Twee restaurerende instellingen, Stadsherstel Amsterdam NV en de Stichting Diogenes, en de Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad hebben de landelijke overheid hierover brieven geschreven [Meer lezen]. Woensdag 9 april besprak de Vaste Kamercommissie VROM de brief van de minister. De minister stemde in met het nieuwe beleid van de huurcommissies. De monumentenorganisaties spreken de vrees uit dat de landelijke uniformering naar de zogenaamde 'Utrechtse methode' grote gevolgen heeft voor de continuïteit van de restaurerende instellingen en voor het voortbestaan van huurwoningen in monumenten. Als de Huurcommissies hun zin krijgen, zullen de woningen verdwijnen in de koopsector.
Tot eind 2001 werd in Amsterdam de zogenaamde 'Amsterdamse methode' gebruikt voor het bepalen
van de maximaal redelijke huurprijs van woningen in monumenten. Deze methode gaat uit van de
feitelijke investeringen die de eigenaar heeft gedaan om het pand te verwerven en te restaureren. Het
Amsterdamse systeem is zowel voor de huurder als de verhuurder rechtvaardig omdat het gebaseerd is op
de werkelijk gemaakte kosten na aftrek van overheidssubsidies met als uitgangspunt een redelijk rendement
op het geïnvesteerde vermogen. Eind 2001 bleek plotseling dat de Huurcommissie Amsterdam onaangekondigd
en zonder overgangsregeling was overgegaan op het hanteren van de zogenaamde 'Utrechtse methode'. In deze
methode wordt de maximaal redelijke huur bepaald door hetzelfde puntenstelsel waarmee de huur van sociale
huurwoningen wordt berekend, plus een monumentenopslag van 30 procent. Dit systeem is onredelijk omdat
restaureren momenteel 70 tot 80 procent meer kost dan de bouw van een nieuwbouwwoning in een historische
omgeving en omdat het puntensysteem alleen aandacht heeft voor zaken als de lengte van het aanrecht, etc,
zaken die irrelevant zijn als het om de kosten van monumentenrestauratie gaat.
Dankzij het 'Amsterdamse systeem' kon in de Amsterdamse binnenstad in de afgelopen jaren ondanks diverse
negatieve ontwikkelingen (hoge aankoopprijzen, lage subsidies) nog panden in de huursector worden
gerestaureerd. Een voorbeeld is een hofje aan de Prinsengracht (het Nieuwe Suikerhofje uit 1755) waar
met grote moeite een particulier kon worden gevonden die de monumentale woninkjes kon en wilde restaureren.
De woninkjes zijn klein: onder het Utrechtse systeem hadden de huren gehalveerd moeten worden zodat het
restauratieplan niet levensvatbaar was. Dankzij het Amsterdamse systeem vond restauratie plaats en zijn
waardevolle en gewilde monumentenwoningen toegevoegd aan de huursector.
De restaurerende instellingen bevestigen dat de toepassing van het Utrechtse systeem in Amsterdam
zeer schadelijke gevolgen heeft voor de exploitatie van de huurwoningen in monumenten.
Uit enkele onderzoeken blijkt dat de huuropbrengsten over de gehele linie met enkele
tientallen procenten zullen dalen, waardoor de continuïteit van de restaurerende instellingen in gevaar komt.
Dit raakt behalve de restaurerende instellingen ook de duizenden particulieren die
monumentenwoningen verhuren en een grote bijdrage leveren aan de instandhouding van de
monumenten. De schadelijke gevolgen voor de restaurerende
instellingen en particulieren van de keuze voor het Utrechtse systeem worden echter - vooralsnog -
beperkt door de Amsterdamse kantonrechters.
Een voorbeeld: een huurster van het Claes Claesz Hofje vroeg - met een beroep op de Utrechtse
methode - verlaging van de huur met meer dan 30%, namelijk van € 306,75 naar € 204,51 en werd
gesteund door de huurcommissie. De kantonrechter beschikte op 28 januari 2003 dat "uitgangspunt is
en blijft de zogenaamde Amsterdamse methode, echter met dien verstande dat voor de zogenaamde
Amsterdamse regeling de Utrechtse in de plaats komt wanneer voor deze laatste regeling de huurprijs
hoger zou uitkomen dan wanneer de Amsterdamse regeling zou zijn toegepast. Niet weersproken is dat
bij toepassing van de Amsterdamse regeling de ten hoogste redelijke huurprijs per 1 juli 2001 op € 311,84 uit zou komen."
Ons inziens is er een bizarre situatie ontstaan: de huurcommissies blijven uitspraken doen op basis van het Utrechtse systeem die vervolgens door de verhuurders met een verwijzing naar hun feitelijke investerings- en exploitatiekosten met succes worden aangevochten bij de kantonrechter.
[Brief van Diogenes en de VVAB] (8 april 2003)
(WS, 8/4/2003)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.