Beleidskader Hoofdgroenstructuur

Binnenkort zal de gemeenteraad het Beleidskader Hoofdgroenstructuur vaststellen. In deze nota wordt vastgelegd welke grotere, 'wijkoverstijgende' gebieden in Amsterdam een groene bestemming hebben, in die zin dat deze een groen/blauw karakter dragen en niet bedoeld zijn om in te wonen, werken of te overnachten. 'Die gebieden', schrijft de gemeente, 'vervullen een onmisbare functie niet alleen voor de verbetering van het leefklimaat, de luchtkwaliteit en de waterhuishouding, maar ook voor de biodiversiteit, groene recreatie en de voedselproductie'. Het beleidskader vervangt de beleidsregels uit de Structuurvisie Amsterdam 2040 (2011) en bevat de gemeentelijke regels voor de inpassing van nieuwe ingrepen binnen het bestaande groen: aan welke voorwaarden dienen deze te voldoen om in aanmerking te komen voor een Omgevingsvergunning?
Weiland naast begraafplaats St. Barbara. Relict van het elfde-eeuwse veenweide landschap (foto: Wim Ruigrok)

In het nieuwe Beleidskader Hoofdgroenstructuur is meer dan voorheen oog voor groene verbindingszones. Zo is in de bijbehorende kaart nu ook een deel van de 'Hoofdbomenstructuur' opgenomen. Ook maakt het water voortaan deel uit van de Hoofdgroenstructuur. De VVAB vindt dit positief, mede omdat veel grachten zijn aangekleed met bomen. Bovendien draagt de aanleg van nieuwe waterpartijen of ontdemping van grachten bij aan de waterberging en daarmee aan de 'vergroening' van de stad. In het beleidskader gaat - terecht - veel aandacht uit naar de natuurwaarde van groengebieden. Tot nu toe ontbreekt echter een vergelijkbare belangstelling voor het groene erfgoed, dat (eveneens) vaak een bijzondere bescherming geniet en om die reden in de nota een gelijkwaardige plaats verdient. Veel historische landschappen en stads- en landschapsparken zijn van cultuurhistorische waarde en binnen alle als zodanig beschermde locaties zou erfgoed net als natuur een 'prioritaire waarde' moeten krijgen.

Objectief versus recreatief

Hoofdgroenstructuur uit de Structuurvisie 2050


Allereerst valt op dat de Hoofdgroenstructuur vooral betrekking heeft op het openbaar toegankelijke groen, wat de groenstructuur (onbedoeld) enigszins het karakter verleent van een recreatiestructuur. Om groen te waarderen en te behouden speelt de beleving hiervan een belangrijke rol, maar voor het milieu is het niet van belang of groen wel of niet openbaar is; kwetsbare natuur of groen erfgoed zijn vaak zelfs niet of slechts beperkt toegankelijk. Ontsluiting of verbetering van de openbaarheid en bruikbaarheid dragen niet bij aan de kwalitatieve of kwantitatieve verbetering van het groen in de stad en kunnen volgens de VVAB dan ook niet - zoals de concept-nota nu wel bepaalt - als compensatie dienen voor de aantasting van groen in de Hoofdgroenstructuur. Doordat niet-toegankelijke structuren achterwege zijn gelaten, hebben veel wijken eigenlijk een groener karakter dan de Hoofdgroenstructuur doet vermoeden. In het kader van de zorg voor ons milieu lijkt het daarom in eerste instantie van belang ál het structurele groen in de stad objectief in beeld te brengen.

Snippergroen en structuurgroen

Groen levert een bijdrage aan de omzetting van CO2 en heeft het vermogen fijnstof te binden. Groen vertraagt bovendien de waterafvoer bij stortregens en draagt bij aan de verlaging van de temperatuur. Om die reden wil Amsterdam de stad de komende jaren 'rigoreus vergroenen'. In de nationale Nota Ruimte werd in 2004 vastgelegd dat er per woning gemiddeld minimaal 75 m2 groen zou moeten zijn. In beleidsdocumenten dient echter gewaakt te worden voor de promotie van symboolgroen. Geveltuintjes, kadeplantsoentjes. gazons en de groene aankleding van gevels en daken e.d. kunnen weliswaar bijdragen aan de vergroening en wijken met weinig groen een groener aanzicht verlenen, maar het effect van dergelijk 'snippergroen' is toch beperkt. Bomenrijen daarentegen vormen ecologische verbindingszones en hoewel ze niet bijdragen aan het in de nota beoogde groenoppervlak, bevatten ze een behoorlijk groenvolume. Een volwassen boom van 20-25 meter hoog en circa 15-20 meter breed heeft een 'groenvolume' van circa 4000 m3, terwijl een boom van 10 meter doorsnee slechts een groenvolume van 500 m3 heeft. Vergeleken hierbij valt de waarde van 'plat' gras tussen de tramrails, groene daken, groenperkjes of ander snippergroen voor ons leefklimaat vrijwel in het niet. Behalve door de aanleg van water is de aanplant van bomen - die in de openbare ruimte slechts weinig ruimte innemen doordat de bladerkronen als het ware als groene wolken boven de straten zweven - de enige manier om dichtbevolkte wijken substantieel te vergroenen. Dit betekent ook dat 'buurten wijkgroen' als bloemenperkjes en groene daken structureel aangelegd groen niet kunnen vervangen. Daarbij komt dat dergelijke groenoplossingen vaak afbreuk doen aan bestaande erfgoedwaarden. Binnen beschermde stadsen dorpsgezichten zijn er maar beperkte mogelijkheden voor 'rigoreuze vergroening'.

Groenstructuren binnen de ring

Vergelijking van het groen in verschillende stadswijken met v.l.n.r. de negentiende-eeuwse gordel, Jordaan, grachtengordel met circa 100 m diepe keurblokken, en de middeleeuwse stad (bron: AHN)

Dit brengt ons op de vraag waarom de binnenstad - ondanks de relatief hoge bevolkings- en bebouwingsdichtheid objectief gezien toch één van de groenste stadsdelen van Amsterdam - er in het beleidskader wat bekaaid vanaf komt. Al sinds de zeventiende eeuw, toen amsterdam als eerste stad in Europa systematisch bomen ging aanplanten, vormt het groen een integraal onderdeel van de stedenbouwkundige structuur. Door toenmalige buitenlandse bezoekers werd zelfs opgemerkt dat het wel leek alsof de stad gebouwd is in een bos. Ook de grachten maken onlosmakelijk deel uit van de toenmalige stadsuitleggingen. Wanneer we luchtfoto's van de binnenstad bekijken, vallen echter niet in de eerste instantie de met bomen beplante grachten op, maar de groene binnentuinen. Anders dan de middeleeuwse kloostertuinen of het groen op de voormalige bolwerken, zijn deze tuinen door de nog altijd geldende zeventiende-eeuwse verordening of 'keur' - het toenmalige beleidskader - bewaard gebleven. Ook deze (beschermde) keurtuinen maken deel uit van de fijnmazige groenstructuur. De binnenstad is dus van begin af aan met groen en blauw dooraderd. In het concept-beleidskader zijn een aantal met bomen beplante grachten in de groenstructuur opgenomen, maar hierbij zijn de keurtuinen, de 'hoofdgroenstructuur van de zeventiende eeuw', vergeten.

De negentiende- en vroeg-twintigste-eeuwse stadsdelen binnen de ring zijn weliswaar met minder groen en blauw doorregen (hoewel veel binnentuinen toch nog 45m diep zijn), maar dit wordt gecompenseerd door de aanleg van parken - een typisch negentiende-eeuws fenomeen. Misschien zou je kunnen zeggen dat het Vondelpark (1865), Sarphatipark (1884) en Westerpark (1890) de eerste vormen van groene schaalvergroting zijn. Ook veel (tuin)wijken zijn nog opvallend groen, denk aan de Spaarndammerbuurt, Apollobuurt en de Watergraafsmeer.

De stad binnen de ring A10 is kortom niet minder groen, maar de groenstructuren zijn fijnmaziger. Om hiervan een objectiever beeld te geven verdient het aanbeveling alle grachten, beeldbepalende bomenrijen en keurtuinen als 'groene corridors' in de Hoofdgroenstructuur op te nemen. Uit deze voorbeelden kunnen we tevens leren dat behalve door de aanleg van nieuwe parken het ook mogelijk is amsterdam te vergroenen door dit fijnmazige groennetwerk uit te breiden, bijvoorbeeld door systematische boomaanplant langs de zuidelijke oevers van het iJ en het Javaeiland. Daarnaast kunnen de groen-blauwnetwerken in de binnenstad tot voorbeeld dienen voor het ontwerp van nieuwe stadswijken buiten de ring.

Groene scheggen

Veel twintigste-eeuwse wijken buiten de ring hebben een zeer duidelijk groen karakter doordat de bebouwings- en bewoningsdichtheid hier beduidend lager is dan in de binnenstad. amsterdam heeft een belangrijke stedenbouwkundige traditie, waarvan het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Cornelis van Eesteren uit 1934 een in binnen- en buitenland vermaard voorbeeld is. Van Eesteren was zich sterk bewust van het belang van groen voor onze gezondheid en ontspanning, en hechtte veel waarde aan voldoende groen binnen de wijken die hij ontwierp. Door tussen de nieuwe uitbreidingswijken zogenaamde groene scheggen aan te leggen, haalde hij bovendien 'het land in de stad'.

Wanneer de gemeente de Hoofdgroenstructuur wil versterken, betekent dit ook dat de groene scheggen, die door het groeiend aantal inwoners onder druk staan, beter beschermd moeten worden. Het is de vraag of de Hoofdgroenstructuur hier wel voldoende op toeziet.

Volgens de natuurwaarde- en biodiversiteitskaarten van de dienst Ruimte en duurzaamheid vertegenwoordigen de scheggen hoge natuurwaarden; zij vormen als het ware de groene longen van de stad. toch worden deze voortdurend bedreigd, vooral door versnippering, verarming en transformatie, zoals door verharding en aanleg van wegen, sportterreinen en zogenaamde 'hotspots'. de vereniging zou het betreuren als op deze manier delen van de groene scheggen verloren gaan.

In het nieuwe beleidskader wordt binnen de groene scheggen steeds meer ruimte toebedeeld aan sportterreinen. Dit is geen goed idee, zeker wanneer deze worden verhard met gravel of kunstgras. De meeste sportvelden doen bovendien afbreuk aan de natuur- en erfgoedwaarden van (landschaps)parken. Als je al sportvelden in de groene scheggen aanlegt, zou hier slechts plaats moeten zijn voor buitensportterreinen en 'natuursportvelden', die zich onderscheiden van de sportparkvelden in die zin dat ze onverhard zijn en hier geen plaats is voor autoparkeerplaatsen, clubhuizen en lichtmasten etc. Bij de aanleg van nieuwe woonwijken dient daarom meer plaats ingeruimd te worden voor sportaccomodaties (bijvoorbeeld op daken) en indien er in de landschapsparken toch (semi)verharde sportvelden worden aangelegd, zou dit gecompenseerd moeten worden door uitbreiding van de Hoofdgroenstructuur op andere locaties.

Ook de zogenaamde groenblauwe hotspots vormen een bedreiging voor de scheggen. Door inrichting, programmering en eventueel een 'beperkt gebouwd programma' wil de gemeente hier buitenactiviteiten bevorderen om de beleving en de 'stedelijke betekenis hiervan te vergroten'. 'Ingrepen die de recreatieve gebruikswaarde en/of de natuurwaarde of andere functies van het groen verhogen, worden hier gestimuleerd'. Dit laat zich echter lastig combineren met gebieden die een hoge natuur- en/of ecologische waarde hebben c.q. waar 'extensief gebruik' en 'rust en stilte' centraal staan.

Waarderingskaart groen erfgoed

De Hoofdgroenstructuur beschermt dus in de eerste plaats de bestemming van bepaalde locaties. De bescherming van de aanleg en het groen binnen deze structuren (bomen en andere planten) wordt geregeld door andere instrumenten. Voorts worden binnen de Hoofdgroenstructuur op grond van verschillende waarden (als natuur, recreatie, economie, duurzaamheid en gezondheid) verschillende groentypen onderscheiden (zoals natuur-, sport- en landschapsparken), ieder met hun eigen bestemming en richtlijnen voor gebruik en ontwikkeling. Binnen al deze typen is tevens in kaart gebracht welke gebieden een zogenaamd 'stadsnatuur-label' hebben, d.w.z. welke locaties extra bescherming genieten vanwege hun hoge ecologische waarde. Concreet betekent dit dat aanvragen voor de ontwikkeling van deze locaties voorzien moeten zijn van een 'flora- en faunatoets' en een ambtelijk advies van een stadsecoloog.

De waardering van het beschermde groene erfgoed is echter niet in kaart gebracht. Hierbij moet men denken aan beschermde buitenplaatsen en openbare parken, maar bijvoorbeeld ook de Papegaaienlaan in Artis, een aantal zeedijken, begraafplaatsen en bijzonder vormgegeven tuinen en plantsoenen. (1) Op grond van de bestaande bescherming verdient ook dit groene erfgoed in het beleidskader een 'prioritaire waarde'. In de nota ontbreekt dat ook adviesaanvragen voor beschermd groen erfgoed en plannen die beschermde waarden van stads- of dorpsgezichten aantasten voorzien zouden moeten zijn van een monumentenadvies. Zo blijkt uit de nota nu onvoldoende of en door welke instrumenten de historische cultuurlandschappen rond Amsterdam worden beschermd tegen nieuwe bebouwing of infrastructuur, zoals de Ookmeer- en Lutkemeerpolders, de Duivendrechtsepolder en de grootschalige poldergebieden in landelijk Noord en de voormalige gemeente Weesp - welke laatste in deze nota niet zou mogen ontbreken.

Voor de gebouwde omgeving bestaat een waarderingskaart waarop de gebouwen zijn ingedeeld in monumenten (orde 1), beeldbepalende objecten (orde 2) en overige objecten (orde 3). Door een vergelijkbare waarderingskaart van beschermd groen erfgoed op te nemen, zal de doelmatigheid van dit beleidskader aanmerkelijk worden vergroot. Dit is eenvoudig realiseerbaar door de verschillende groenelementen te waarderen op grond van de bestaande, juridische beschermingsregimes voor (natuur- en) erfgoedwaarden - dat wil zeggen op basis van de als zodanig aangewezen beschermde (natuur- en) landschapsgebieden, groene monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau. (2)

Tot slot heeft de vereniging erop gewezen dat uit de zogenaamde 'toetskaart' blijkt dat het weiland ten westen van de begraafplaats Sint Barbara niet als (cultuur) landschap is aangewezen, maar als 'stadspark'. Aangezien dit weiland een uniek veenweide-relict is waarvan de verkaveling dateert uit de elfde eeuw beschouwt de VVAB dit landschap voor Amsterdam van onvervangbare cultuurhistorische waarde en achten wij het uiterst ongewenst dat dit wordt 'ingericht voor een breed publiek met een gevarieerd aanbod aan recreatieve voorzieningen' (Richtlijnen Stadspark). Ook het weiland ten zuiden van de begraafplaats Huis te Vraag, dat nu als 'groene verbinding' is getypeerd c.q. bestemd tot 'wandel- of fietsroute met grote recreatieve waarde', zou volgens de VVAB als 'landschap' met als prioritaire waarde groen erfgoed moeten worden aangewezen.

Juliet Oldenburger

In een inspraakreactie heeft de VVAB gereageerd op de concept-nota:
[Inspraakreactie ontwerp-beleidskader Hoofdgroenstructuur] (PDF-bestand)

Voetnoten
1. Het monumentenregister van Amsterdam kent de volgende groene monumenten: rijksmonumenten, provinciale monumenten (vooral zeedijken) en gemeentelijke monumenten, en voorts Unesco Werelderfgoed, rijksbeschermde stadsgezichten, rijksbeschermde dorpsgezichten, gemeentelijk beschermde stadsgezichten, gemeentelijk beschermde dorpsgezichten en de al sinds de 17de eeuw van stadswege beschermde keurtuinen.
2. Als groene rijksmonumenten zijn aangewezen: de buitenplaatsen Frankendael en Amstelrust, de begraafplaatsen Zorgvlied en de Nieuwe Ooster, de kloosterhof van het Ritaklooster, het Vondelpark, de Papegaaienlaan en Hollandse tuin in Artis, het plantsoen bij brug 382, het Kinderbrugplantsoen, de plantsoenen Coöperatiehof en Harmoniehof, de groenaanleg van Tuindorp Frankendael, het Gijsbrecht van Aemstelpark en de tuin van het Rijksmuseum. Als groene provinciale monumenten zijn aangewezen: De Stelling van Amsterdam en de Noorder IJ- en Zeedijk (waaronder de Durgerdammer-, Schellingwouder- en Nieuwendammerdijk etc.). Als groene gemeentelijke monumenten zijn aangewezen: het Beatrixpark, de Muzenhof en Huis Te Vraag.

(Uit: Binnenstad 307, mrt./apr. 2022)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.