De leeftijdsgrens is inmiddels opgeschoven tot 1938, en omvat nu dus ook Berlage en zijn tijd, het eerste 'nieuwe bouwen' in glas en staal, en de Amsterdamse School. Belangrijker is echter dat de belangstelling voor de bouwkunst van na 1850 sterk toeneemt; soms zozeer dat de 'oude' monumentenzorgers zich afvragen, of er genoeg aandacht over blijft voor wat daarvóór ontstond en in hun ogen superieur blijft van stijl en uitvoering. Dat neemt niet weg dat het verdampen van vooroordelen altijd een verruiming inhoudt. De architectuur uit het recente verleden is, gelukkig, niet meer vogelvrij.
Een van de belangrijke figuren is daar van geweest de onlangs op 100-jarige leeftijd overleden H.Th. Wijdeveld, niet al- leen architect van naam, maar ook een begaafd tekenaar en in de jaren twintig een gezaghebbend publicist. Van Wijdevelds hand is het gebouw Flesseman aan de Nieuwmarkt. Te groot van schaal denken wij nu, maar toch een boeiende architectuur, in de eerste plaats door het zorgvuldig gedetailleerde metselwerk. Flesseman was een textielbedrijf, zoals er toen vele waren in de omgeving van de Sint Antoniebreestraat en de Jodenbreestraat. Dat is verleden tijd, het gebouw stond leeg, het werd gekraakt, en daarna verbouwd tot woningen. Maar wat is er met het exterieur gebeurd?
Het metselwerk is verdwenen achter isolatieplaten, bepleisterd en in een onsmakelijk geel geschilderd, de details zijn vergroofd, er is een verdieping opgezet, kortom: het is niet meer het gebouw van Wijdeveld, maar een lompe klont. Dat moet toch met medeweten, zelfs met goedkeuring van de architecten in de Commissie Oude Stad zijn gedaan. Waar blijft, alle congressen en publikaties ten spijt, het respect voor de jongere bouwkunst?
Geurt Brinkgreve
(Uit: De Lamp van Diogenes 108, maart 1988)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.