Amsterdamse gevelstenen

D Glasemakers Winkel

Moddermolensteeg 1

Uit het kohier van de tweehonderdste penning (1631) blijkt dat de weduwe van Jan Willemsz, in leven glazenmaker, in de Moddermolensteeg woonde. Hieruit kunnen we opmaken dat deze Jan Willemsz al voor 1631 hier zijn beroep uitoefende en de gevelsteen met het interieur van zijn werkplaats heeft laten plaatsen.

Uit latere koop/verkoopaktes blijkt dat het pand, waarin waarschijnlijk op de begane grond de glazenmakerswerkplaats was gevestigd, voornamelijk als beleggingspand werd aangekocht. Zo verkocht ene Nicolaas Duijsentdaelders, beroep advocaat, het pand in 1661. De nieuwe eigenaar, tabakshandelaar Hendrik Croesen, verkocht het pand al twee jaar later. De erfgenaam van de nieuwe eigenaar, Jacob del Monte, verkocht het pand in 1685 voor slechts fl. 925.- en makelaar Benjamin de Jong wordt de volgende eigenaar.

In 1723 wordt opnieuw een glazenmaker, Floris Kel, eigenaar van het pand. Waarschijnlijk heeft hij de voorgevel met behoud van de gevelsteen verbouwd. Tussen de vensters van de tweede en derde verdieping liet hij een grote spreuksteen aanbrengen en hoger in de gevel een eenvoudig cartouche met Ao 1724. In alle literatuur wordt het jaartal 1721 genoemd, maar op een tekening van Misset is duidelijk 1724 aangegeven.

In 1738 heeft Floris Kel het pand verkocht en in de koop/verkoopakte wordt de Glazenmakerswinkel in de gevel genoemd. Dit is de eerste en enige keer dat deze huisnaam wordt genoemd. In de loop van de achttiende eeuw wisselde het pand een paar keer van eigenaar. In de aktes worden geen beroepen genoemd, maar in 1775 kocht Jannetje Koopman, weduwe van de glazenmaker en schilder Rudolph Huijzer, het pand, waarin zeer waarschijnlijk nog steeds de glazenmakerswerkplaats aanwezig was. Na haar dood verkochten de erven het pand in 1786. Of het glazenmakersbedrijf hierna nog in het pand gevestigd bleef is niet bekend. Wanneer het pand in de Moddermolensteeg precies is afgebroken is niet bekend, maar in de Voorlopige Monumentenlijst (1928) wordt het niet meer genoemd. In het decembernummer van het Maandblad Amstelodamum (1940) signaleerde M. Boas de gevelsteen, de tekststeen en het jaartalsteentje in de voorgevel van een inpandig huisje achter de Hollandsche Schouwburg, te bereiken via een gang naast de schouwburg. In 1946 beschreef ook Alings ze daar nog (Maandblad Amstelodamum, 1946). Wanneer dit pandje is afgebroken en de stenen zijn gaan zwerven is niet bekend, maar in een artikel van het Maandblad uit 1953 signaleert Alings de steen bij een antiquair in de Nieuwe Spiegelstraat. De tekststeen had hij aangetroffen, ingemetseld in de hal van de voormalige Hollandsche Schouwburg. Het jaartalsteentje Ao 1724 was kennelijk zoek geraakt. Uiteindelijk zijn de gevelsteen en de tekststeen bij Monumentenzorg terechtgekomen en werden ze in 1989 ingemetseld in de nieuwbouw van Sint Antoniesbreestraat 140, in de doorgang naar het Pentagon.

De gevelsteen

Op de gevelsteen zien we een glaswerker bezig in zijn werkplaats. Aan een tafel is hij bezig met een plaat vlakglas, zoals er in de kist achter hem meerdere staan. Dit vlakglas verkreeg men door een prop gloeiende glasspecie tot een bol te blazen, en deze vervolgens met een slingerbeweging uit te rekken tot een cilinder van ruim een meter doorsnede. Nadat deze was opengeknipt kon het glas plat worden gestreken. Op de stellage aan de muur staan glasschijven en ook het grote krat bevat glasschijven, ontstaan door het ronddraaien van een gloeiende glasspeciebol. Uit de ronde glasschijven werden tenslotte kleinere ruitjes gesneden.

Onno Boers
huisonderzoek Hans Brandenburg

(Uit: Binnenstad 295, nov./dec. 2019)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.