In 1974 bracht de Amsterdamse Raad voor de Stedebouw een rapport uit aan het
gemeentebestuur, 'inzake de demping van stadswateren', waarin men lezen kan:
"Door de grondwerken welke aan het bouwen voorafgingen, ontstond een stadsplattegrond die
in de 18de eeuw werd afgerond tot één der belangrijkste stedebouwkundige scheppingen ter
wereld. Het net van waterwegen vervulde hierin, in samenhang met de naar de stad toe leidende
wateren van natuurlijke en kunstmatige oorsprong, een veelzijdige funktie. De verkeers-
en vervoersfunktie die in onze eeuw grotendeels verloren is gegaan, stond daarbij op de
voorgrond. Daarnaast dient het wateroppervlak als boezemwater ter opvanging van hemelwater
en deels nog steeds als riolering. Toen de door sluizen gereguleerde getijwisseling
nog tot in de stad doordrong, was de laatstgenoemde funktie van groter belang dan
thans. Dat het water een der belangrijkste elementen vormde van de karakteristieke
schoonheid van Amsterdam, werd al vroeg beseft. Met grote zorg is het stadswater
opgenomen in het stedebouwkundige geheel.
Verhoudingen van watervlak, kademuren, walkanten en bebouwingshoogten werden op
elkaar afgestemd. De houten ophaalbruggen en de gemetselde boogbruggen of sluizen vormden
een ritmische geleding in het samenspel van water en walkant. De iepenbeplanting langs de
grachten voltooide de werking van het water in het stadsbeeld tot een geheel van zeldzame
harmonie."
Naar aanleiding van dit rapport schreven B. en W. aan de Raad voor de Stedebouw:
"Bij ons College is voor de vraagstukken die U aansnijdt grote aandacht. Bij de afweging van belangen en
het nemen van beslissingen die voor de toekomst van de stad van betekenis zijn, wordt steeds ook
het aspekt en de funktie van het water de nodige aandacht gegeven ...
In dit verband en mede gelet op uw derde en vierde conclusie merken wij op, dat ons beleid er op is
gericht tijdelijke dempingen en aanplempingen in het algemeen weer te beëindigen, zodra zich
daartoe de mogelijkheid voordoet ... In enkele gevallen zal de afweging van ruimtelijke
belangen ten opzichte van de funktie die het water vervult er toe kunnen leiden dat de
Gemeenteraad tot een demping besluit."
Wat deze geruststellende woorden in feite betekenen toont het geval Houtkopersburgwal.
Op de vogelvluchtplattegrond van Cornelis Anthonisz zien wij ten oosten van de huidige Oude Schans buitendijks grasland met sloten en koeien. In 1593 groef men daar evenwijdig aan de Oude Schans de Uilenburgergracht en de Markergracht, die aan de zuidzijde werden verbonden door de Houtkopersburgwal. De zo ontstane eilanden Uilenburg en Valkenburg of Marken, waren in de 19de eeuw de armste delen van de Jodenbuurt. Om de slechte woontoestanden te verbeteren vond in liet begin van deze eeuw een ingrijpende sanering plaats. Hoewel veel van wat toen is gesloopt nu voor restauratie in aanmerking zou komen, verdient de nieuwbouw uit die jaren waardering, zeker in vergelijking met de praktijk van na de tweede wereldoorlog. Uilenburg bleef een bewoond eiland, met een imposante rij pakhuizen aan de Oude Schans, die sindsdien echter zwaar geschonden is. In het wederopbouwplan-1953 was een der weinige positieve punten het voornemen om de Houtkopersburgwal te verbreden na sloping van de verkrotte bebouwing langs de Joden Houttuinen. Daar zou een open ruimte komen met vier rijen bomen langs het water en onder die bomen was een marktterrein geprojecteerd. Wat gebeurde er echter? Op die plek verrees het z.g. Maupoleum, een bouwlichaam van ruim 200 m. straatlengte. De aannemer kreeg toestemming de Houtkopersburgwal tijdelijk te dempen. Dat vergemakkelijkte de bouw en bespaarde het slaan van een dure damwand. Een raadsbesluit werd niet nodig geacht; de aannemer zou immers de waterverbinding tussen Uilenburgergracht en Oude Schans herstellen.
Afd. P.W. 1974 No. 515/12
Uw brief d.d. 28-3-1974
Datum: 24 november 1976
Onderwerp: ontgraving Houtkopersburgwal
Geacht bestuur,
Naar aanleiding van uw boven aangehaalde, aan de Gemeenteraad gerichte brief deel ik u
mede, dat de Gemeenteraad heeft besloten dit adres na de behandeling in de
Commissie voor de Publieke Werken en de Stadsontwikkeling in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening.
Tot mijn spijt is in verband met nadere ontwikkelingen de onderhavige
aangelegenheid nog steeds niet afgerond. In verband hiermee is de beantwoording van uw
adres onlangs in een vergadering van de Commissie voor de Publieke Werken en de
Stadsontwikkeling aangehouden.
Ik heb de Directeur der Publieke Werken verzocht zo spoedig mogelijk over die
nadere ontwikkelingen te rapporteren, waarna de beantwoording van uw adres opnieuw
ter hand zal worden genomen.
De Wethouder voor de Publieke Werken en de Stadsontwikkeling
(drs. C.H. de Cloe)
Dat geschiedde evenwel niet; de Houtkopersburgwal is een slordige zandvlakte gebleven
en de Uilenburgergracht vervuilt omdat de doorstroming is onderbroken. Verwaarlozing die
stank en vervuiling uitlokt was honderd jaar geleden al een situatie die 'vroeg' om een
dempingsplan. Er werd namelijk gestudeerd op een - inmiddels afgewezen - plan om Uilenburg,
inclusief het water, voor universiteitsbebouwing te bestemmen. In maart 1974 kreeg het
wijkcentrum d'Oude Stadt inzage in een voorstel van P.W. om het 'terrein van de
gedempte Houtkopersburgwal' in te richten als parkeerterrein met een plantsoenrandje.
Het wijkcentrum, de Bond Heemschut, de stichting de Pinto en andere
groeperingen schreven verontruste brieven aan de gemeenteraad, maar de
tijdelijk gedempte Houtkopersburgwal bleef 'tijdelijk' dicht.
Eindelijk, tweeënhalf jaar later, kregen alle adressanten een gelijkluidende
brief van wethouder de Cloe. De tekst staat hiernaast.
Wie zich afvraagt wat voor 'nadere ontwikkelingen' het weer opengraven tegenhouden, kan het antwoord raden: de aannemer heeft er geen zin in om zijn belofte te houden want het kost hem geld, en de direktie P.W. vindt het overbodig. Wanneer er weer eens naar gevraagd wordt , komt er een nieuwe uitvlucht op tafel van de wethouder: het terrein is nodig voor parkeren, of als opslag voor de metrowerken, of iets dergelijks. Het elders in dit blad geciteerde rapport van de Raad voor de Stedebouw zegt dat naar zijn mening het stadswater in de besluitvorming van het gemeentebestuur en in de uitvoeringspraktijk van het gemeentelijk apparaat nog onvoldoende aandacht krijgt. 'Met deze waarde wordt onzorgvuldig omgesprongen', zo merkt dit adviescollege op. Het nietszeggende briefje dat wethouder de Cloe na twee jaar stuurde aan zijn stadgenoten die daar wél oog en aandacht voor hebben, is het zoveelste symptoom van de door alle opeenvolgende wethouders verontwaardigd van de hand gewezen omstandigheid dat P.W. een 'staat in de staat' vormt die zich noch van het gemeentebestuur, noch van de met hun stad meelevende burgerij een zier aantrekt.
Geurt Brinkgreve
(Uit: De Lamp van Diogenes 42, februari 1977)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.