Op de stoep

De Amsterdamse grachten: hoe velen zien niet meteen de beelden voor zich van de stad, doorsneden door het vele water, omzoomd door boomkruinen en de vele gevarieerde geveltoppen. Dat is ook wat de toeristen te zien krijgen vanuit de rondvaartboten. De eindeloze rijen geparkeerde auto's op de walkanten benemen vrijwel geheel hun zicht op een niet minder kenmerkend en gevarieerd onderdeel van het stadsbeeld: de gordel Amsterdamse hoge stoepen en pothuizen.

Grill's Hofje, Eerste Weteringsdwarsstr.
Grill's Hofje, Eerste Weteringsdwarsstr.

Keizersgracht 71
Keizersgracht 71

Het is een strook langs de huizen van 1 m à 1,25 m breed, die in Amsterdam, meer dan in welke andere stad ook, een wereldje apart is. Hier zijn blauwstenen bordessen, treden, trappen, gesmede hekken en hekjes, balusters en palen, diepe kelder ingangen en hoge zitbanken, soms verrassend steenhouw- en siersmeedwerk. Ook de langssluipende wandelaar is niet veel rust en gelegenheid gegeven om er veel aandacht aan te wijden. Moderne stoeppalen, de recente 'amsterdammertjes', hebben intussen hier en daar smalle gangetjes trottoir vrij gemaakt van hierop parkerend blik. Er kwamen zo weer een aantal verloren gewaande stoepen, soms zelfs onbeschadigd, te voorschijn.

Die buitentrappen, als verhoogde entrée's tot de woningen, zijn geleidelijk ontstaan met de ontwikkeling van de inrichting van de huizen in de 15e-16e eeuw. Bij de middeleeuwse houten huizen viel men nog zo met de deur in het (voor)huis. Deze huizen werden door de grote stadsbranden grotendeels verwoest. Waar in de late middeleeuwen kelders en onderhuizen werden gebouwd en het voorhuis wat werd opgetild, verschenen de eerste houten steektrappen voor de gevel. Hier en daar zijn er nog, o.a. in de Jordaan. De uitbouw van pothuizen, uitstalkasten, luifels, luiken en de hele handel op de stoep vestigde een gewoonterecht van het schilderachtige, maar zeer reële stoepleven, tot dit zich wat terugtrok in het voorhuis. In 1565 bevestigde een keur officieel een reeds vele jaren gevestigde bouwpraktijk voor de gevel van 'timeragien ... stoepen, luyfenen, uythangende borden, opgeslagen veynsteren ende ophangende deuren'. Deze keur bepaalde ook de maximum hoogte van stoepbordessen: langs de gracht 4½ voet, ca 1,25 m (langs de andere straten 4 voet). Een eeuw later, in 1663, werd toegestaan dat de stoepen 7 voet hoog mochten worden gebouwd. Dit hing weer samen met de ontwikkeling binnen van het sousterrain, van opslagruimte tot onderhuis met o.a. keukenvertrekken.


Leidsegracht, even zijde
Leidsegracht, even zijde

Langs de grachtengordel van Leidsegracht tot Amstel bouwde men de vaak dubbele stoepen ca 1.80 m hoog, soms nog iets hoger. Pothuizen kwamen langs deze deftige gevels niet meer voor. Deze hoge 'perrons' bevatten op straatniveau vaak een benedeningang naar het onderhuis. In andere gevallen kwam de officiële toegang tot het huis in het onderhuis zelf, dus zonder stoep (het Coymanshuis, Keizersgracht 177 door Jacob van Campen, en de Trippenhuizen, Kloveniersburgwal 29 door Justus Vingboons, zijn vroege voorbeelden). De meeste architekten bleven echter de monumentale hoge stoep trouw, Hendrick d.e Keyser en ook Philip Vingboons in zijn vroegere werken. Adriaan Dortsman bouwde frontale stoepen, met de treden evenwijdig aan de gevel (bv. Herengracht 462), de meeste anderen echter dubbele langsstoepen. En hier zien we een grote variatie, zowel in de stenen opbouw als in de bekronende leuningen en hekken. Staken eerst bij veel stoepen de treden opzij over, sinds ca 1700 werden zij aan de straatzijde ook wel afgesloten door rechte of gebogen 'harpstukken'. Hierop zijn vaak fraaie profiellijsten gehouwen en decoratie-motieven van de diverse lodewijkstijlen (bv. Keizersgracht 618, Herengracht 402). De leuning wordt dan meegebogen, en gedragen door vele soorten stoeppalen. Deze staken eerst door de armleuningen met een knop of bol, later dragen zij doorlopende leuningen. De vroege, eenvoudige ronde palen met bolvormige knoppen sluiten goed aan bij de traditionele brugleuningen. Talrijk zijn nog de vierkante balusters, meestal met flinke kop, naar beneden toe dunner uitlopend met halverwege een gestileerd blaadje, op weer stevige voet. Ook vinden we bredere modellen met rijker modelé met voluutjes, bladranken, schelpmotieven, cannelures enz. Soms staan de balusters dan ook paarsgewijs tezamen.


Herengracht 129-131
Herengracht 129-131

In de 19e eeuw worden de stoeppalen meer een industrieprodukt in traditionele of fantastische vormen en vaak als tripode op drie pootjes. Behalve onder de stoeppalen is ook onder de gesmede stoep- en gevelhekken een grote verscheidenheid al zijn er helaas heel wat verdwenen of ernstig door roest in verval. Rijke rococo-vormen vinden we bijv. voor de Armeense kerk aan de Kromboomssloot 22 en voor Nieuwe Herengracht 103. Maar ook uit de Louis XVI en het Empire, en nog tot ver in de 19e eeuw vinden we originele en heel decoratieve hekken, tot en met enkele fraaie voorbeelden van Art nouveau en Amsterdamse school. Doorlopende hekken of stenen palen met kettingen sloten langzamerhand de huisstoepzone af van de openbare stoep, waarmee een vanouds zeer levendig onderdeel van het huis werd tot wat afwerend basement voor het huis, waar het leven van de straat weg naar binnen werd gekeerd.

Genoemde overdaad aan gemotoriseerd verkeer en parkerende voertuigen maakte deze strook in onze eeuw niet leefbaarder. Anderzijds blijken wat 'alternatieve' bewoners en gebruikers nog best gevoelig voor deze 'restruimte' door de diverse bordessen, platforms, banken en trappen te benutten voor bloempotten en plantebakken, waartussen nog een bescheiden buitenleven in de zon mogelijk bleek. De Amsterdamse stoepen blijken bij nadere beschouwing nog een heel eigen wereld te zijn gebleven in de marge van onze 20e eeuw.

Drs. H. Rowaan

(Uit: De Lamp van Diogenes 43, mei 1977)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.