen de vereiste dynamiek in de binnenstad en de wettelijke
verplichting tot het opstellen van een beschermend bestemmingsplan". Ons inziens is de vrijheid van
de gemeente deze afweging te maken belangrijk ingeperkt door de aanwijzing van de binnenstad tot
beschermd stadsgezicht. Kenmerkend voor de binnenstad is niet de dynamiek, maar het karakter van
één van de best bewaarde historische stadskernen van de wereld. De gemeenteraad heeft daarmee
ingestemd door de minister positief te adviseren over de aanwijzing. Dat besluit impliceert dat de
vigerende bestemmingsplannen een beschermend karakter moeten hebben. Wij zijn van mening dat de
gemeente het besluit van het beschermd stadsgezicht uitholt. Er wordt niet meer gesproken van
"behoud van cultuurhistorische waarden", maar van "inachtneming van cultuurhistorische waarden",
om sloop/nieuwbouw in plaats van behoud/herstel mogelijk te maken.
Niet de kwaliteiten van het Binnengasthuisterrein, maar de eisen van een bouwer, de Universiteit van
Amsterdam, dienen als uitgangspunt. Dit blijkt onder andere uit het wegbestemmen van enkele
monumenten en het opnemen van een ruime bebouwingsvlek. Met andere woorden: het
bestemmingsplan is opgesteld om een bepaald bouwplan mogelijk te maken in plaats van het
toetsingskader te verschaffen voor eventuele bouwplannen. Dit is des te opmerkelijk als in
ogenschouw wordt genomen dat de gemeente het nieuwbouwcomplex van de universiteit in de
Oudemanhuispoort (Slijkstraat) niet in de integrale belangenafweging heeft meegenomen. Uit een UvA-studie uit
1999 bleek dat de gehele faculteitsbibiotheek in dit complex past. De gemeente heeft verzuimd die
studie bij de planvorming te betrekken en heeft de studie niet ter sprake gebracht in de
inspraakprocedures. De gemeente heeft ons inziens dus vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening
onzorgvuldig gehandeld.
Onze conclusie is dat de bestemmingsplanprocedure door de gemeente tot een schijnvertoning is
gemaakt met slechts één doel: het verschaffen van het vereiste juridische kader voor het realiseren van
een bouwplan in een beschermd stadsgezicht, waarvoor monumenten moeten worden gesloopt en een
substantieel grotere bebouwing moet worden opgericht, inclusief een toren van 40 m hoog, middels
een wijzigingsbevoegdheid. Ons inziens doorstaat dit bestemmingsplan niet de toets van artikel 36 van
de Monumentenwet.
Namens de in het Amsterdam-Overleg samenwerkende organisaties (*),
Met de meeste hoogachting,
drs. M. Jonker, voorzitter
Amsterdam, 15 april 2002
(*) Het Amsterdam-Overleg is een overleg van de (Amsterdamse afdelingen van de) volgende organisaties: het Koninklijk Oudheidkundige Genootschap, het Genootschap Amstelodamum, de Bond Heemschut, de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, het Cuypers Genootschap, de NV Stadsherstel Amsterdam en de Stichting Diogenes.
(WS, 15/4/2002)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.