Winnaar van de Geurt Brinkgreve Bokaal 2024

Het Nationaal Holocaustmuseum

Op 10 maart 2024 werd schuin tegenover de Hollandsche Schouw­burg het Nationaal Holocaust­ museum heropend. Aan de hand van bewaard gebleven voorwerpen van vervolgden vertelt het museum de geschiedenis van de Joden in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Om het ­ museum een passende plek te ­ geven werd de voormalige Hervormde kweekschool naast de crèche van Henriëtte Pimentel in opdracht van het Joods Cultureel Kwartier (JCK) ingrijpend verbouwd. Tegelijkertijd werd ook de Hollandsche Schouwburg gerenoveerd. Op 10 december 2024 ontvingen architect en ­ opdrachtgever de Geurt Brinkgreve Bokaal voor dit geslaagde project.

Het nieuwe Holocaustmuseum met links de voormalige kweekschool van G.B. Salm en rechts
de nieuwe ingangspartij, naar ontwerp van Office Winhov (foto Roos Aldershoff)
Het nieuwe Holocaustmuseum met links de voormalige kweekschool van G.B. Salm en rechts de nieuwe ingangspartij, naar ontwerp van Office Winhov (foto Roos Aldershoff)

De keuze om het Holocaustmuseum te vestigen in de voormalige kweekschool op Plantage Middenlaan 27 lag zeer voor de hand. Via deze kweekschool werden in de oorlog 600 Joodse kinderen uit de naastgelegen crèche gered en naar onderduikadressen gebracht, onder wie mijn moeder. De niet meer bestaande crèche op Plantage Middenlaan 31 werd in opdracht van de Talmoed-Toraschool in 1880-1882 gebouwd door architect Isaac Gosschalk (1838-1907). Vanaf 1924 was in dit gebouw het dagverblijf van de in 1906 opgerichte 'Vereeniging Zuigelingen-Inrichting en Kinderhuis' gevestigd. Deze crèche was bedoeld voor zuigelingen, peuters en kleuters met buitenshuis werkzame moeders en stond onder leiding van Henriëtte Pimentel (1876-1943). (1) Bij de opening in 1924 was dit het modernste kinderdagverblijf van de stad. In de Joodse instelling waren ook niet-Joodse kinderen welkom.

Toen de Duitsers op 18 juli 1942 de Hollandsche Schouwburg aanwezen als doorgangshuis voor de deportatie van de Joden naar Westerbork had de Joodse Raad weten te bereiken dat baby’s en kinderen beneden de twaalf jaar werden ondergebracht in de crèche van Henriëtte Pimentel. Deze heldhaftige directrice en haar medewerkers hielden zich al spoedig daarna bezig met het redden van Joodse kinderen. Hierbij was ook Walter Süskind betrokken, die voor de Joodse Raad werkzaam was als hoofd van de tegenover de crèche gelegen Hollandsche Schouwburg. (2)
De tuin van de crèche grensde aan het schoolplein van de Hervormde kweekschool. Met medeweten van de directeur van de kweekschool, dr. J.W. van Hulst, werden veel kinderen over de muur tussen tuin en schoolplein weggesmokkeld. Koeriersters brachten hen vervolgens in veiligheid door ze bij pleeggezinnen onder te brengen.
In 1976 is het gebouw waarin de crèche was gevestigd, gesloopt om plaats te maken voor de nieuwbouw van de St-Hubertusvereniging, het zogenaamde Moederhuis - in 1973 ontworpen door Aldo van Eyck (1918-1999). De kweekschool daarnaast bleef echter wel bewaard. In december 1982 werd aan de muur van dit pand door burgemeester Polak een bronzen gedenkplaat onthuld. (3) Deze herinnert ‘aan allen die tijdens de Duitse bezetting hebben geholpen joodse kinderen voor deportatie te behouden 1940-1945’.


De situatie tot voorheen (foto Walther Schoonenberg, 2019)
De situatie tot voorheen (foto Walther Schoonenberg, 2019)

In 2016 zocht het Joods Cultureel Kwartier (JCK) – sinds enkele jaren de overkoepelende organisatie van het Joods (Historische) Museum, de Portugese synagoge en de Hollandsche Schouwburg - naar een locatie om de geschiedenis van de Joden in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog te vertellen. Deze werd gevonden in de voormalige Hervormde kweekschool. Lodewijk Asscher kon de kweekschool precies op tijd voor deze functie redden. In datzelfde jaar maakte het Nationaal Holocaustmuseum op deze locatie al provisorisch een start met tentoonstellingen en lezingen. Het JCK wilde echter dat het schoolgebouw zelf ook onderdeel werd van het museum, zodat dat het verhaal kon ondersteunen en het tevens een plek voor herdenking en contemplatie kon worden.
Dit vormde dan ook een belangrijk uitgangspunt voor Office Winhov, het architectenbureau dat de opdracht kreeg om in de kweekschool een nieuw museum in te richten. Dit bureau had in het verleden al bewezen dergelijke complexe transformaties aan te kunnen - denk aan het Trippenhuis, de Labouchère-Bank in de Spuistraat (W Bank), (4) het V&D-complex in de Kalverstraat (5) en het Amstel Station - waarbij Winhov steeds liet zien dat het mogelijk is op respectvolle wijze oude gebouwen te moderniseren. Bij het V&D-complex werden bijvoorbeeld lelijke latere verbouwingen ongedaan gemaakt en kon zelfs een verdwenen steeg aan de stad worden teruggegeven.

Hervormde kweekschool


Ontwerptekening van G.B. Salm, 1888 (Stadsarchief Amsterdam)
Ontwerptekening van G.B. Salm, 1888 (Stadsarchief Amsterdam)

De kweekschool op Plantage Middenlaan 27 was in 1888 door G.B. Salm ontworpen voor de Plantage Bewaarschool, die al vanaf 1847 op deze locatie was gevestigd. (6) Gerlof Bartholomeus Salm (1831-1897) heeft een omvangrijk oeuvre op zijn naam staan. Hij is onder meer bekend van Paradiso (de Vrije Gemeente, 1880), het Artis-aquarium (1882), de synagoge Beth Hamidrasj Ets Chaim in de Rapenburgerstraat (1883) en de (gereformeerde) Keizersgrachtkerk (Keizersgracht 566, 1888). Hij was in die jaren kortom een veel gevraagd architect. De bewaarschool van Salm aan de Plantage Middenlaan is echter minder goed bewaard gebleven dan zijn beter bekende bouwwerken. In 1907 werd het gebouw betrokken door de Hervormde kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen, die in de jaren zestig werd omgedoopt tot Hervormde Pedagogische Academie. Deze instelling bleef hier tot 1984 gehuisvest, waarna op dit adres een school kwam voor Individueel Voortgezet Kunstzinnig Onderwijs (IVKO). Bij de verschillende herbestemmingen werd het schoolgebouw steeds meer of minder ingrijpend verbouwd. Zo werd het gebouw zowel in de hoogte als de diepte uitgebreid, naar ontwerp van architect Gustaf Adolf Roobol (1899-1981). In 1952 werd eerst de kap samen met de twee topgevels gesloopt en vervangen door een verdieping, vervolgens is in 1960 ook de directeurswoning (op nr. 29) rechts van de school gesloopt en vervangen door een nieuwe ingangspartij. Deze entree werd met het schoolgebouw verbonden door een terugliggende derde verdieping, die over het dak van de voormalige school doorliep. Door deze grote ingrepen was er weinig over van het karakter van de voormalige kweekschool. Ook inwendig was flink verbouwd, zo hadden de klaslokalen niet meer hun oorspronkelijke omvang.

Bouwplan van Uri Gilad


De maaswerkgevel in het nieuwe toegangsgebouw van binnenuit gezien
(foto Office Winhov)
De maaswerkgevel in het nieuwe toegangsgebouw van binnenuit gezien (foto Office Winhov)

Het plan om het oude karakter van de kweekschool te herstellen, werd gemaakt door architect Uri Gilad (Israel, 1977). Hij werd opgeleid aan de Amsterdamse Academie van Bouwkunst, onder meer door Herman Hertzberger, en is mede-oprichter van architectenbureau Office Winhov. Naar zijn plan werd het vloeroppervlak van de school teruggebracht door de bovenste verdieping op te heffen en werd het historische aanzien van de gevel hersteld. Hierbij werden de twee topgevels in contour - dus in geabstraheerde vorm - gereconstrueerd. Achter de gevel gaat nu een mansardekap schuil. Door het herstel van de topgevels herkreeg de gevel haar oorspronkelijke proporties, waardoor tevens de parcellering met risalieten - naar voren stekende geveldelen - weer begrijpelijk is.
Door toepassing van kunstig metselwerk, uitgevoerd in een iets afwijkende, maar bij de oorspronkelijke gevel passende baksteen, herleeft hier het vooroorlogse ­ metselambacht. Aan de rechterkant van de kweekschool – waar vroeger de directeurswoning stond – kwam een nieuwe ingangspartij in een beige baksteen met een 'gesloten' gevel in filigrain-maaswerk. Hiervoor lijken zowel de gevel van de Obrechtsjoel als het Metaarhuis in de Nieuwe Kerkstraat, beide van Harry Elte (1880-1944), de inspiratiebronnen te zijn - een eerbetoon aan deze in de oorlog omgekomen Joodse architect. Ondanks het feit dat deze gevel geen vensters bevat, zorgen de fijne openingen in het metselwerk ervoor dat er enerzijds licht naar binnen valt, maar er tevens licht naar buiten kan uitstralen wanneer het gebouw 's avonds wordt verlicht. Het resultaat is een museum met een toegankelijk karakter.


In de oude kweekschool, nu Holocaustmuseum: lichtprojectie van het portaal dat onderdeel was van de ontsnappingsroute (foto Walther Schoonenberg
In de oude kweekschool, nu Holocaustmuseum: lichtprojectie van het portaal dat onderdeel was van de ontsnappingsroute (foto Walther Schoonenberg

Door de reconstructie van de oude klaslokalen, die met hun vier meter hoogte goed als expositieruimten te gebruiken waren, herkreeg het gebouw ook aan de binnenzijde weer zijn oude schoolkarakter. Het belangrijkste trappenhuis herinnerde alleen op de benedenverdieping nog aan de oorspronkelijke situatie, maar werd op bijpassende wijze aangevuld, zodat ook de indeling van het gebouw kon worden hersteld. De historische trap bleef daardoor bewaard en werd in de museumrouting opgenomen. Bij de verbouwing werden drie soorten tegels aangetroffen, waarvan er maar één origineel was. In het bouwplan is enerzijds veel aandacht besteed aan de nog aanwezige onderdelen, maar tevens aan het (nieuwe) materiaal­ gebruik, zoals het bovengenoemde metselwerk. Emotioneel beladen zijn de gang en deur die de ontsnappingsroute vormden. Met een lichtprojectie van een portaal wordt deze uitgang benadrukt.

Hollandsche Schouwburg

De opdracht van Winhov strekte zich ook uit naar de Hollandsche Schouwburg aan de overzijde van de straat (Plantage Middenlaan 24). Deze voormalige schouwburg - in 1892 naar ontwerp van architect Cornelis Antonius Bombach Czn (1857-1917) voor Artis gebouwd - was tijdens de Duitse bezetting de verzamelplaats voor de deportaties; vanuit dit gebouw zijn ruim 46.000 Joden uit Amsterdam naar Westerbork gevoerd.


Voormalige Chapelle ardente in de Hollandsche
Schouwburg naar ontwerp van Leon
­ Waterman (foto Joods Museum)
Voormalige Chapelle ardente in de Hollandsche Schouwburg naar ontwerp van Leon ­ Waterman (foto Joods Museum)

In 1962 is de schouwburg als gedenkplaats ingericht. Achter de monumentale gevel ontwierp architect Jan Leupen (1901-1985), werkzaam voor Publieke Werken, een modern entreegebouw met een open en transparante ruimte, die overgaat in een door galerijen omgeven tuin of atrium en wordt besloten door de ruïne van het toneel waarbinnen een gedenknaald werd opgericht. De theaterzaal werd hiervoor grotendeels afgebroken. Voor de zuidoostkant van het entreegebouw had Leon Hijman Paul Waterman (1912-1988) destijds een ‘chapelle ardente’ ontworpen, een op Le Corbusiers kapel in Ronchamps geïnspireerde ­ gedenkruimte met aan de (noord) oostwand een bronzen wandlamp, die zowel als gedenklicht – ner zikaron – als als eeuwig licht – ner tamied – functioneerde. (7) Deze rouwkapel heeft tot omstreeks 1992 bestaan. In het daarop volgende jaar is het entreegebouw door architect Roy Gelders opnieuw ingericht waarbij de ­ kapel werd ontmanteld om aan de zuidoostgevel van het gebouw de Namenwand naar ontwerp van Victor Levie te installeren – met de 6.700 familienamen van de uit Nederland gedeporteerde en vermoorde joden. De wandlamp werd hierbij vervangen door een in de vloer opgenomen eeuwige vlam. Vaste prik na afloop van het formele gedeelte van de Holocaust­ herdenkingen, die hier jaarlijks op de gedenkplaats worden gehouden, was een gang langs deze Namenwand om de familienaam aan te wijzen. Vanwege de oprichting van het nieuwe Namenmonument aan de Weesperstraat – met de namen van álle gedeporteerden – is bij de laatste verbouwing ook deze gedenkplaats (helaas) verdwenen.

Door latere wijzigingen in het voorgebouw was echter ook de oorspronkelijke opzet van Leupens ontwerp verloren gegaan. Zo was er vanaf de straat geen zicht meer op de gedenkplaats. De oorspronkelijke transparan­ tie van het entreegebouw is door Winhov teruggebracht door de doorgangen vanuit het voorgebouw naar de tuin weer te openen. Het probleem dat al het publiek op drukke bijeenkomsten door één smalle opening moest worden geperst werd daarmee opgelost.

Ook het aanzien van de Hollandsche Schouwburg is veranderd. De monumentale gevel bleek in slechte staat te verkeren en moest worden gerestaureerd. Uit het daarbij uitgevoerde kleurenonderzoek bleek dat de gevel in de tijd van Leupen een wat leverkleurige Bentheimertint had. Na de nodige discussie met de welstandscommissie over de precieze kleur van het stucwerk is ervoor gekozen deze leverkleur terug te brengen, aangezien deze periode het uitgangspunt vormde voor de restauratie. Wie goed kijkt, ziet dat ook de kroonlijst aan beide zijden van het timpaan is aangeheeld waardoor de gevel weer beter oogt. Er is nog geocht naar de verdwenen beelden op de gevel, maar die zijn niet teruggevonden. Een aardig detail is wel dat de oorspronkelijke belettering in het fries onder het timpaan is hersteld.

Speelplaats

Een belangrijk onderdeel van het plan was het maken van een routing die de bezoekers van de Schouwburg naar het schoolgebouw (nu museum) brengt en vice versa. Net als in de oorlogsjaren moet men daarbij de trambaan oversteken; de tramhalte tussen beide gebouwen speelde een belangrijke rol in de ontsnappingsroute van de kinderen omdat deze het zicht van de Duitse bewakers voor de ingang van de schouwburg op het schoolgebouw belemmerde. Het uitgangspunt van Leupen - om een gedenkplaats te maken die zichtbaar is vanaf de straat - werd door Gilad ook toegepast op de kweekschool. De speelplaats achter het museum, waar de kinderen over de schutting werden getild om hen te redden, werd leeggemaakt zodat de erfscheiding weer zichtbaar is. Daar verrees een fraai ontworpen glazen uitbouw die, in combinatie met de hierboven al genoemde gang en uitgang naar de Plantage Middenlaan, uitnodigt voor contemplatie. Doordat het (echte!) metselwerk van de nieuwe uitbouw op de binnenplaats afwijkt van dat van het oude gebouw, is meteen duidelijk waar men zich bevindt.

Door uit te gaan van de oude gebouwen en niet de museale functie alléén als uitgangspunt te nemen (zoals in bepaalde andere Amsterdamse musea) is Office Winhov erin geslaagd de architectuur weer tot leven te wekken en bruikbaar te maken voor de nieuwe bestemming. Het Holocaustmuseum is een aanwinst voor de stad.

Walther Schoonenberg

Voetnoten
1. Ons Amsterdam 31 (1979), p. 140-143. Zie ook het boek van Esther Shaya en Frank Hemminga over Henriëtte Pimentel.
2. Gids van Joods Erfgoed, p. 91.
3. Ons Amsterdam 35 (1983), p. 62.
4. Gert Eijkelboom en Gerrit Vermeer, 'Geurt Brinkgreve Bokaal naar W Bank' in Binnenstad 279 (jan./febr. 2017).
5. Radboud van Beekum, 'Vroom & Dreesmann. Een nieuw begin voor een vertrouwd gebouw', Binnenstad 281 (mei/ juni 2017).
6. Janjaap Kuyt, Norbert Middelkoop en Auke van der Woud, G.B. Salm & A. Salm GBzn, Amsterdam 1997, p. 97.
7. De bronzen wandlamp, vervaardigd door de beeldhouwer Johan Sterenberg (1920-2002), is voorzien van de tekst Het licht van de Eeuwige beschijnt‘ – םדא תמשנ 'ה רנ de geest van de mens' (Spreuken 20:27). De lamp wordt bewaard in de collectie van het Joods Cultureel Kwartier (objectnr. M011531). Meer informatie: https://data.jck.nl/ page/aggregation/jhm-museum/M011531

(Uit: Binnenstad 314/315, najaar 2024)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.