Als de plannen doorgaan, komt hier het eindpunt van de Schipholspoorlijn, tevens verbinding met Den Haag, en dat kan de genadeslag worden voor het karakter van dit plein en zijn uitstralingsgebied, de Museumbuurt. Als er niet tijdig tegenmaatregelen worden genomen, krijgen de economische krachten vrij spel. Dan zou het wel eens kunnen gebeuren, dat de drie enige beschermde monumenten, t.w. het Rijksmuseum, het Concertgebouw en het Stedelijk Museum, gebouwen die nu het karakter van het gebied sterk bepalen, zelf 'Fremdkörper' worden in een stadsbeeld, waarvan ik me maar liever geen voorstelling maak.
Het groots ontworpen Museumplein is
voor ons land iets unieks en alleen
daarom al mag het karakter ervan niet
verloren gaan. Want eigenlijk zijn
Nederlanders geen pleinenbouwers en
dat ervaart men vooral in de
Amsterdamse binnenstad. Die zit
weliswaar vol met pleinen en pleintjes,
maar een ruimte van allure is niet te
vinden. De kleine pleinen, zoals die
bij de oude kerken en de verschillende
'hoekjes en restjes' in de stads
plattegrond, passen goed in de
schaal van de stal Grote ·ruimten die
harmoniëren met hun omgeving zijn er
niet en worden (misschien ook om
die reden) slordig behandeld. Zelfs de
Dam, ondanks monumenten als het
'Paleis' en de Nieuwe Kerk - en niet
te vergeten 'het' monument - is geen
echt monumentaal plein. Daarvoor is
de pleinruimte zelf te onevenwichtig
van vorm en de omringende
bebouwing te veelsoortig.
Maar op de grens van de historische
binnenstad en de dicht bevolkte
nieuwe stad hebben we nog het
monumentale Museumplein. Cultureel
centrum van Amsterdam èn het gehele
land, ook visueel met de binnenstad
verbonden en wel door de jonge'
stadspoort uit 1885, het Rijksmuseum.
De magistrale plattegrond van het
plein en directe omgeving is
opgebouwd uit drie in elkaar passende
waaiervormige stukken grond, waarvan
alleen het kleinste, meteen achter
het Rijksmuseum gelegen, geheel
onbebouwd bleef. Deze waaiervorm is
ongetwijfeld het gevolg van het feit,
dat de beide langszijden evenwijdig
lopen aan eerder bestaande elementen:
de Boerenwetering en het Vondelpark,
waartussen de Museumbuurt is
gepland. Ontwerper Cuypers (de
grote Dr. P.J.H., eveneens
bouwmeester van het Rijksmuseum)
dacht deze ruimte tevens een
plantsoenfunctie toe, op deze plek de
onmisbare groene long in de stad. Het
plein heeft in het stedelijk leven
altijd een belangrijke functie vervuld:
als tentoonstellingsruimte, als plaats
voor sport en spel en voor samen
komsten in de open lucht, een
plantsoen is het echter nooit
geworden.
Naast de hierboven genoemde drie grote monumenten, waarvan het Rijksmuseum veruit de dominantste is, bestaat de 'gouden rand' van het plein hoofdzakelijk uit prachtige vrijstaande villa's met forse tuinen, veelal nog omgeven door de oorspronkelijke smeedijzeren hekken, die qua vormgeving aansluiten bij die rond het Rijksmuseum. Deze statige huizen zijn dan ook onder het toen net in het leven geroepen - en zeer streng opererende - welstandstoezicht tot stand gekomen. Deze open bebouwing vormt bovendien de juiste overgang tussen de grote open ruimte van het plein zelf en de achterliggende gesloten straatwanden. Rijksmuseum, Concertgebouw en Stedelijk Museum hebben, hoewel zeer verschillend in stijl, bouwkundig veel gemeenschappelijke elementen. Bijvoorbeeld de uitvoering in baksteen met natuurstenen versieringen, de leien daken en de bekroning met torens. Dit geldt ook voor de veelsoortige architectuur die we rond het plein en in de omliggende straten aantreffen, en die aan het eind van de vorige en in het begin van deze eeuw ontstond. Hieronder vinden we de beste voorbeelden van stijlen als het 19de-eeuwse eclecticisme, art nouveau, Amsterdamse school en neoclassicisme. Geen eenheid dus in bouwstijl, maar in zo veel elementen en details, dat - natuurlijk is zo'n oordeel pas mogelijk door onze afstand in tijd - de harmonie en samenhang sterker tot ons spreekt dan de verschillen.
Tot zover een en ander over het
ontstaan van het Museumplein en
omgeving, hoe in dit stadsdeel een
evenwicht werd bereikt tussen
onbebouwde en bebouwde ruimte ,
tussen vorm en functie. Na W.O. II
hebben echter een aantal
veranderingen plaats gevonden,
waardoor het plein zowel in allure als
aan gebruikswaarde heeft ingeboet.
De grootste aanslag op het plein is
ongetwijfeld de 30 meter brede,
kortste snelweg van Nederland, in
1952 aangelegd, ondanks hevige
protesten van de bevolking, hiertoe
georganiseerd in vele groeperingen.
In het algemeen wilde men het
intussen verloederde ijsclubterrein op
het plein tot een plantsoen met
sportterrein maken. De noodzakelijk
geachte weg wilde men langs het
plein, zodat dit optimaal zou kunnen
worden gebruikt en vanuit het hart
zou kunnen worden beleefd. Maar het
gemeentebestuur beschikte anders,
het achtte de geplande verkeersbaan
met het randje gras een waardige en
fraaie aanleg en was van mening dat
slechts op deze wijze het plein aan de
gehele bevolking ten goede zou komen.
Dat deze verkeersweg nergens heen
leidde, de poort onder het
Rijksmuseum was al lang vóór de
oorlog voor verkeer gesloten, deed er
blijkbaar niet toe voor een element van
een dergelijke stedebouwkundige waarde! Le Cosquino de Bussy
noemt het in het maandblad van
Amstelodamum teleurgesteld een
brede, drukke, lawaaierige, gevaarlijke
verkeersweg, omzoomd door enig
plantsoen, te smal voor een diepe
ademhaling en te stevig in de ban van
de benzinerie om een oord van
effectieve recreatie te kunnen zijn.
Ongeveer tezelfdertijd werd 'voor
enige jaren' het 'tijdelijke' K.L.M.
gebouwtje neergezet. Ook door het
vele verkeer (bussen!) dat het aantrekt
een aanslag op de beleving van het
plein. Dit kreeg onlangs gezelschap van
een bijna al het gras aan de oostzijde
opslokkende noodschool, waarvan
men zich af moet vragen hoe tijdelijk
die zal zijn.
Blijvende, te betreuren detonerende
nieuwbouw is vooral het knalgele
A.N.W.B.-gebouw aan de oostzijde van
het plein. En hoe knap het
daartegenover liggende van
Goghmuseum ook als gebouw mag
zijn, ook dat past slecht op het plein.
Bovendien zijn hiervoor vier mooie
villa's geofferd. Ook het General
Accident-gebouw, meteen ten Z.O. van
het Rijk smuseum doet zijn naam eer
aan.
Uit deze voorbeelden moet
geconcludeerd worden, dat het verlies
van de oorspronkelijke bebouwing op
deze gevoelige plek onherstelbaar
genoemd moet worden.
Daarom is de op wonderbaarlijke
wijze geslaagde actie van de
kunsthistorica Lydia Lansink en de
buurtbewoonster Dorien van der
Waerden tot redding van de villa
Roelvink op de hoek van de Paulus
Potterstraat en de Honthorststraat
van groter belang dan het behoud van
het gebouw alleen.
Deze schepping van van Gendt, op
een hoek van het Museumplein
gelegen, had moeten wijken voor een
reeds goedgekeurd kantoorplan. Zij
wisten de eigenaar van deze plannen af
te brengen door een koper te vinden
voor dit huis die het wel wil
herstellen.
Hun vorig jaar verschenen uitstekend
gedocumenteerde nota om
bescherming voor dit pand te
verkrijgen via de monumentenwet had
nl. niet het gewenste effect. In deze
nota, waarin ook de (cultuur)
geschiedenis van het Museumplein
grote aandacht krijgt, werd voorts
aangedrongen op de noodzaak dit
plein tot beschermd stadsgezicht te
verklaren. Zij kregen steun van o.a. alle
culturele instellingen rond het plein,
de Bond Heemschut en
Amstelodamum. Hoewel de Minister
dit verzoek vooralsnog niet honoreerde
schreef deze wel aan het Amsterdamse
Gemeentebestuur, het zeer gewenst
te achten dat dergelijke ontwikkelingen
worden tegengegaan.
Het geval Honthorststraat moet
inderdaad als een voorbode gezien
worden van wat het plein te wachten
staat als hier het eindstation
Schiphollijn komt. Tenzij B. en W.
een ander beleid gaan voeren dan tot
dusverre. Zo staan zij momenteel
bijvoorbeeld regelmatig het omzetten
van bruikbare woningen in hotelruimte
toe in de waardevolle straten rond
het plein. De recente ingrepen op
andere pleinen in de stad (Frederiks
plein, Leidsebosje), waarbij die
eigenlijk aan het stedelijk leven
onttrokken zijn, zijn ook al geen
voorbeelden van gevoel voor deze
stedelijke elementen.
Een goede oplossing is inderdaad de
toewijzing tot beschermd stadsgezicht
van het plein en de daarmee
samenhangende omliggende straten.
Als aanvulling hierop dient veel
meer monumentale bebouwing
beschermd te worden. Het hanteren
van een gemeentelijke
monumentenlijst (daartoe dient een
gemeentelijke monumentenverordening van kracht te worden) kan hierbij
van groot nut zijn. Verder is een
bestemmingsplan met beperkende
gebruiksvoorschriften nodig. Culturele
functies, scholen voor hoger
beroepsonderwijs e.d. die slecht
behuisd zijn of nog geen onderdak
hebben dienen in dit gebied voorrang
te krijgen. De woonfunctie moet waar
mogelijk versterkt worden. Als deze
beschermende maatregelen effectief
geworden zijn, kan ook de pleinruimte
zelf beter ingedeeld worden. Het
verkeersprobleem dient vanzelfsprekend anders opgelost te
worden en de ontluisterende tijdelijke
bebouwing moet verdwijnen.
Alleen dan zal het Museumplein
weerstand kunnen bieden aan de
nieuwe druk, aan allure kunnen
winnen en in gebruikswaarde toe
kunnen nemen, kortom echt aan de
gehele burgerij ten goede komen.
Jenny Bierenbroodspot
(Uit: De Lamp van Diogenes 43, mei 1977)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.