Na in 1908 uit dit pand te zijn verwijderd, is de schouw thans, 75 jaar later, teruggeplaatst op exact dezelfde plaats als waar zij omstreeks 1634 werd gebouwd en tot 1908 heeft gestaan.
Hoewel de bouwmeester niet met zekerheid bekend is, wordt aangenomen dat de schouw door Pieter de Keyser, op verzoek van de toenmalige eigenaar/ bewoner van het Huis met de Hoofden, de bekende wapenhandelaar Lodewijk de Geer, is gebouwd en geplaatst. Zeker is wel dat de schouw door Pieter de Keyser werd voorzien van een alliantiewapen van Lodewijk de Geer en zijn vrouw, Adrienne Gérard (zie W. Visser - 'Het Huis met de Hoofden' - Ons Amsterdam, no. 4 van 1956, pagina 34-40).
De schouw werd in 1908 uit liet Huis met de Hoofden verwijderd en overgebracht naar het Stedelijk Museum. Dit gebeurde op instigatie van de toenmalige conservator van dit museum, de heer C. Baard. De gemeente Amsterdam had namelijk het Huis met de Hoofden in 1865 gekocht van de kunsthandelaar Roos, die toen eigenaar was. De gemeente Amsterdam bestemde het pand achtereenvolgens voor de H.B.S., Openbare Handelsschool en Conservatorium. Ten slotte werd het pand gehuurd door de bonthandel N.V. Heerfur.
De schouw was intussen opgeslagen bij het Stedelijk Museum. In 1911 vroeg conservator C. Baard toestemming aan B en W om de schouw, tezamen met bouwdelen elders uit de stad, te mogen aanbieden aan de rijksbouwmeester J. E. Peters. De bedoeling was dat deze interieuronderdelen zouden worden geplaatst in het Koninklijk Paleis het Loo. B en W gaven hiervoor echter geen toestemming.
Van 1924 tot 1976 maakte de schouw deel uit van stijlkamer nr. 16, de Renaissance-zaal der Sophia Augusta stichting, in het Stedelijk Museum.
In 1976 werden de stijlkamers opgeheven en werd de schouw in een aantal kisten opgeslagen in het buitendepot van het museum in de markthallen.
Medio 1982 was het Huis met de Hoofden leeggekomen. Aangezien het
Bureau Monumentenzorg reeds geruime tijd te klein gehuisvest was in drie pandjes aan de Dirk van Hasseltssteeg, besloten B en W het pand toe te wijzen aan genoemd Bureau. Uiteraard diende het pand daartoe wel aangepast te worden.
De werkzaamheden zijn inmiddels voltooid.
Het Bureau Monumentenzorg is vanzelfsprekend zeer ingenomen met zijn nieuwe huisvesting, temeer daar men nu de mogelijkheid heeft, de vele bezoekers die dagelijk het Bureau aandoen, op gepaste wijze te ontvangen. Daarbij zal de grote zaal, waar ook de vergaderingen, ontvangsten en lezingen gehóuden zullen worden, van groot belang zijn. Er leek dan ook alles voor te zeggen de schouw, die jaren in die zaal had gestaan, daarbij een rol te laten spelen. De directeur van het Stedelijk Museum was het hier geheel mee eens en zo kon aannemer J. Nieuwenhuizen met de terugplaatsing van de ongeveer 2000 kg wegende schouw beginnen.
Hoewel de tand des tijds en de vele verhuizingen de schouw niet bepaald ongeschonden hebben gelaten, is men er toch in geslaagd, de schouw in zo'n vier weken tijd te restaureren. Zoals blijkt uit bijgaande foto's mag het resultaat er bepaald zijn!
Mevrouw W. Visser schrijft in haar artikel in Ons Amsterdam (Se jaargang nr. 4, april 1956): 'Het zou interessant zijn een lijst te kunnen geven van allen, die zich, voor de schouw gezeten, hebben verwarmd'. Aan deze lijst kunnen dan over enige tijd de namen van de hoofdstedelijke monumentenzorgers worden toegevoegd.
Paul Koopman
medewerker Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg
(Uit: De Lamp van Diogenes 83, december 1983)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.