Stadsschoon & economische theorie

John Maynard Keynes, de zeer verdienstelijke en bekendste econoom van de twintigste eeuw vond dat ideeën van economen en politieke filosofen - zowel juiste als onjuiste - van grotere invloed zijn dan we geneigd zijn aan te nemen. Uit hetgeen een of andere al verscheiden academicus ooit had neergepend kunnen later door een fanaticus onverantwoorde doctrines worden gedestilleerd die ons vervolgens tot leidraad gaan dienen. Aldus Keynes in zijn laatste boek (1936). In dit artikel bespreek ik een hedendaags en bedenkelijk voorbeeld van de invloed die economische ideeën op ons denken hebben, met name op bepaalde opvattingen over stedenbouwkundige esthetiek.
Galbraith, foto uit: The Age of Uncertainty

Van actueel belang ook zijn de door economische theorie gekleurde opvattingen van planoloog Zef Hemel die ons stadsbestuur van adviezen dient. Het nagaan van een beetje voorgeschiedenis van die omarmde economische theorie blijkt verhelderend te werken.

Zo signaleerde de econoom John Kenneth Galbraith in zijn essay 'The Dereliction of the City' (1966) de relatie die er is tussen het economisch concept van groei-economie en marktdenken enerzijds en verloedering van het stedelijk landschap anderzijds. Hij stelde dat wij er al te lang vanuit zijn gegaan dat bijna alles ondergeschikt moet zijn aan economische groei en dat zoveel mogelijk problemen opgelost moeten worden door het marktmechanisme. Kwesties van stadsschoon, leefbaarheid en zelfs gezondheid zijn op het tweede plan gekomen, constateerde hij. Steden moeten groeien: dat is economische vooruitgang. En wanneer steden lelijk zijn, dan is dit de prijs van vooruitgang. Een dergelijk systeem van prioriteiten kunnen we ons niet langer veroorloven, volgens Galbraith. Wanneer mensen in armoede leven heeft het streven naar economische groei terecht prioriteit. Maar wanneer het gaat om de lagere orden van consumentenbehoeften - de behoeften die gevoeld worden na het horen van reclameboodschappen - moeten andere doelstellingen voorrang krijgen.

Het belang van planning

Het marktdenken is zo ingeburgerd, vervolgt Galbraith, dat we denken dat het ook van toepassing is bij het besturen van een moderne metropool. Maar voor een metropool hebben we juist uitvoerige planning of ordening nodig. Het is merkwaardig te menen dat een metropool met een minimum aan planning bestuurd zou kunnen worden, terwijl andere sectoren van de samenleving, zoals de grote bedrijven - denk aan de autoindustrie, telecombedrijven en multinationals - enorm in planning investeren. Al was het alleen maar om de markt te beïnvloeden of zich zoveel mogelijk aan de discipline van de markt te onttrekken ... 'En om de zaak nog erger te maken hebben heel wat mensen zichzelf wijs gemaakt dat uit de chaos van louter economische drijfveren vanzelf iets dragelijks zal voortkomen - zich een of andere ongeplande maar functionele schoonheid zal manifesteren [...]. En dit terwijl er geen enkele aanleiding is om te geloven dat een ongeplande metropool meer kans heeft op schoonheid dan een onopgemaakt bed’. (1) Met dit laatste doelde de om zijn ironie bekende Galbraith waarschijnlijk op Jane Jacobs. Zij was een spraakmakende exponent van deze voorstanders van spontane stedenbouw en werd destijds in de pers afgeschilderd als een activistische huismoeder.

Galbraith deed een dringende oproep. We zouden aanspraken van de gemeenschap, vooral de esthetische, uitdrukkelijk moeten gaan verdedigen tegenover de belangen van de economie. En niet omdat esthetiek op de lange termijn geld oplevert, maar omdat mensen er gelukkiger door worden. De rol van het stadsbestuur is in deze onmisbaar. Behalve het tegengaan van lelijkheid in stad en landschap zou het ook actief schoonheid moeten bevorderen, door bijvoorbeeld, waar nodig, een samenhangend architectonisch kader aan te geven, een totaalconcept voor het stadsbeeld.
Later, in zijn The New Industrial State (1978) licht Galbraith dit nog eens toe met enkele voorbeelden. De Taj Mahal zou veel van haar 'queenly elegance' verliezen als er een tankstation naast zou staan. Dit vindt hij niet ver gezocht; het is een fataliteit die heel wat mooie moderne gebouwen heeft getroffen. En de allure van het stadsbeeld van het negentiende-eeuwse Parijs is volgens hem niet te danken aan het briljante ontwerp van de afzonderlijke gebouwen maar aan de visuele samenhang van het totaal.

Het zou in onze tijd van individualisme veel architecten moeilijk vallen om zich te richten naar een door het stadsbestuur aangegeven architectonisch kader. Dit zou teveel als een keurslijf gevoeld worden. (2) Toch had Galbraith gelijk. Het is ijzeren logica: architectonische kaders voor het stadsbeeld kunnen worden opgelegd zoals een architect een totaalconcept dicteert voor een heel gebouw. Het concept kan geslaagd of minder geslaagd zijn, maar één ding is zeker: het zal beter zijn dan wanneer er helemaal geen concept of ordening aan ten grondslag ligt.

Jane Jacobs

The Death and Life of the Great American Cities (1961) van Jane Jacobs is een boek dat nog steeds wordt gelezen en in druk is. Het is een vinnig kritisch protest tegen de toenmalige grootschalige stadsvernieuwingsplannen in New York. Hele woonwijken tegelijk moesten daar wijken voor hoge nieuwbouwflats. Met dramatische gevolgen voor de ontheemde bewoners. Een vergelijkbare ontwikkeling dreigde toen ook in Amsterdam: stadssanering door middel van kaalslag.
Jacobs ontwikkelde een uitgebreide en alternatieve visie op stadsvernieuwing waarbij zij het opnam voor de bewoners van de armere woonwijken. Het voornaamste thema in haar visie was lokaal zelfbestuur, georganiseerd per woonwijk. Dus geen bestuur meer van bovenaf maar voortaan van onderop, zoals het vroeger toeging in de Amerikaanse dorpsvergadering. Een begrijpelijke reactie. Maar het besturen van een metropool zonder uitvoerige planning met overzicht over het totaal van de metropool is helaas niet goed mogelijk. Daar werd zij door anderen al op gewezen en ongetwijfeld heeft zij dit ook zelf beseft. Maar haar intelligente theorie over de complexiteit van uitwisselingsstructuren in het maatschappelijk leven van de metropool bood een oplossing. Hoe groter de bevolkingsdichtheid en het aantal functies, hoe meer concurrentie, dynamiek en innovaties er ontstaan. Wel moet de stad dan informeel functioneren om dit optimaal te laten zijn. En in uitvoerige rationalisaties verheerlijkte Jacobs wanorde en chaos die op termijn een 'fantastically dynamic' metropool zouden opleveren.

Het soort wanorde en chaos dat Jacobs getuige haar geschriften acceptabel vond betekende in de ogen van Lewis Mumford onleefbaarheid. Dynamiek is iets anders dan vitaliteit. In 'Home Remedies for Urban Cancer' (1962) wees hij op de fundamentele tegenstrijdigheden in haar theorie. En een typisch Mumfordiaanse kritiek was dat zij niet zag dat de dynamische krachten, die zij vereert en de vernielzuchtige waartegen zij zich verzet, dezelfde oorsprong hebben. Namelijk het voor mens en natuur onverschillige machtsblok van de 'military-scientific-industrial elite', zoals het toen nog werd genoemd. Kernachtig onderstreepte Mumford het nog zo: 'Silent Spring came to the big city long before it visited the countryside’. (3)

Dit machtsblok is geen fantoom: Galbraith noemt het de zorgelijk weinig door democratie gecontroleerde - 'technostructure' of 'planningsystem' en hij heeft dit in The New Industrial State en latere werken heel precies beschreven in al zijn facetten.

Veel van wat Jane Jacobs heeft bedacht vinden we terug, soms fors aangezet, in de stellingnames van professor Zef Hemel. Onder andere die overwaardering voor stedelijke dynamiek en chaos als motor voor innovatie en economische groei die ten koste mag gaan van leefbaarheid en welzijn, en een onderwaardering voor en zelfs een zich afzetten tegen stedenbouwkundige esthetiek. Een typerende uitspraak van Hemel in dit verband: 'Je moet de stad niet willen aanharken, chaos is beter, je krijgt anders een Bijlmer'. (4) Alsof er geen gradaties mogelijk zijn …

Verschil is er ook. Waar Jacobs complexiteit en chaos - het gevolg van minimale stadsplanning - vooral waardeert omdat dit de weg zou vrijmaken voor participerende democratie, waardeert Hemel dezelfde complexiteit en chaos als stimulans voor economische groei en kansen voor het 'dynamische kapitalisme'. (5)

Het behoeft geen nadere uitleg dat deze complexiteitstheorie een fijn alibi verschaft aan bijvoorbeeld architecten en planologen om zich vrijelijk ruimte toe te eigenen voor architectonisch exhibitionisme en experiment. Chaos is goed. En onder verwijzing naar deze theorie met wetenschappelijk tintje kun je vraagstukken over stedenbouwkundige esthetiek of de lastige afwegingen tussen leefbaarheid en economische belangen eenvoudig uit de weg gaan.

Groei-economie nu

Alle ruimte voor architectonisch exhibitionisme ... (Het Waterlooplein in 2056, maquette tentoonstelling Volksvlijt 2016 in OBA, georganiseerd door Zef Hemel)

De waarschuwing van Keynes dat wij meer dan we ons realiseren geleid worden door economische ideeën, moet wel genuanceerd worden. Behalve ideeën zijn er natuurlijk ook gevestigde belangen die van invloed zijn op wat er in het economische leven beslist wordt. Ook is er soms de overmacht van omstandigheden, de 'tyranny of circumstance' (Galbraith).
Aan het idee dat alles ondergeschikt moet zijn aan economische groei wordt al sinds jaren getwijfeld. Geschokt vertrouwen sprak ook uit het artikel 'Economie groeit maar de welvaart neemt af' in De Financiële Telegraaf van 8 augustus 2020. Econoom Jaap van Duyn legt uit dat de economische groei in Nederland de laatste tien jaar flink is toegenomen, maar dat de doorsnee gezinnen daar niets van hebben gemerkt: 'voor hen is er al tien jaar geen welvaartsgroei, wel meer milieuverontreiniging, meer files, en steeds meer mensen in Nederland’. Krimp van de Nederlandse economie kwam er sinds de coronacrisis. Verliezen van Shell en KLM droegen hier flink aan bij. 'Maar waar kwamen die verliezen vandaan? Er werd veel minder auto gereden en dus veel minder benzine verbruikt. Goed nieuws! Er werd minder van hot naar her gevlogen. Nog beter nieuws! Mensen gingen meer wandelen en fietsen, meer bewegen, minder obesitas. Geweldig! [...] Er zijn heel wat activiteiten die wel BBP opleveren maar uiteindelijk gewoon schadelijk zijn voor de maatschappij’, aldus Van Duyn.

Dat het geloof in het belang van economische groei inmiddels minder absoluut is geworden, is nog niet tot uiting gekomen in de praktijk. Hoogstwaarschijnlijk zijn het, naast denkgewoonte, de gevestigde belangen die dit verhinderen. Het voorstel van Zef Hemel aan het stadsbestuur (6) om de overweldigende toeristenstroom in Amsterdam te accommoderen met een te ontwikkelen tweede centrum op de Zuidas in plaats van deze toestroom te reduceren kan als voorbeeld dienen. 'Hotels afbreken of Schiphol sluiten doen we niet’ - alsof er geen tussenoplossing mogelijk zou zijn. En hij denkt de uit de hand gelopen groei te bestrijden met méér groei. De praktijk is hier: flexibel gerieven van de gevestigde belangen wat gesanctioneerd wordt door verouderde economische theorie uit de vorige eeuw. Ten koste van leefbaarheid en milieu. In dezelfde Visie Amsterdam 2040 schrijft Hemel invoelend over de nadruk op dierenwelzijn in het beleid van Artis: 'Artis stelt het welzijn van dieren voorop. Die komen uit de hele wereld. In Artis krijgen ze meer ruimte en als het moet komen er minder dieren’. Als het over mensen gaat is hij dus opvallend zakelijk.

Door de coronacrisis is het veel minder mogelijk te reizen en zijn we gedwongen om onze vrije tijd dichter bij huis door te brengen. Daardoor is pijnlijk duidelijk geworden dat de ruimte voor recreatie in en rondom Amsterdam veel te beperkt is. En meer dan ooit blijkt hoe enorm belangrijk de kwaliteit van je woonplek is. Nu er hoe dan ook (door het dwingende klimaatprobleem) een einde lijkt te komen aan het mobilisme van onbeperkt autorijden en vliegen is er voor het stadsbestuur alle reden de bakens snel te verzetten onder invloed van de macht van de omstandigheden.

Jan Herfst

Literatuur:
- J.M. Keynes, The General Theory of Employment, Interest and Money (1936), p. 383.
- J.K. Galbraith, 'The Dereliction of the City' (1966), o.m. in: View from the Stands (1986).
- L. Mumford, 'Home Remedies for Urban Cancer' (1962) in: The Urban Prospect,1968.

Voetnoten:
1. Galbraith, 'The Dereliction of the City'

2. Voor- en nadelen van bestuurlijk toezicht op doelen van esthetische aard bespreekt Galbraith in hoofdstuk 30 (p. 355-364).

3. Het beroemde boek Silent Spring (1962) van Rachel Carson markeerde het begin van brede ecologische bewustwording. Het stelde ook het genoemde, voor mens en natuur onverschillige machtsblok aan de kaak.
4. Interview, BNR d.d. 26 november 2018

5. Zie mijn boekbespreking 'De toekomst van de stad: Een pleidooi voor de metropool' van Zef Hemel in Binnenstad 289, sept./okt. 2018.
6. Zef Hemel, Een nieuwe historische binnenstad. Visie op de binnenstad van Amsterdam 2040, oktober 2019.

(Uit: Binnenstad 299, jul./sept. 2020)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.