De lava-panelen in de Nachtwachtuitbouw

Waarom zijn de panelen van geëmailleerd lava in de Nachtwachtuitbouw, die 15 jaar geleden tijdens de restauratie van het Rijksmuseum aan een geselecteerd publiek getoond werden en vervolgens weer weggewerkt werden, nog steeds niet te zien? Ze vormen een belangrijk en innovatief product van de Franse kunstindustrie. Het is niet meer van deze tijd om monumentale wandschilderingen in een negentiende-eeuws museum aan het oog te onttrekken.
De lava-panelen van Sturm en Gillet (foto uit boek In de schaduw van Cuypers. Georg Sturm)

In de jaren negentig werd in het dichtgeslibde en van binnen witgekalkte Rijksmuseum de operatie 'Verder met Cuypers' in gang gezet door toenmalig directeur Henk van Os (zie Binnenstad 260 en 262). Die is in zoverre succesvol verlopen dat de beide binnenplaatsen opgeschoond werden en de wandschilderingen van Georg Sturm (Wenen 1855 Amsterdam 1923) in de Voorhal, de Eregalerij en de Rembrandtzaal, de drie ruimtes die de ruggengraat van het gebouw vormen, in ieder geval geheel of gedeeltelijk weer in het zicht gebracht werden. Het herstel van de decoraties ging in een aantal gevallen zelfs verder dan aanvankelijk was voorzien. Bovendien bleek al vrij snel dat het 'Verder met Cuypers'-concept slechts een onderdeel zou zijn van een totale transformatie van het gebouw, een klus die al met al zo'n 17 jaar geduurd heeft.

'Te dominant’

Om de alsmaar uitgestelde heropening te forceren, werden door toenmalig directeur Wim Pijbes enkele drastische maatregelen genomen. Een daarvan was de stopzetting van de verdere restauratie van herontdekte - en de reconstructie van verloren gegane - schilderingen van Sturm. De vermaledijde witkwast kwam zelfs weer tevoorschijn, nu in de gedaante van de 'grijskwast' van museumvormgever Jean-Michel Wilmotte, die opnieuw wandschilderingen aan het oog onttrok, hoewel ze net zorgvuldig geanalyseerd en gerestaureerd waren door de Stichting Restauratie Atelier Limburg. In andere gevallen verdwenen zij schielijk achter houten voorzetwandjes. Dat gebeurde onder meer in de Aduardkapel, op aandringen van Wilmotte, en in de Nachtwacht-aanbouw uit 1904-1906, waar een drietal heel bijzondere lavapanelen van de Parijse firma Gillet weer aan het licht waren gekomen. Deze panelen hadden destijds aardig wat pennen in beweging gebracht, zowel in positieve als in negatieve zin. Ze werden nu tijdens 'hard hattours' aan erfgoedspecialisten, kunsthistorici en aan de pers getoond, maar vervolgens weer snel weggewerkt achter een witgestucte wand, alsof het om iets esthetisch onoirbaars ging. Men vond ze 'te dominant' voor de Quellinuszaal, met zijn zeventiende-eeuwse sculpturen en bozzetti. Te dominant: als dat een geldig criterium is in de museumkunde, dan zouden heel wat zalen er waarschijnlijk een stuk leger uitzien. De ware reden was waarschijnlijk eerder een smaakkwestie. Het museum is gespecialiseerd in lijstschilderijen. Er is weinig know-how voorhanden op het gebied van monumentale schilderkunst en al helemaal niet van negentiende-eeuwse. Ooit werd ik op de rijk voorziene keramiekafdeling van een van onze musea met veel égards door de conservator kunstnijverheid ontvangen omdat hij begrepen had dat onze afspraak over de vazen en wandborden van de Haagse plateelbakkerij Rozenburg zou gaan. Toen hem echter duidelijk werd dat het mij om de tegeltableaus aan gebouwen te doen was, reageerde hij met veel dédain en verwees mij verder door naar de bibliothecaris. Kennelijk bestaat er een rangorde in de museumwereld.

Geëmailleerd lava

De panelen van 'lava émaillée' in het Rijksmuseum zijn geplaatst tegen een wand die oorspronkelijke de zuidelijke buitengevel was, maar die in 1906 tot binnenwand van de Nachtwachtaanbouw werd. Ze zijn naar de kartons van Georg Sturm vervaardigd, vrijwel zeker naar verloren gegane schetsen van Cuypers. Iconografisch pasten ze in het door het driemanschap Cuypers, V.E.L. de Stuers en J.A. Alberdingk Thijm ontwikkelde programma voor de zuidgevel, dat zich bewoog rond het thema 'opdrachtgeverschap van de kunsten'. De grote tegeltableaus aan de zuid, oosten westgevel, in een gedempt palet van meestal twee of drie kleuren, werden vervaardigd door de Duitse plateelfabriek Villeroy & Boch. Ze zijn geheel ontworpen volgens de wetten van de monumentale schilderkunst aan gebouwen, een genre dat in Midden-Europa op aanzienlijk grotere hoogte stond dan in Nederland. Voor de middenpartij in de as van het gebouw, boven de doorgang, wilde het driemanschap iets anders. Het schijnt dat met name De Stuers - Cuypers had als kunstenaar zo zijn bedenkingen - op die centrale plek de aandacht wilde vestigen op de figuur van Rembrandt, wiens Nachtwacht zich daar pal achter bevond als apotheose van de hele museumplattegrond. Hier kwam dan ook een drietal panelen van geëmailleerd lava met als thema 'Rembrandt en zijne leerlingen en maecenaten'. De Commissie van Toezicht op de bouw van het Rijksmuseum werd door De Stuers, zoals vrijwel steeds, buiten de onderwerpkeuze gehouden. Zij kon pas na oplevering constateren dat de kunstenaars op het Rembrandt-paneel niet allemaal in dezelfde tijd geleefd hadden, maar die kritiek werd als te vakhistorisch afgedaan. Het ging om de idee.

De lava-panelen aan de buitengevel van het Rijksmuseum, foto: vóór 1904 (SAA)

De zijpanelen laten figuren uit Rembrandts tijd zien: links Frederik Hendrik, Constantijn Huygens, Nicolaas Tulp en Joh. Six, rechts J.C. Silvius, Jeremias de Decker, Vondel en J.Pz. Somer. Deze schilderingen zijn in 1909 in de vorm van boogvormige sectieltableaus van De Porceleyne Fles gereproduceerd op de buitengevel van de Nachtwacht-uitbouw. In het midden werd toen een gebeeldhouwd reliëf geplaatst, met een andere thematiek dan het Rembrandt-paneel. Tegenwoordig wordt dit reliëf vrijwel permanent door een groot reclamedoek aan het oog onttrokken, evenals de beide torens aan de voorzijde. Het onderstreept nog eens hoe de museumstaf over het gebouw denkt.

Het procédé van het schilderen op platen van lavasteen, net als sgraffito's en tegeltableaus geschikt voor buitengevels, was uitgevonden rond 1830 en voor het eerste toegepast in de jaren '40, onder meer aan de kerk van Saint-Vincent-de-Paul van Jacques-Ignace Hittorff in Parijs. Het was een uitvloeisel van de zogenaamde polychromiestrijd, die volgde op publicaties over de veelkleurige beschildering van Griekse tempels. In 1858 nam de Parijse firma François Gillet het geemailleerde lava in productie. In Frankrijk is men zuinig op het ateliergebouw van Gillet aan de Rue Fénelon, met zijn bijzondere 'néo-grec'-gevel. Hij is gedecoreerd met kleine lava-panelen en medaillons. Cuypers heeft Gillet ook ingeschakeld bij de vervaardiging van de door hem ontworpen lavapanelen voor de klok en de windrichtingen aan de beide torens van het Centraal Station. Zijn voorbeeld vond navolging, onder meer bij de watertoren van Den Bosch, de schildering van de Handel aan de voorgevel van de Waag in Alkmaar (die de kapotgevroren tegelschildering verving) en aan het landhuis 'De Matanze' in Terwolde bij Deventer.

Het voordeel van geëmailleerd lava boven tegeltableaus was dat de voorstellingen geschilderd werden op grote platen van ongeveer één meter in het vierkant en twee cm dikte, en dat de naden nauwelijks zichtbaar waren. Ze konden bovendien in vrijwel alle denkbare kleuren geschilderd worden. Nadeel was dat het een duur procédé was. In de Alkmaarse gemeenteraad leidde dit tot de nodige discussie, met als alternatief een nieuw tegeltableau, maar uiteindelijk koos men toch voor de duurdere lavavariant.

Receptie

Hard-hat tour (foto: Wim Ruigrok, 2005)

De panelen aan het Rijksmuseum bleven niet onopgemerkt. Het Algemeen Handelsblad vond ze zonder meer geslaagd, vooral vanwege hun opvallende kleurenpalet, die de monochromie van de tegeltableaus onderbrak. Anderen waren minder enthousiast. Het vakblad De Opmerker was vooral kritisch over inhoud en compositie en noemde het een staaltje 'dilettantentoneel'. En de Nederlandsche Spectator schreef in 1903: 'zelden werd iets smakeloozers aanschouwd dan deze kleurenprentjes'. De meest vernietigende kritiek, van de Franse schilder Pierre Bonnard, moest toen nog komen: 'een van de meest onbeschaamde manifestaties van slechte smaak'. Zijn uitvoerige kritiek werd integraal in het Frans afgedrukt in het Algemeen Handelsblad en was zeker een van de voornaamste redenen dat de panelen een jaar later definitief aan het oog onttrokken werden, hoewel ook zal hebben meegespeeld dat ze na 1906 in een nauwe gang waren komen te hangen, waarboven Cuypers nog een speciaal bovenlicht had geconstrueerd.

Het is interessant om deze kritiek te vermelden, maar eigentijdse argumenten om de panelen uit het zicht te houden kun je er nauwelijks aan ontlenen. De kritiek was afkomstig van kunstrecensenten en schilders, die niet gewend waren te denken in termen van monumentale schilderkunst en die al helemaal niet bereid waren om negentiende-eeuwse, architectonisch gebonden schilderkunst serieus te nemen. De critici bevonden zich in de frontlinie van de aanval van de 'modernen' op de negentiende-eeuwse kunst, die hier bovendien, anders dan de tegeltableaus, ook nog eens puur renaissancistisch was. De 'burgerlijk-liberale' neorenaissance was, meer dan de neogotiek, het gebeten hondje van de 'modernen'. Een museum behoort daar uiteraard boven te staan.

De lava-panelen zijn een belangrijk en innovatief product van de Franse negentiende-eeuwse kunstindustrie, die over de hele linie op een zeer hoog niveau stond. Ze vormden een van de belangrijkste opdrachten van de firma Gillet in het buitenland en verdienen het om in het Rijksmuseum aan het publiek getoond te worden. Je kunt je ook afvragen waar we in Nederland eigenlijk de onbeschaamdheid vandaan halen om ze als quantité négligeable te beschouwen, nog afgezien van de veel gehoorde kritiek dat het Rijksmuseum te eenzijdig op Nederlandse kunst gericht is. Daarnaast is de ontwerper, Georg Sturm, samen met Adolf Lecomte en wellicht nog een enkele andere, het beste wat Nederland op het gebied van negentiende-eeuwse monumentale schilderkunst te bieden heeft. Reden genoeg dus om deze kleurrijke panelen, die een verhaal over zowel het gebouw als de negentiende-eeuwse Rembrandt-receptie vertellen, weer onder de aandacht te brengen, zodat ze in de 'monumentale kunst'-route van het museum kunnen worden opgenomen.

Wilfred van Leeuwen

Literatuur
Rob Delvigne, Jan Jaap Heij, In de schaduw van Cuypers. Georg Sturm (1855-1923). Monumentaal decorateur, Amersfoort 2017.
Rob Delvigne, Jan Jaap Heij, 'Rehabilitation for Georg Sturm', Rijksmuseum Bulletin 61 (2013), nr. 1, p. 26-63.
Bouwkundig Weekblad (1893), 26-27 (lezing over gevelversiering door A.F. Gips)
Nieuws van den Dag, 19-04-1902 (Nachtwachtuitbouw)
Frédéric Descouterelle, 'La lave émaillée Gillet 'façon Guimard', première partie', Cercle Guimard 2018 (www.lecercleguimard.fr/fr/lave-emaillee-gillet-facon-guimard-premiere-partie)

(Uit: Binnenstad 306, jan./febr. 2022)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.