In het vergunde plan wordt immers flink ingegrepen in de monumentale waarden. Niet alleen historische balklagen worden doorgezaagd maar ook belangrijke onderdelen van het complex worden geheel of gedeeltelijk vernietigd. (2) Onderstaande analyse geeft een ontluisterend beeld wat er gebeurt wanneer de aanvrager en de verlener dezelfde partij is, namelijk de gemeente Amsterdam zelf.
Let op dat de CRK in Amsterdam zowel monumenten- als welstandscommissie is. Om die reden worden er steeds twee adviezen gegeven, het welstands- en het monumentenadvies. Als monumentencommissie valt op dat MenA geen deel uitmaakt van de commissie, maar als ambtelijke organisatie preadvies uitbrengt dat aan de besluitvorming van CRK ten grondslag ligt. Behalve door MenA en RCE zijn preadviezen uitgebracht door de afdeling Ruimte en Duurzaamheid (R&D) van de gemeente Amsterdam.
Uit de door de VVAB ingestelde WOO-procedure is informatie verkregen over de planvoorbereiding van de gemeente. Hieruit is gebleken dat een commissie, bestaande uit de directeuren van verschillende gemeentelijke diensten, waaronder die van MenA en R&D (!), uit schetsontwerpen van vijf architectenbureaus al in 2018 het winnende ontwerp van Neutelings Riedijk Architects (NRA) heeft gekozen. Dit ging dus grotendeels vóóraf aan de hieronder beschreven advisering. De andere planontwerpen zijn dus niet bij de advisering betrokken. Eigenlijk ging het hierbij al mis. De diensten hadden te maken met een instemming op voorhand van hun eigen directeuren. Hoe konden ze daarna nog onafhankelijk adviseren? Een slimme zet van Judikje Kiers, directeur van het Amsterdam Museum.
Dit document werd ook wel de 'waardestelling' van MenA genoemd, maar voldoet dit document aan de eisen van een waardestelling? Een waardestelling moet voldaan aan de Richtlijnen voor Bouwhistorisch onderzoek van de RCE (4). Zowel het rapport-Meijers (in opdracht van Amsterdam Museum opgesteld) als het rapport Wevers-Van Luipen (opgesteld in opdracht van de VVAB) voldoen daaraan, al heeft het eerste rapport ernstige tekortkomingen in de beoordeling van de monumentale waarden (5). Cruciaal is daarbij dat de waardestelling 'onafhankelijk' is, d.w.z. dat de waardestelling niet is gebaseerd op "bouwtechnische toestand, gebruikersbelangen, ontwerpoverwegingen en financiële situaties. Deze afweging van belangen dient door anderen gedaan te worden" (6). Het document is echter niet genoemd 'waardestellling', maar 'verkenning van de ontwikkelmogelijkheden', waarbij getracht wordt de waarden te benoemen, uitgaande van de wens tot transformatie van de aanvrager. Dat is dus niet gescheiden van elkaar. Daarmee voldoet het document niet aan de door de RCE geformuleerde eisen voor een waardestelling.
Het document is bovendien zeer onvolledig, omdat diverse onderdelen van het gebouw niet zijn bezocht, zoals de kappen, en ook niet alle belangrijke onderdelen zijn bekeken en gewaardeerd, zoals de balklagen. Toch is op basis van dit document al een keuze gemaakt in welke richting de planvorming zou gaan.
Het document begint met de opmerking dat de 'verkenning' is opgesteld om "inzicht te verkrijgen in de mogelijkheden die het complex biedt", waarvoor het nodig is de aanwezige waarden te kennen "en de daaruit voortvloeiende ontwikkelperspectieven te kennen". Daarbij wordt de periode 1962-1975 meegenomen als een belangrijke bouwfase (i.t.t. het rapport-Meijers). Daarin is ook sprake van een "herstel van historische kappen, balklagen en gevels". De waardering luidt: "De hoofdopzet ('plattegrond') van het museumcomplex met open binnenplaatsen en de museumstraat, alsmede het exterieur van de gebouwen (inclusief kapvormen en poortjes) is van hoge monumentale waarde." Daarmee is aangeven dat de ontwikkelmogelijkheden moeten uitgaan van het behoud van zowel de structuur als de museumstraat, omdat de museumstraat van cruciaal belang is voor deze structuur. Vervolgens volgt een waardering per gebouwdeel.
Over gebouw A wordt als waardering gegeven: "De voorgevel is van hoge waarde, de kap en balklagen worden positief beoordeeld. De achtergevel heeft een waarde vanuit de historische structuur. De huidige indeling en interieurafwerking zijn indifferent. (NB De zolder was niet toegankelijk)". Ondanks het feit dat de zolder niet bezocht is, wordt geconstateerd dat zowel de balklagen als de kap werden vernieuwd en dus niet van monumentale waarde zijn, maar slechts als positief worden beoordeeld. Dit is gebleken onjuist te zijn: de houtconstructies zijn hersteld en teruggeplaatst.
Over gebouw E wordt als waardering gegeven: "De binnenplaatsgevel, kap, balklagen en de historische kozijnen zijn van hoge monumentale waarde. Het nieuwe trappenhuis aan de noordzijde wordt positief gewaardeerd. De achtergevel heeft een waarde vanuit de historische structuur. De verdere interieurafwerking is indifferent. (NB De kap was niet toegankelijk, aan de zuidzijde is een deel zichtbaar vanaf de verdieping)". De kap en balklagen zijn volgens MenA authentiek en zijn dus van hoge waarde.
Na alle gebouwonderdelen te hebben besproken volgt een uiteenzetting over de ontwikkelmogelijkheden. Er wordt gesteld dat de hoofdstructuur van de binnenplaatsen behouden moet blijven. Ook moet rekening gehouden worden met het feit dat de balklagen van gebouw E, afgezien van de begane grond, "nog oorspronkelijk" zijn. Gebouw A is echter opnieuw opgetrokken, evenals de museumstraat-muur van gebouw E. "Interventies in de scheidingswand met de museumstraat zijn mogelijk met inachtneming van deze structuur." In tegenstelling tot het beweerde over de oorspronkelijkheid van de balklagen van gebouw E staat er dan in de conclusie: "Interventies in de scheidingswand met de museumstraat zijn mogelijk met inachtneming van deze structuur. De interne plattegrondstructuur is volledig aanpasbaar. Aangezien de nodige ingrepen hebben plaatsgevonden in het historische casco zijn bescheiden ingrepen in de balklagen, ingegeven vanuit de routing, mogelijk." Hier is sprake van inconsistentie. Op basis daarvan volgt dan een advies over de ontwikkelrichting, namelijk dat "er duidelijke kansen (liggen) om de museumstaat in het museum te integreren en zo een verbinding op de begane grond te vormen tussen de bouwdelen A en E. Een kanttekening hierbij is dat de museumstraat, als publieke straat, aansluit bij een van de belangrijke ontwerpaspecten van Van Kasteel en Schipper, de openheid naar de stad. Dit belangrijke thema is een van de elementen die van de verbouwing tot museum in de jaren zestig overeind is gebleven. Mogelijk is de openbaarheid van de museumstraat te combineren met de museumroute door het onderbrengen van meer publieke functies (garderobe, museumwinkel, kaartverkoop, restaurant, etc.) op de begane grond van bouwdeel A."
In het bijgaande kleurenkaartje krijgen de gebouwdelen een waardering: rood=zeer beperkte mogelijkheden, geel=beperkte mogelijkheden, groen=ruimere mogelijkheden. Dit is niet alleen de gebruikelijke kleurenwaardering van de Richtlijnen die niet betrekking heeft op ontwikkelmogelijkheden maar op aanwezige waarden, resp. blauw(hoogmonumentaal 'van cruciaal belang')-groen(positief 'van belang')-geel(indifferent 'van relatief weinig belang). Belangrijker is dat de Richtlijnen een waardering voorschrijven per gebouwonderdeel, zoals gevels, balklagen, kappen etc. In deze 'verkenning' is een waardering gemaakt voor gebouwdelen zodat niet duidelijk is aangegeven welke onderdelen in deze gebouwdelen monumentaal zijn en welke niet. Het document is dus geen volledige waardestelling maar, zoals de naam ook zegt, een verkenning van de ontwikkelmogelijkheden. Dat zou geen probleem moeten zijn als er nog een echte waardestelling zou zijn gemaakt, maar dat is niet door MenA gedaan maar door bureau-Meijers met alle gebreken van dien en pas in december 2019 (!).
Klaarblijkelijk is er daarna geen behandeling van CRK geweest, maar is er wel ontworpen door NRA, want in 2018 volgt een verkenning van een 'schetsontwerp' door MenA. Er zijn echter een aantal 'aandachtspunten' van MenA aan de gemeente medegedeeld (8), op basis waarvan het schetsontwerp van NRA (dat kennelijk al aanwezig was) is aangepast. "De monumentale waarden zijn", lezen we, "vastgelegd in de door MenA vervaardigde Verkenning van de Ontwikkelmogelijkheden". In het beoordeelde schetsontwerp is al sprake van het doorbreken van de structuur van de gebouwdelen A en E en de opheffing van museumstraat om drie boven elkaar gelegen grote museumzalen te realiseren. Maar: "Gezien de aanwezige monumentale waarde zijn het voormalige Jongenshuis (gebouw A), de Museumstraat en het voormalige Kinderhuis (gebouw E) het meest geschikt voor de inpassing van grotere museumzalen." Dat heeft een grote impact, want daardoor "resteert er weinig van de oorspronkelijke structuur". Om die reden bepleit MenA de bovenste museumzaal achterwege te laten om "de twee kappen (van gebouwen A en E) te handhaven, die zijn samengesteld uit oorspronkelijke elementen en een monumentale waarde vertegenwoordigen. Daarmee blijft de historische structuur beter afleesbaar".
Het advies van R&D werd uitgebracht na een presentatie van de plannen op 29 januari 2019 in verband met een toetsing aan het vigerende bestemmingsplan. Daaraan voldoen de plannen niet en dus is het advies negatief, want: "Het toevoegen van een nieuwe zaal in de kappen van de gebouwen zoals voorgesteld in de varianten, is dusdanig ingrijpend dat ernstig afbreuk wordt gedaan aan de eenduidigheid van het complex, omdat hierdoor een van de gebouwen zich wat betreft bouwhoogte en kapvorm nadrukkelijk gaat onderscheiden van de andere gebouwen uit het complex. Dit gaat ten koste van de leesbaarheid van de positie van het gebouwencomplex in deze middeleeuwse stedenbouwkundige structuur."
In deze verkenning worden enkele varianten uitgetekend door NRA besproken (voorlopig ontwerp d.d. 19 januari 2019). Dat de belangrijkste ingreep in gebouwdelen A en E plaatsvindt is kennelijk al een uitgemaakte zaak: "De betreffende vleugels zijn weliswaar het meest geschikt voor de inpassing van de grotere museumzalen met [maar] de wijze waarop dit zou gebeuren heeft een grote impact op de structuur van de gebouwen" die "in de ogen van MenA te ingrijpend is". Voor de inpassing liggen nu vier varianten voor:
- Basisvariant (O): twee zalen boven elkaar met daarop nog een dakterras
- Schetsontwerp (A): op de twee zalen nog een glazen opbouw met daarop een dakterras;
- Alternatieve derde zaal (A-): basisvariant plus een derde zaal bovenop de vleugel aan de NZ Voorburgwal;
- Alternatieve dakvorm (A+): veranderde dakvorm voor verschillende vleugels om een derde zaal mogelijk te maken.
Verder zijn er nog varianten aangeleverd voor de volumestudie voor de nieuwbouw op de hoek van de NZ Voorburgwal en de Sint Luciënsteeg, maar MenA reageert alleen op de hierboven genoemde varianten. MenA ziet in die vier varianten alleen de basisvariant als een 'potentiële oplossingsrichting' omdat de minst ingrijpende variant is waarin "er geen elementen in het zicht komen". De andere varianten tasten bovendien de dakenstructuur teveel aan. Echter: "Daarnaast handhaaft MenA het eerdere pleidooi om de structuur van de Begijnensloot over de gehele lengte beter afleesbaar of beleefbaar te houden". Over de balklagen en de kappen van gebouwdelen A en E wordt niet meer gesproken.
In het kader van de eerste behandeling in een subcommissie van CRK, de Subcommissie Integrale Ruimtelijke Kwaliteit (CIRK), wordt door MenA een preadvies opgesteld. Daaraan wordt als bijlage de Verkenning van de Ontwikkelmogelijkheden uit 2016 gevoegd, dat daarmee dus ook aan SIRK is overhandigd.
Als vraagstelling wordt geformuleerd: "Is de voorgestelde transformatie, met het daarin opgenomen programma en de voorgestelde aanpassingen van de gebouwen, aanvaardbaar, gezien de plek in het middeleeuwse stadshart en de hieraan verbonden cultuurhistorische waarden van de stedenbouwkundige structuur en de monumentale waarden van het gebouwencomplex?" De conclusie luidt: "MenA adviseert positief op de hoofdlijnen van het plan met uitzondering van het dakterras in combinatie met de dakopbouw. Het dakterras boven op voormalige Jongens- en Kinderhuis is een verstoring van het silhouet en aantasting van het dakenlandschap." MenA onderbouwt dat door aan te geven dat "de inpassing van het museum in de jaren '60-'70 al forse ingrepen hebben plaats gevonden en de historische gelaagdheid intern grotendeels of geheel is verdwenen" in gebouwdelen A en E. Het advies schiet ernstig tekort, m.n. doordat de monumentale waarden aanwezig in gebouwdelen A en vooral E, zoals de balklagen helemaal niet worden benoemd.
Opmerkelijk is dat over de Museumstraat wordt gezegd dat deze "weliswaar de oude structuur van de voormalige Begijnensloot (volgt), (maar) deze structuur is in de jaren '60-'70 nieuw aangebracht en heeft derhalve geen intrinsieke waarde", in schril contrast met wat daarover wordt beweerd in de Verkenning van de Ontwikkelmogelijheden in de bijlage.
In het kader van de eerste behandeling in een subcommissie van CRK, de Subcommissie Integrale Ruimtelijke Kwaliteit (CIRK), wordt ook door R&D een preadvies opgesteld inzake het toevoegen van de museumzalen ter plaatse van de Begijnensloot (gebouwdelen A en E), de galerij (gebouwdeel R) en de NZ Voorburgwal (gebouwdelen M en L). Er wordt allereerst geconstateerd dat een ingreep alleen mogelijk is wanneer het plan "geen onevenredige schade toebrengt aan de waarde van de stedenbouwkundige of bouwhistorische structuur". In overeenstemming met het eerdere advies d.d. 12 februari 2019 (zie boven) wordt de museumstraat beschreven als de drager van de middeleeuwse stedenbouwkundige structuur van de binnenstad. Het gevraagde programma staat om die reden "op gespannen voet met de aanwezige cultuurhistorische waarden van het gebouwencomplex".
De grootste ingreep vindt precies daar plaats, derhalve is het advies van R&D negatief: "Het toevoegen van een nieuwe zaal net onder en in de kappen van de gebouwen zoals voorgesteld is dusdanig ingrijpend, dat ernstig afbreuk wordt gedaan aan een van de oudste, nog aanwezige stedenbouwkundige structuren in de binnenstad". Want: "Met name in de bestaande en nieuwe doorsnede over dit deel van het gebouwencomplex is goed zichtbaar (zie afbeelding) dat van deze structuur weinig meer overblijft. Daar waar in de huidige situatie de structuur van gebouwen, aan weerszijden van een lineaire ruimte nog goed herkenbaar is, is deze in de voorgestelde nieuwe situatie geheel niet meer afleesbaar. Ook de karakteristieke structuur van de kappen, evenwijdig aan de overdekte straat, wordt ernstig aangetast. Met deze ingreep worden twee, altijd van elkaar gescheiden gebouwen (eerst klooster en oudemannenhuis, later jongens- en meisjesvleugel van het weeshuis) volledig samengevoegd. Deze samenvoeging gaat tevens ten koste van de eenduidigheid van het gebouwencomplex, omdat dit deel van het complex zich in kapvorm nadrukkelijk gaat onderscheiden van de andere gebouwen uit het complex. Dit doet afbreuk aan de leesbaarheid van de positie van het gebouwencomplex in deze middeleeuwse stedenbouwkundige structuur."
Ter onderbouwing volgt een bijlage waarin de Schuttersgalerij als voor Europa "tamelijk uniek" wordt genoemd. Een "geniale vondst" die de oude structuur maar ook de scheiding tussen de twee complexen (Jongens- en Meisjeshuis) weer inzichtelijk" maakte. Het voorgestelde ontwerp betekent dat onvoldoende rekening wordt gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden omdat:
- het de middeleeuwse structuur van de binnenstad ontkent en slechter leesbaar maakt;
- het de structuur van het complex ontkent en slechter leesbaar maakt;
- twee gebouwen vrijwel volledig worden samengevoegd;
- het een behoorlijk stevige aantasting van het daklandschap betreft;
- het een ruimtelijk monumentaal aspect van het complex ontkent, door de sloop van de galerij van Van Kasteel (niet minder interessant dan de Sandbergvleugel van het Stedelijk Museum); niet alleen van architectonisch belang, maar ook of juist vanwege de sociale, maatschappelijke, museale aspecten, hoe er vijftig jaar geleden gekeken werd naar publiek en museum.
Kortom, het R&D-advies is niet louter negatief, maar zelfs vernietigend te noemen.
Het eerste CRK-advies is het advies van de subcommissie CIRK van 15 juli 2020. Het document geeft in de bijlage bij het advies zelf aan welke stukken ter grondslag hebben gelegen aan het advies, namelijk:
Het toetsingskader vormde het vigerende bestemmingsplan Postcodegebied 1012.
De vraagstelling luidt: "Is de voorgestelde transformatie (…) aanvaardbaar, gezien de plek in het middeleeuwse stadshart en de hieraan verbonden cultuurhistorische waarden van de stedenbouwkundige structuur en de monumentale waarden van het gebouwenconplex, én gezien de waarde van het stadsmuseum voor Amsterdam?"
De commissie "onderschrijft het hoofduitgangspunt van het plan om het museum op de huidige plaats te handhaven". Er wordt vervolgens opgemerkt dat de twee openbaar toegankelijke binnenplaatsen de kernkwaliteit van het complex vormt.
Dan volgt er een opmerkelijke uiteenzetting over de noodzaak van de onontkoombaarheid van de ingreep: "De transformatie van het Amsterdam Museum moet in alle opzichten onberispelijk verlopen. De verbouwing vraagt om die reden een even valide als solide architectonische onderbouwing. Componenten die lijken op aanpassingen en verbouwingen die de gemeente andere initiatiefnemers in de historische binnenstad ontzegt (op basis van vigerende welstandseisen en bestemmingsplannen), zijn alleen verdedigbaar als hun onontkoombaarheid is aangetoond". Met andere woorden: De afwijking van het bestemmingsplan is alleen verdedigbaar wanneer er geen redelijke alternatieven bestaan. Die alternatieven worden echter niet onderzocht en het advies beperkt zich dan ook tot een beoordeling van de beoogde ingreep.
De benodigde stukken om advies uit te brengen ontbreken echter: "De commissie constateert echter ook dat het historische inzicht onvoldoende 'operationeel' is gemaakt voor het ontwerpproces. We missen de architectonische interpretatie en weging van de kennis over de geschiedenis in een waardestelling en de vertaling daarvan naar een wervend concept dat tegelijk behulpzaam én disciplinerend genoeg is". Er mist dus een goede waardestelling en aangezien aan het preadvies van MenA de Verkenning van Ontwikkelmogelijkheden als bijlage is meegezonden wordt dit document kennelijk niet als bedoelde en benodigde waardestelling gezien.
SIRK betreurt het dan de ingreep van Van Kasteel en Schipper wordt "geheel verloren gaat maar kan de redenering wel volgen" want er "gaat in materiële zin weinig historische waarde verloren". Hier heeft SIRK dus niet begrepen - door de gebrekkige c.q. afwezige waardestelling - dat er wel degelijk materiële substantie van historische waarde verloren gaat. Men zegt het zelf: "We missen in dit verband een klassieke bouwhistorische opname waarin precies wordt aangegeven welke onderdelen historische waarde vertegenwoordigen en welke niet. De waardering op hoofdlijnen en de plattegrond met kleuren rood, geel en groen van Monumenten en Archeologie voldoet op dit punt nog niet."
Tenslotte dringt SIRK aan op een meer restauratieve benadering: "Op voorhand merkt de commissie op dat de centrale ingreep zoals die nu wordt gepresenteerd niet getuigt van veel affiniteit met de bestaande bebouwing. De commissie maakt zich zorgen over het grote contrast tussen de maat, schaal en sfeer van de bestaande gebouwen en de nu toegevoegde zalen en wijst op het risico van een eindresultaat waarin de nieuwbouw dominant wordt over de monumentale kwaliteit van het ensemble. Dit hangt samen met het feit dat in de presentatie aan de commissie op geen enkele manier is gerefereerd aan de restauratieopgave die de verbouwing tussen nu en 2025 ook zal omvatten. We adviseren dringend om het projectteam te versterken met een ervaren restauratiearchitect en deze een volwaardige positie te geven in de verdere uitwerking van de plannen."
Wat moet er dan gebeuren volgens SIRK? "We missen de architectonische interpretatie en weging van de kennis over de geschiedenis in een waardestelling en de vertaling daarvan naar een wervend concept dat tegelijk behulpzaam én disciplinerend genoeg is". De commissie geeft bijvoorbeeld aan dat de voorgestelde daktuin zich niet verdraagt met de wijze waarop men in Amsterdam met monumenten omgaat. Alleen "een reversibele toevoeging tussen de kappen" is denkbaar. Kortom, de hele benadering deugt niet.
In dit preadvies aan CRK gaat MenA opnieuw in op het beoogde plan, na de bespreking in SIRK. Men constateert dat alleen de daktuin is vervallen, maar het plan verder ongewijzigd is gebleven: gebouwdelen A en E worden nog steeds samengevoegd, nu voor twee grote museumzalen. De vraagstelling voor dit advies luidt: "Is de voorgestelde transformatie, met het daarin opgenomen programma en de voorgestelde aanpassingen van de gebouwen, aanvaardbaar, gezien de plek in het middeleeuwse stadshart en de hieraan verbonden cultuurhistorische waarden van de stedenbouwkundige structuur en de monumentale waarden van het gebouwencomplex?" Het antwoord: "MenA adviseert positief op de hoofdlijnen van het plan, m.u.v. de opbouw aan de zuidzijde bij de gedempte begijnensloot die het silhouet van zowel de Jongensplaats als de meisjesplaats verstoort." Men heeft dus het hoofd in de schoot gelegd. Immers, "De interventies om nieuwe zalen aan te brengen vinden juist plaats op de plekken waar bij de inpassing van het museum in de jaren '60-'70 al forse ingrepen hebben plaats gevonden en de historische gelaagdheid intern grotendeels of geheel is verdwenen". Helaas betekent dat wel dat de ingreep van de jaren '60-'70 voor een groot gedeelte verdwijnt, maar de monumentale waarde daarvan wordt minder hoog gewaardeerd dan de oudere onderdelen elders in het complex. Bovendien heeft de museumstraat die in de jaren '60-'70 nieuw is aangebracht "geen intrinsieke waarde", een opmerking die overigens in strijd is met eerdere uitspraken (het stuk lijkt wel door iemand anders geschreven). Kortom, het advies is positief, onder voorwaarde van een liftopbouw aan de zuidzijde van de museumstraat.
Het stuk is zowel gedateerd op 2 september 2020 ('op locatie') als 11 september 2020 (bij de ondertekening). Het advies begint met de constatering dat eerder was vastgesteld dat "de cultuurhistorische onderbouwing en bouwhistorische informatie nog te kort schoot om de ingrepen in de structuur te legitimeren". De basishouding van CIRK is nog steeds "onverminderd positief over de hoofduitgangspunten", maar is de voorgesteld ingreep nu wel aanvaardbaar? CIRK neemt kennis van een presentatie van de architect waarin conclusies zijn getrokken uit een "historische analyse van het complex". Maar is dat wel vergelijkbaar met "een bouwhistorische analyse op verschillende schaalniveaus"? Het complex blijkt "een porseleinkast" te zijn, waarin "aanpassingen met grote precisie moeten worden voorbereid en uitgevoerd". Dat is echter nog niet het geval. Het 'Definitief Ontwerp' mag zo nog helemaal niet genoemd worden! Er is nog teveel helemaal niet uitgewerkt.
Het ongedaan maken van de ingreep van de jaren '60 "gaat ten koste van de daar aanwezige historische stedenbouwkundige structuur" en is daarmee "niet zonder meer verenigbaar met regels uit het vigerende bestemmingsplan". Toch steunt CIRK deze keuze omdat op deze locatie "bouwhistorisch gezien het minste authentiek materiaal verloren gaat". Helaas is het ontwerp nog onvoldoende om een vergunning te kunnen verlenen. "De manier waarop het nieuwe volume letterlijk in de oudbouw wordt uitgesneden stemt nog tot zorg", waardoor er geen "balans (is) tussen historische essenties en programmatisch verlangen".
Ook over de nieuwbouw op de hoek NZ Voorburgwal / Sint Luciënsteeg is CIRK kritisch: "Er lijkt op voorhand geen aanleiding om bouwhistorisch 'hoog' gewaardeerde gevels en delen van structuren op deze plek in het complex af te breken en door nieuwbouw te vervangen". Ook hier ontbeert een meer restauratieve en sensitieve benadering.
Dit advies heeft betrekking op de tekeningen d.d. 27 oktober 2020 en heeft betrekking op de nieuwbouw op de hoek NZ Voorburgwal / Sint Luciënsteeg (bouwdelen M en L) en bij de Jongensgalerij (bouwdeel R). Het advies komt na de behandeling in CIRK en het advies van CIRK vormt de basis voor dit advies.
Wat betreft M-L: "Door de nieuwe volumes vindt een verandering in de typologie van het complex plaats. In de huidige situatie bevindt zich het hoofdvolume aan de binnenkant van het complex en de bijgebouwen aan de buitenkant. Door het toevoegen van de zalen en vergroten van de bouwvolumes aan de rand, wordt deze hiërarchie omgedraaid. De bouwvolumes aan de buitenkant worden ook hoofdvolumes en verstoren de balans met het hoofdvolume aan de binnenkant van het complex. Doel van het bestemmingsplan is het beschermen van de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing. Een dergelijk grote ingreep moet dan voorzichtig en passend vormgegeven worden, zo dat de bestaande stedenbouwkundige structuur niet onevenredig aangetast wordt."
Wat betreft R: "Door de toevoeging van de nieuwe volumes wordt het daklandschap in onevenredige mate aangetast en afbreuk gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Ook hebben de volumes een negatief effect op het woon- en leefklimaat van omwonende. Volumetoevoeging is denkbaar, maar het voorgestelde ontwerp is te fors een heeft te veel negatieve gevolgen voor de omgeving."
Opnieuw is dus sprake van een negatief advies ('niet akkoord').
Ondanks het feit dat uit de adviezen blijkt dat het ontwerp nog niet zodanig is verbeterd dat het voldoende kwaliteit heeft en sensitief genoeg is naar de oudbouw om de forse ingreep te kunnen legitimeren, volgt op 18 december 2020 een aanvraag, waardoor de behandeling in de subcommissie 1B van CRK moet plaatsvinden. Het zal daardoor nog twee jaar duren voordat een ontwerpbesluit wordt gepubliceerd. In deze extreem lange welstandsbehandeling moet flink worden bijgestuurd om het project met de hakken over de sloot te kunnen vergunnen.
Op basis van een bespreking en aangeleverde stukken, waaronder 'een bouwhistorische verkenning' (een waardestelling, zo ja welke?) adviseert de RCE "op hoofdlijnen positief", vooral omdat "een solide basis (is) gelegd (…) in een lange periode van vooroverleg en voorbereiding waarbij de RCE niet direct betrokken was". "De aanpak doet recht aan de bijzondere geschiedenis en hoge architectuurhistorische waarde van het rijksmonument". Toch zijn er nog enkele "aandachtspunten" te maken.
De RCE hecht er "belang aan dat het museum op de huidige locatie kan blijven functioneren", maar voldoet de inpassing van de zalen? Door te kiezen voor ongedaan maken van de interventie uit 1965-'75 kunnen onderdelen "met de hoogste cultuurhistorische waarde worden ontzien". Bovendien heeft de museumstraat "in zichzelf geen historische waarde". Opmerkelijke uitspraak volgt: "Ik ben ervan overtuigd dat de alternatieven goed zijn onderzocht en dat die tot meer verlies aan monumentale waarden zouden leiden. Door de inpassing op de voorgestelde manier gaat het minste authentieke materiaal verloren en kunnen de drie unieke binnenplaatsen open buitenruimtes blijven". Echter, het is nog teveel een "zelfstandig volume" en moet dus beter "geïntegreerd worden met de oudbouw". Dat kan wellicht gebeuren wanneer men tot "nieuwe inzichten" komt door "verdere verdieping in de restauratievisie van de jaren 1965-'75".
Verder dringt de RCE aan op het laten vervallen van de daktuin en zijn er zorgen over de aansluiting met de "fijnkorrelige structuur en het kleurenpalet van de historische bebouwing".
Tenslotte is het vrij opmerkelijk dat in dit stadium, na de formele aanvraag, nog wordt aangedrongen op "een uitgebreidere bouwkundige opname". Kennelijk voldoet de 'bouwhistorische verkenning' (?), hierboven genoemd, helemaal niet. Dit staat in schril contrast met wat er later wordt beweerd over het belang van de Verkenning van MenA uit 2016 die wel een waardestelling bevat maar geen uitgebreide bouwhistorische verkenning genoemd kan worden.
Dit advies aan CRK is gemaakt voor de bespreking in CRK op 3 februari 2021. MenA adviseert positief op de hoofdlijnen van het plan: Gezien de aanwezige monumentale waarden zijn het voormalige Jongenshuis, de Museumstraat en het voormalige Kinderhuis het meest geschikt voor de inpassing van grotere museumzalen. De museumstraat heeft volgens MenA geen intrinsieke waarde, terwijl de andere gebouwdelen nog hoog monumentale onderdelen bevatten. Over de aanwezige monumentale waarden waarin wordt getreden, wordt niet meer gesproken. Integendeel, er wordt gesteld dat door de "forse ingrepen in de jaren '60'-70 (…) de historische gelaagdheid intern grotendeels of geheel is verdwenen" in gebouwdelen A en E, terwijl dat in de andere gebouwdelen niet het geval is. Daar zijn de 17de- en 18de-eeuwse onderdelen wel nog aanwezig.
Er wordt negatief geadviseerd over bepaalde onderdelen van het plan, zoals het dicht zetten van een deel van de colonnade bij de Jongensplaats. Er wordt nadere informatie gevraagd over het dakterras en de opbouw en de zichtbaarheid daarvan. Er is ook kritiek op isolerende maatregelen die risico's voor de balkkoppen met zich meebrengen. Hierover ontbreekt cruciale informatie.
N.B. In bijlage 7 bij het verweerschrift wordt gesuggereerd dat in deze periode door NRA een studie is gedeeld naar objecten en zichtlijnen van kunstwerken in verband met de noodzaak van de afmetingen van de grote museumzalen. Dit betreft de studie uit 2018 die in bijlage 4 is meegezonden met het verweerschrift en is gedateerd 1 mei 2023. Het lijkt er dus op dat MenA door deze studie over de onontkoombaarheid van de ingreep overtuigd is geraakt c.q. het hoofd in de schoot heeft gelegd. Veel later, in de hoger beroepsprocedure, zal blijken dat deze uitkomsten zijn gebaseerd op een rekenfout.
Dit advies aan CRK is gemaakt voor de bespreking in CRK op 3 februari 2021. Het is een nieuw, ditmaal positief advies, geschreven door een andere ambtenaar. De eerdere kritische ambtenaar is vervangen na zware druk door de directeur van het Amsterdam Museum op R&D (20).
Er wordt gerefereerd aan een historisch onderzoek dat door NRA is gepresenteerd en op basis daarvan wordt geconstateerd dat er "aandacht is voor alle relevante schaalniveau's" (is dat wel zo? Is er bijvoorbeeld onderzocht welke balken in de verschillende gebouwdelen authentiek zijn?). Toch laat het ontwerp "wat R&D betreft ook zien dat het gevraagde programma op gespannen voet staat met de aanwezige cultuurhistorische waarden van het gebouwencomplex". Echter, R&D maakt nu een belangenafweging, want "het belang van het behoud van deze stedenbouwkundige structuur (is) ondergeschikt aan het belang van het behoud van het Amsterdam Museum op deze locatie in de binnenstad." Door grote museumzalen te maken kunnen de openbaar toegankelijke binnenplaatsen behouden blijven (hier wordt de suggestie gewekt dat er sprake was van een studie naar verschillende alternatieve oplossingen, waarbij ook de optie om de binnenplaatsen te overkappen is onderzocht - deze studie bestaat echter niet). R&D adviseert daarom positief over de ingreep, maar heeft wel nog kritiek op het uitzichtpunt en de liftopbouw. Het is weliswaar verkleind, maar er zijn nog steeds zorgen over de zichtbaarheid ervan. Over de uitbreiding op de hoek van de NZ Voorburgwal / Sint Luciënsteeg wordt nu positief geadviseerd.
Er wordt door CRK geadviseerd op het plan, dat sinds de behandeling in CIRK weinig veranderd is - alleen "is het dakterras op het volume bij de Schuttersgalerij gewijzigd in een daktuin met uitkijkpunt". De vraagstelling luidt "of de verbouwing respectvol wordt ingepast in het waardevolle en historisch gegroeide ensemble en of de nieuwe toevoegingen zich voldoende voegen in de bestaande stedenbouwkundige structuur." De advisering gebeurt met kennisname van de preadviezen van R&D en MenA (zie hierboven). Men neemt van het laatste advies van R&D over dat er sprake is van een belangenafweging: "Belangrijk is dat de museumfunctie op deze locatie in de historische binnenstad behouden kan blijven. Enkele grote ingrepen zijn vanuit dit perspectief verdedigbaar." Echter: "Daarbij geldt wel de voorwaarde dat de toevoegingen in vorm, uitwerking en materialisering op zijn minst even veel kwaliteit toevoegen als dat er door de ingrepen verloren gaat. Dit vraagt om een precieze inpassing en zorgvuldigheid op de verschillende schaalniveaus." Opmerkelijk is dat er nog steeds geen sprake is van een goed inzicht in de monumentale waarden "op verschillende schaalniveau's" en dat in dit advies "de ingrepen op gebouwniveau" buiten beschouwing blijft.
De conclusie luidt dan "De commissie constateert dat de noodzakelijke, fijngevoelige inpassing bij de Schuttersgalerij, de Jongensgalerij en bij de hoek Nieuwezijds Voorburgwal-Luciensteeg, zowel in de omvang van de voorgestelde volumes, als in de uitwerking nog niet voldoende aanwezig is." De reden daarvoor is dat "de nieuwe zalen programmatisch fors zijn en het volume te hoog uit komt ten opzichte van de nokken van de aangrenzende daken." CRK adviseert de museumzaal te verlagen. Ook dient er meer "balans tussen oud en nieuw en klein en groot" te zijn. Opmerkelijke uitspraak luidt vervolgens: "De vraag is of de periode van de architecten Van Kasteel en Schippers wel helemaal moet worden weggepoetst. De verbouwing uit de eerste helft van de jaren '70 is inmiddels onderdeel van de cultuurhistorie van het gebouw."
Ook voor de nieuwbouw op de hoek Sint Luciënsteeg is kritiek: "De schaalsprong is nu te groot. Deze prominente plek in het stadsbeeld vraagt om meer sensitiviteit". CRK klaagt er ook over dat uit het MenA-advies "niet duidelijk (is) welke geveldelen historisch waardevol zijn en (…) behouden moeten blijven".
Er is overleg met MenA geweest en dat heeft geleid tot een gewijzigd voorstel voor de nieuwbouw op de hoek Sint Luciënsteeg. Dit advies heeft alleen daarop betrekking. Het advies is gedateerd 16 april 2021 maar bevat een bijlage, genaamd 'Notitie over bouwdeel M van het Amsterdam Museum', gedateerd 18 april 2021.
Er volgt een disclaimer: "Ondanks de geconstateerde positieve waarden is de hoek NZ Voorburgwal en St. Luciënsteeg nog steeds een locatie waar een omvangrijkere interventie te rechtvaardigen is indien de functionele aanpassing noodzakelijk is voor het functioneren van het museum en daarmee de bouwdelen met een hoge monumentale waarden worden ontzien." In de bijlage staat dat het exterieur een positieve monumentwaarde heeft. Met name de gevelstenenmuur.
De plannen inzake de hoek Sint Luciënsteeg zijn aangepast en over dit aangepaste voorstel wordt geadviseerd. De bestaande gevels blijven behouden en worden geïntegreerd in de nieuwbouw, waarvan het volume iets is verkleind en de dakhelling is omgedraaid waardoor het bouwdeel minder hoog is aan de zijde van de Sint Luciënsteeg. Toch ontbreekt nog informatie over de interne aanpak en de aansluiten op de oudbouw die nog moet worden gespecificeerd.
Er is een nieuwe behandeling in de CRK geweest. Als preadviezen gelden de adviezen van MenA van 16 april en 9 juli, maar die gaan alleen over de nieuwbouw op de hoek Sint Luciënsteeg. De CRK is echter op basis van de preadviezen nog steeds niet akkoord met het voorliggende aangepaste plan. Er is 'te weinig gereageerd' op eerdere adviezen: "verschillende keren is aangegeven dat dit te fors uitpakt in relatie tot de bestaande gebouwdelen. Een goede balans tussen het historische complex en toevoegingen die programmatisch noodzakelijk zijn, is nog niet bereikt." De volumes hebben "een te grote schaal en zijn ze niet fijnzinnig genoeg in de uitwerking". Dus: "Fundamentelere wijzigingen zijn nodig. Bij alle vier de hoofdpunten mist de commissie de gevraagde sensitiviteit en passende aansluiting op de oudbouw." Over de nieuwbouw in gebouwdelen A-E: "De commissie vraagt zich af of de combinatie van een zeven meter hoge zaal met de gewenste technische constructie, en het vaststaande vloerniveau binnen de hoogte van de bestaande gebouwen wel mogelijk is." Ook de lift daarop is te prominent aanwezig en is een "grote aantasting van het historische daklandschap". Over de hoek Sint Luciënsteeg is het positief dat de gevels nu behouden blijven, maar nu is er geen sprake meer van "een overtuigend beeld. De historische geveldelen worden in het voorstel als het ware 'gevelstenen' in het nieuwe ontwerp." Ook hier geldt: "De commissie herhaalt hier dat er in hoogte en schaal maar ook qua architectonische uitwerking op een subtiele en sensitieve manier aangesloten moet worden op de context."
Er is een opnieuw een behandeling in CRK geweest van opnieuw gewijzigde plannen. Er zijn geen nieuwe preadviezen die ten grondslag liggen van dit advies. Opmerkelijk is dat in dit stadium nog steeds "de omgang met monumentale waarden in het interieur (…) niet inzichtelijk genoeg en ook door Monumenten & Archeologie nog niet (zijn) bekeken. Zij vallen buiten deze beoordeling." Als vraagstelling geldt "de vraag of met de aanpassingen, de verbouwing op hoofdlijnen respectvol wordt ingepast in het historisch gegroeide, monumentale ensemble en of de nieuwe toevoegingen zich voldoende voegen in de bestaande stedenbouwkundige structuur." Op deze vergadering is (voor het eerst) ingesproken door de VVAB en gesteld dat het uitwissen van de ingreep van de jaren '70 leidt tot een aantasting van de historische stedenbouwkundige structuur en dus niet aan kan worden toegegeven. Het is duidelijk dat men in dit stadium dat al lang heeft weggegeven.
De plannen zijn wat aangepast en de commissie constateert dat er "belangrijke stappen zijn gezet maar dat het plan nog steeds niet overtuigend uitgewerkt is." Er is een bepaalde "fijnzinnigheid in de uitwerking" nodig en die is er nog steeds niet, ook niet in het interieur.
Over de nieuwbouw op de hoek Sint Luciënsteeg wordt het nieuwe verkleinde volume akkoord bevonden. Verder zijn er nog kanttekeningen bij diverse details in het plan.
Door RCE wordt een tussentijdse reactie gegeven naar aanleiding van een bespreking op 9 november 2021 en op basis van aangeleverde stukken, waaronder een plantoelichting d.d. 15 december 2021. Er wordt gezegd dat de RCE in december 2020 in hoofdlijnen al akkoord was met het plan "in hoofdlijnen". Het plan is aangepast want de daktuin is vervallen en de nieuwbouwvolumes zijn wat kleiner geworden waardoor er "beter (is) afgestemd op de omliggende bebouwing". Toch kan er op detailniveau nog wel wat worden verbeterd door "het toevoegen van meer detail, reliëf of geleding". Ook advies wordt gemeld dat er nog een apart advies volgt over 'de afwerking en detaillering van het interieur'.
De verlaging van de grote museumzaal en het binnen de buitenste daken blijven daarvan, betekent dat de "driebeukige structuur" van de huidige gebouwen A en E "vanuit het historisch daklandschap en ruimtelijk gezien" aan de buitenzijde beter herkenbaar blijft, ook al verdwijnt die structuur inwendig. Een positieve ontwikkeling.
Wat betreft de nieuwbouw op de hoek van de Sint Luciënsteeg is ook sprake van een positieve ontwikkeling door de tuinmuur met gevelstenen te behouden, ook al is een dergelijke benadering "lastiger dan sloop-nieuwbouw". De grote gevelopeningen daarin zijn "acceptabel" maar dan wel met een "terughoudender materialisering". In het algemeen geldt voor de materialisering dat meer aansluiting nodig is met de oudbouw door "het toevoegen van meer detail, reliëf en geleding".
Het advies heeft betrekking op verschillende wijzigingen in het plan en er wordt alleen op een aantal details gereageerd en negatief geadviseerd over de kaders voor de entrees aan de NZ Voorburgwal, de doorbraak in het gemetselde gewelf van de voormalige Begijnensloot en de extra doorbraak bij de entreehal aan de NZ Voorburgwal. Ook is naar het oordeel van MenA de aangeleverde informatie nog steeds niet voldoende, zoals de detaillering van ramen en deuren die vooralsnog ontbreekt.
De CRK besprak het gewijzigd voorstel op basis van de preadvies van MenA van 15 maart en gaat alleen in op de wijzigingen na de bespreking van 15 december. "De commissie constateert op veel onderdelen een verbetering in vergelijking met de vorige versie van het plan. De nieuw toe te voegen elementen zijn beter afgestemd met de typerende verhoudingen van de volumes en van de gevelindelingen van het bestaande ensemble en er is meer detail toegevoegd. Daardoor is de balans tussen de monumentale waarde van het complex en de nieuwe onderdelen verbeterd." Toch is de commissie nog niet akkoord met een aantal details namelijk "de toevoegingen aan de gevel van de NZ Voorburgwal, het trappenhuis aan de Luciensteeg, de behandeling van de Jongensgalerij en een aantal doorbraken in het interieur." Er is kritiek op de vormgeving van de kaders in de doorbraken in de gevels. Meer detail en schaalverkleining is nodig, geen betonnen kaders. Een aantal zaken van het preadvies van MenA komt ter sprake. "In de vorige behandeling heeft de commissie meer informatie gevraagd over de wijze waarop bestaande elementen belangrijk visueel onderdeel van het interieur ontwerp blijven en hoe de relatie tussen nieuwe en monumentale ruimtes wordt gelegd. Die vragen zijn nog niet beantwoord." Ook is de doorbraak in het monumentale gewelf van de Begijnensloot niet mogelijk, evenals de doorbraak in de gevel van de NZ Voorburgwal, immers "onvoldoende onderbouwd".
Het plan is op een aantal punten gewijzigd en daarop wordt nu met dit advies gereageerd. Er is tegemoet gekomen aan de opmerkingen van MenA in het advies van 15 maart. Dat betekent dat die planonderdelen zijn vervallen dan wel aangepast. De discussie gaat in het geheel niet meer over de basiskeuzes en de eerder in het planproces geleverde kritiek daarop. Er is ook nadere informatie ontvangen. "De interieurafwerking heeft verder geen noemenswaardige gevolgen voor de monumentale waarden; ter beoordeling van de CRK."
Met de nieuw ingediende voorstellen na de behandeling op 23 maart is de CRK dan eindelijk "akkoord onder voorwaarden". Immers, met het huidige voorstel "worden de bezwaren van de commissie weggenomen". Er is "voldoende" tegemoet gekomen aan de eerdere advisering. Als voorwaarden gelden:
isolatiemaatregelen ter plaatse van een aantal balkkoppen en ter plaatse van de monumentale ruimtes moeten tijdig afgestemd worden met MenA;
voor de materialisering van gevels, dak, kaders (kunst?), kozijnen etc. ziet de commissie graag tijdig (dus wanneer verandering nog mogelijk is) mock-ups ter beoordeling;
Veel onderdelen zijn op de aanvraag als "nader te bepalen" en "indicatief" aangegeven, deze moeten na overleg met M&A alsnog worden voorgelegd aan de commissie.
Op 22 april werd aan de RCE advies gevraagd inzake de te verlenen omgevingsvergunning voor het plan dat al op 8 januari 2021 is toegestuurd en daarna nog meerdere keren is gewijzigd. De RCE adviseert de vergunning te verlenen met daaraan verbonden een aantal aanbevelingen en voorwaarden.
Als motivering voor het positieve advies wordt het belang genoemd dat "het museum op de huidige locatie kan blijven functioneren", waarvoor het inpassen van grote museumzalen "wezenlijk onderdeel van deze opgave" is. Dat heeft gevolgen voor de bouwperiode 1965-'75. "Hoewel hierdoor een deel van de interventies uit deze kenmerkende bouwfase weer ongedaan wordt gemaakt, onderschrijf ik dit uitgangspunt omdat hiermee de onderdelen met de hoogste cultuurhistorische waarde binnen het complex kunnen worden ontzien." Tegenover het verlies van de museumstraat staat echter dat het nieuwe ontwerp "de historische structuur inzichtelijk en de 'doorwaadbaarheid' van het complex in stand" houdt.
Er wordt niets gezegd over de gevolgen voor monumentale onderdelen als balklagen en kappen in de gebouwen A en E, behalve dan dat men impliciet aangeeft dat andere gedeelten van het complex een hogere monumentwaarde hebben. Het lijkt zelfs dat men geen kennis heeft van de historische onderdelen die worden aangetast: "Het interieur van alle bouwdelen is door de eeuwen heen steeds opnieuw aangepast aan de functionele noodzaak van het moment en dat gebeurt nu weer. In de verbouwing in de jaren '70 zijn vrijwel alle historische interieuronderdelen, op de 'stijlkamers' na, verwijderd." Er is niets meer, dus er kan ook niets worden aangetast.
De nieuwbouw op de hoek van de Sint Luciënsteeg is "doorontwikkeld en verder verfijnd" en daarom geen probleem meer. "Deze ingrepen zijn te verantwoorden mede door de kwaliteit van het nieuwe ontwerp."
Daarna volgen enkele aanbevelingen, namelijk het doen van een bouwhistorische opname tijdens sloopwerkzaamheden, uitwerken van de inpassing van de installaties, aandacht voor afstemming historische interieurs versus casco, doen van kleuronderzoek bij de stijlkamers, het nader voorleggen van isolerende maatregelen en het aanleveren van proefvlakken en mock-ups.
Tenslotte volgt nog de conclusie dat er sprake is van "een evenwichtig transformatieplan dat weliswaar flink ingrijpt in het rijksmonument, maar tegelijkertijd getuigt van begrip van en respect voor het historische gebouwcomplex. Het doet voldoende recht aan de bijzondere geschiedenis en hoge architectuurhistorische waarde van dit rijksmonument op deze plek."
Op 16 juni 2022 werd het besluit genomen een ontwerpbesluit ter visie te leggen (32). De publicatie vond plaats op 20 juni 2022. Aan dit ontwerpbesluit werden de volgende adviezen ten grondslag gelegd:
Merkwaardigerwijze staat er over het R&D-advies: ADVIES VOLGT.
De oorzaak daarvan is de hierboven genoemde onenigheid over de advisering van de dienst R&D die vast wilde houden aan haar negatief advies. Dat was vooral een probleem omdat de Raad had uitgesproken dat er alleen een vergunning verleend mocht worden als de adviezen positief zijn.
Aan het ontwerpbesluit ligt niet de Verkenning van MenA uit 2016 ten grondslag, maar het rapport-Meijers, gedateerd december 2019, aanvulling april 2020.
Op 7 november 2022 werd de omgevingsvergunning verleend, het 'bestreden besluit'. Daartegen werd op 16 december 2022 door de VVAB beroep aangetekend bij de rechtbank Amsterdam. De beroepsgronden volgden op 9 januari 2023. Daarna volgden nog nadere stukken.
De Second Opinion Commissie van MOOI Noord-Holland stelde een onafhankelijk welstandsadvies op, in opdracht van de VVAB (33). Het betreft een tegenadvies op de advisering van CRK en RCE. Het oordeel luidde negatief. De commissie meent dat de ingreep niet restauratief en niet reversibel, ten koste gaat van aanwezige monumentale waarden en daardoor in strijd is met de vigerende regelgeving. Ook is de commissie niet overtuigd dat deze ingrepen ten koste van monumentale waarden voor het functioneren van het monument noodzakelijk zijn en er geen redelijke alternatieven bestaan die geen of minder gevolgen voor de monumentale waarden hebben. Het onafhankelijke advies bevestigde de beroepsgronden van de VVAB.
In deze notitie reageert CRK op het beroep van de VVAB en Heemschut en het second-opinion advies van MOOI Noord-Holland. Daarin zegt de commissie zich in haar advisering niet gebaseerd te hebben op het rapport-Meijer maar op de door MenA aangeleverde informatie. De door MenA opgestelde bouwhistorische waardering toonde aan dat zich ter plaatse van de Schuttersgalerij "transformatieruimte" bevindt. Verder zou de planbeoordeling zich hebben gehouden aan principes van openbaarheid, transparantie en verifieerbaarheid. Er is niet anders gehandeld dan wanneer het plan door een particulier was ingediend. Wel speelde in de afweging het behoud van het museum in dit gebouw een belangrijke rol. De nieuwbouw zal "een nieuwe en afleesbare tijdslaag toevoegen aan de rijke geschiedenis van het complex".
In deze notitie reageert MenA op het beroep van de VVAB en Heemschut. Als bijlage werd daarbij de Verkenning van 25 november 2016 gevoegd (36). De notitie leest als een rechtvaardiging achteraf van de toen gemaakte keuzes. Het meest opmerkelijk is de stelling dat de monumentale waarden zijn getoetst aan de cultuurhistorische waarde om het museum op deze plaats te behouden. In nadere stukken van MOOI Noord-Holland en Wevers en Van Luipen is onder meer gewezen op de gebreken aan deze Verkenning uit 2016 (37). Zo voldoet deze Verkenning niet aan de eisen die aan een waardestelling gesteld moeten worden. Bovendien hoort de afweging tussen het monumenten- en gebruiksbelang door de politiek gemaakt te worden, niet door de adviseurs. In een ander nader stuk wordt gewezen op fouten in de berekening van de benodigde omvang van de museumzalen (38). Daardoor komt men uit op een twee keer grotere zaalbreedte.
Voetnoten
1. Het bestreden besluit d.d. 7 november 2022: p. 12-18
; Bijlagen bij dit besluit.
Deze analyse van de planvorming en advisering is een bewerkte versie van een document dat als nader stuk is ingediend in het hoger beroep van de VVAB.
2. Welke monumentale waarden in het geding zijn, is beschreven in het rapport Wevers-Van Luipen, d.d. 22 december 2022 , in opdracht van de VVAB opgesteld.
Zie ook: Artikel van Walther Schoonenberg (Binnenstad 304, aug. 2021), Artikel van Hanneke Ronnes (Amstelodamum, jg. 109-3, 2022) en
Bezwaren tegen bouwplan Amsterdam Museum (1 augustus 2022)
3. Rapport MenA, Verkenning van de ontwikkelmogelijkheden van het Amsterdam Museum, d.d. 25 november 2016 (opgesteld door Jos Smit en Han van der Zanden) . Let op: In dit document staat als bezoekdatum 24 oktober 2016. Deze datum is hier en daar abusievelijk als de datum van dit document genomen.
4. Uitvoeringsrichtlijn Bouwhistorisch onderzoek met waardestelling URL 2007, april 2009
Zie ook: Richtlijnen voor Bouwhistorisch Onderzoek, RCE
5. Zie: Rapport Wevers-Van Luipen , p. 5.
6. Richtlijnen: p. 17
7. Verkenning schetsontwerp, MenA, d.d. 26 juni 2018
8. Een email gedateerd 7 maart 2018 waarover wij niet beschikken.
9. Advies R&D d.d. 12 februari 2019 (opgesteld door Erik Mattie)
10. Verkenning variantenstudie, MenA, d.d. 15 februari 2019
11. Advies aan SIRK, MenA, d.d. 7 juli 2020
12. Advies op voorstellen uitbreiding Amsterdam Museum, R&D d.d. 8 juli 2020
13. Advies CIRK (CRK), d.d. 15 juli 2020 (opgesteld door Paul Rosenberg)
14. Advies MenA, d.d. 12 augustus 2020
15. Advies CIRK, d.d. 11 september 2020
16. Advies R&D, d.d. 10 november 2020
17. Advies RCE d.d. 22 december 2020
18. Advies MenA, d.d. 19 januari 2021
19. Advies R&D, d.d. 22 januari 2021 (opgesteld door een andere ambtenaar, nl. Irene Klarenbeek)
20. Dit heeft de VVAB ontdekt in een WOO-procedure. Zie:
Brief Judikje Kiers over advies R&D d.d. 9 juli 2020
Dit was de reactie van Pieter Kraaijeveld, interim-directeur Ruimte R&D: Brief aan Judikje Kiers van R&D d.d. 13 juli 2020
21. Advies CRK, d.d. 3 februari 2021
Dit betreft het advies 'deelzaak welstand'. Er is ook een gelijkluidend advies 'deelzaak monument'. Het advies van CRK is namelijk steeds zowel een welstands- als een monumentenadvies. Uit de adviezen blijkt dat er geen inhoudelijke verschillen bestaan tussen deze twee adviezen: ze zijn namelijk steeds identiek. Dit is eigenlijk merkwaardig, want de welstandelijke beoordeling is van wezenlijk andere aard dan de beoordeling vanuit het rijksmonument. In Amsterdam wordt dat verdedigd met het argument dat een integrale benadering dient te worden gekozen.
22. Advies MenA, d.d. 16 april 2021
23. Advies MenA, d.d. 9 juli 2021
24. Advies CRK, d.d. 14 juli 2021
25. Advies CRK, d.d. 15 december 2021
26. Preadvies RCE, d.d 14 januari 2022
27. Advies MenA, d.d. 15 maart 2022
28. Advies CRK, d.d. 23 maart 2022
29. Advies MenA, d.d. 29 april 2022
30. Advies CRK, d.d. 4 mei 2022
31. Advies RCE, d.d. 2 juni 2022
32. Ontwerpbesluit d.d. 16 juni 2022 ;
Bijlagen bij dit ontwerpbesluit
33. Second-opinion advies, MOOI Noord-Holland, d.d. 28 maart 2023
34. Reactie CRK, d.d. 13 april 2023
35. Reactie MA, d.d 14 april 2023 (opgesteld door Pieter Vlaardingerbroek en Han van der Zanden)
36. Zie voetnoot 3.
37. Toelichting MOOI Noord-Holland d.d. 6 mei 2024 en Notitie Wevers en Van Luipen d.d. 7 mei 2024
38. Notitie Onderbouwing berust op drijfzand d.d. 14 mei 2024
[Gemeente Amsterdam mag haar controversiële bouwplan uitvoeren]
(WS, 19/10/2024)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.