Levend Amsterdam

Tentoonstelling in de Bijenkorf

Het is nu twintig jaar geleden dat in de direktiekamer van de Amstelbrouwerij de vergaderingen werden gehouden van het 'Comité de stad Amsterdam'. In een folder stelden de 26 leden hun comité aldus voor: "Liefhebbers van het stadsschoon en mensen uit de praktijk maken er deel van uit. Allen zijn zij overtuigd dat het oude hart van onze stad met zijn grachten, gebeeldhouwde gevels en gezellige straten geen sta-in-de-weg is voor de moderne tijd, maar een kostbaar erf dat wij beter moeten beheren dan vorige generaties het gedaan hebben. Het verkeer en het zakenleven van onze eeuw hebben méér ruimte nodig dan de binnenstad kan bieden. Het comité meent dat deze ruimte gevonden moet worden rondom de binnenstad..."
<br><br>


Deze tekst nu lezend denkt men: dat spreekt toch vanzelf. Toen gold de mening dat de eisen van het autoverkeer en van het zakenleven doorslaggevend waren. Met enige afgunst keek men naar de wederopbouw van Rotterdam. Zó zou het moeten gaan: modern, ruim en hoog. De oude stad was toch eigenlijk een obstakel voor de eigentijdse ontplooiing.
Tegen enkele restauraties had niemand bezwaar, zolang het geen konsekwenties had voor de omgeving. De historische betekenis van het comité is geweest dat het die konsekwenties wèl trok.
Voor het eerst zaten hier mensen uit de monumentenzorg- en de Heemschut hoek aan tafel met gezaghebbende persoonlijkheden uit het bedrijfsleven, om samen voor de binnenstad een andere oplossing te zoeken dan geleidelijke vervanging door hoogbouw en asfaltvlakten. Die moderne city, zo meende het comité, moest er wèl komen, maar dan ter plaatse van de Pijp, waarvoor toen niemand een goed woord over had. Het Pijp-idee is, gelukkig, niet doorgegaan; de city-vorming ontwikkelt zich langs de ringweg.

Ten aanzien van de binnenstad wees het comité echter precies in de goede richting. Dat was: ophouden met doorbraken en straatverbredingen, en verbetering van de bewoonbaarheid der oude huizen. Die denkbeelden werden zichtbaar gemaakt in een tentoonstelling Levend Amsterdam, hoe een moderne stad zijn oude schoonheid kan behouden, die op 7 februari 1956 door minister In 't Veld van Volkshuisvesting in de Bijenkorf werd geopend.

Het comité liet het niet bij propaganda alleen voor een nieuw binnenstadsbeleid. Men wilde ook een organisatie in het leven roepen om het werk aan te pakken. Het kostte enige moeite om enerzijds de onroerend-goed deskundigen en de financiers, en anderzijds het gemeente bestuur te overtuigen van de levens vatbaarheid van een 'Maatschappij voor Stadsherstel'.

Wonen in de binnenstad gold als een aflopende zaak en van het bestand aan oude huizen geloofde men dat alleen de deftige grachtenpanden nog een toekomst hadden, en wel als re presentatieve kantoren.


Panden aan de Kalkmark; voor herstel. Restauratie uitgevoerd door de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel N.V.
Panden aan de Kalkmark; voor herstel. Restauratie uitgevoerd door de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel N.V.

Panden aan de Kalkmark; na herstel. Restauratie uitgevoerd door de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel N.V.
Panden aan de Kalkmark; na herstel. Restauratie uitgevoerd door de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel N.V.

Het is te danken aan de vasthoudendheid van Jhr. Six van Hillegom, de voorzitter van het comité, dat de Amsterdamse Mij. tot Stadsherstel tot stand kwam, toegelaten werd als instelling, werkzaam in het belang der Volkshuisvesting, en zich verzekerd kon weten van een regelmatige subsidiesteun. Toch duurde het tot 1965 vóórdat Stadsherstel 'uit de rode cijfers' kwam. Bij het 10-jarig bestaan in 1966, bestond het bezit uit 90 panden waarvan er 31 geheel of gedeeltelijk waren gerestaureerd. Het jaarverslag 1974 vermeldt een bezit van 207 panden, waarvan er 108 gerestaureerd zijn, met een balans waarde van ruim 15 miljoen. Wat dit voor de herleving van de binnenstad betekent, is niet in getallen uit te drukken. Naast Stadsherstel zijn een toenemend aantal stichtingen en partikulieren bezig. Ruim een kwart van de beschermde monumenten heeft nu een beurt gehad. Dat de problemen van de binnenstad hierdoor nog niet opgelost zijn is duidelijk. Het huurpeil, de verkeerssituatie, het vullen van de gaten, de aard en omvang van bedrijfsvestigingen, zijn stuk voor stuk zaken die vragen om een betere koördinatie tussen overheidsbeleid en partikuliere initiatieven.

Toch blijft de spil waarom alles draait het vertrouwen dat de Amsterdamse binnenstad niet verloren hoeft te gaan. Dat vertrouwen begon met het comité 'de stad Amsterdam' in 1955-1956, dat de op de voorzijde van dit inlegvel afgebeelde affiche uitgaf.

Geurt Brinkgreve

(Uit: De Lamp van Diogenes 35, december 1975)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.