De brief luidt als volgt.
Aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Mr drs C.H.J. van Leeuwen
p/a Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Postbus 25000
2700 LZ Zoetermeer
Kopie aan: Vaste commissie VROM van de Tweede Kamer
t.a.v. de heer M. van der Leeden, plv. Griffier
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Excellentie,
Naar aanleiding van de discussie in de Vaste Kamercommissie van VROM op woensdag 9 april 2003
vragen wij uw aandacht voor het volgende. Ondergetekenden bevestigen dat de toepassing van het
Utrechtse systeem (= gewone puntentelling met een opslag van 30%) in Amsterdam schadelijke
gevolgen heeft voor de exploitatie van de huurwoningen in monumenten: voor gerestaureerde, kostbare
monumentwoningen kan het om een halvering van de maximaal toelaatbare huur gaan. Uit
onderzoeken door de restaurerende instellingen Stadsherstel Amsterdam NV, de Vereniging Hendrick
de Keyser en de Stichting Diogenes blijkt dat de huuropbrengsten over de gehele linie met enkele
tientallen procenten zullen dalen. In het Jaarverslag 2001 stelt Stadsherstel dat “als deze
ontwikkelingen doorgaan, (er) grote gevolgen voor het functioneren van de maatschappij zijn.” De
continuïteit van de belangrijkste restaurerende instelling van Amsterdam, met 941 woningen in 450
panden, komt dan in gevaar.
Dit onderwerp raakt behalve de restaurerende instellingen ook de duizenden particulieren die
monumentenwoningen verhuren en een grote bijdrage leveren aan de instandhouding van de
monumenten. Verschillende leden van onze vereniging hebben onafhankelijk van elkaar gemeld dat het
Utrechtse systeem voor hen rampzalig uitpakt. De schadelijke gevolgen voor de restaurerende
instellingen en particulieren van de keuze voor het Utrechtse systeem worden echter – vooralsnog –
beperkt door de Amsterdamse kantonrechters. Ons inziens is er een bizarre situatie ontstaan: de
huurcommissies blijven uitspraken doen op basis van het Utrechtse systeem die vervolgens door de
verhuurders met een verwijzing naar hun feitelijke investerings- en exploitatiekosten met
succes worden aangevochten bij de kantonrechter.
Een voorbeeld: een huurster van het Claes Claesz Hofje vroeg – met een beroep op de Utrechtse methode – verlaging van de huur met meer dan 30%, namelijk van € 306,75 naar € 204,51 en werd gesteund door de huurcommissie. De kantonrechter beschikte op 28 januari 2003 dat “uitgangspunt is en blijft de zogenaamde Amsterdamse methode, echter met dien verstande dat voor de zogenaamde Amsterdamse regeling de Utrechtse in de plaats komt wanneer voor deze laatste regeling de huurprijs hoger zou uitkomen dan wanneer de Amsterdamse regeling zou zijn toegepast. Niet weersproken is dat bij toepassing van de Amsterdamse regeling de ten hoogste redelijke huurprijs per 1 juli 2001 op € 311,84 uit zou komen.”
Vanuit het belang van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse binnenstad, het behoud van de
historische binnenstad van Amsterdam, is er alle aanleiding de alarmklok te luiden. Het gevolg van het
Utrechtse systeem voor Amsterdam zou wel eens het faillissement van de particuliere restaurerende
instellingen kunnen betekenen, omdat het niet langer meer mogelijk is een rendabele huur te bepalen
voor woningen in gerestaureerde monumenten.
Zonder de restaurerende instellingen en particuliere monumenteneigenaren blijft de monumentale
binnenstad van Amsterdam niet in stand. Als de huren op basis van voor monumenten irrelevante zaken
als de lengte van een aanrecht etc. worden bepaald in plaats van de feitelijke investeringskosten, zullen
de monumenten niet meer onderhouden kunnen worden en gaan zij op termijn verloren. Het
instandhouden van het cultureel erfgoed vergt inzet en kost geld. Onze conclusie is dat Amsterdam niet
gebaat is bij de uniformering van de regionale systemen van prijsbeheersing naar het Utrechtse
systeem. Het is onbegrijpelijk dat binnenskamers ingrijpende wijzigingen met desastreuze gevolgen
worden voorbereid, zonder overleg met de direct betrokkenen en indirect belanghebbenden als
belangenorganisaties en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
Hoogachtend,
Walther Schoonenberg
Voorzitter van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad
Simon Blijleven
Directeur van de Stichting Diogenes
Amsterdam, 8 april 2003
De Stichting Diogenes is een restaurerende instelling in Amsterdam en beschikt over 60 panden, waarvan er
momenteel 45 gerestaureerd zijn. Het bureau van de stichting beheert ook de bezittingen van enkele andere
stichtingen, zoals de Stichting Claes Claesz Hofje (13 panden), de Stichting De Pinto (13 woningen) en de
Stichting Jan Pietersz. Huis (6 panden).
De Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB) is ontstaan uit de Verening Vrienden van
Diogenes en heeft tot doel “het bevorderen van een goed woon- en werkklimaat in de gemeente Amsterdam, in het
bijzonder in de binnenstad, het ondernemen of stimuleren van activiteiten gericht op behoud en herstel van de
historische bebouwing van het stedenbouwkundige karakter”. De VVAB heeft 2.400 leden.
Meer lezen:
[Huurwoningen in monumenten worden bedreigd]
(WS, 8/4/2003)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.