Onsamenhangende notities bij Post-65

Hoewel de status van de Heemschutlijst niet helemaal duidelijk is, plaatsen wij bijgaand bericht omdat momenteel in verschillende erfgoedorganisaties aan beleidsdocumenten over ‘Post-65’ wordt gewerkt. Gezien de minachting waarmee door de huidige generatie beleidsmakers en politici over de jaren zestig en zeventig wordt gesproken – afgeschilderd als een tijd van chaos en anarchie – is het zaak om snel werk te maken van het inventariseren van de meest waardevolle panden uit die periode 1965-1990. Dat heeft Heemschut goed gezien en de VVAB, zelf een product van de roerige jaren zestig waarin het omslagpunt tussen stadsvernieling en stadsvernieuwing viel, moet dat op zijn minst in de gaten houden.
Woningen, atelierwoningen en bedrijfsruimten, Zwanenburgwal, hoek Staalstraat, Paul De Ley, 1984-1986 (foto Wim Ruigrok)

Dat omslagpunt, het ‘bouwen voor de buurt’, is in de lijst van 65 Post-65-gebouwen vrij aardig vertegenwoordigd, met projecten van architecten als Theo Bosch en Aldo van Eyck, Paul de Ley, Joop van Stigt, Abel Cahen en Herman Zeinstra. (Gek genoeg niet het kinderdagverblijf Borgheem, met ‘babytempeltje’ van Sjoerd Soeters.) Er zit veel sociale woningbouw bij. In een tijd dat geen politicus, architect of corporatiebestuurder zich nog voor sociale woningbouw lijkt te interesseren – een onrendabele post die het liefst zo snel mogelijk geloosd dient te worden – houdt deze lijst onze eigen tijd ook een spiegel voor. In de jaren tachtig ontaardde de stadsvernieuwing overigens niet zelden in sociale woningbouw die van trespa en plastic kozijnen aan elkaar hing, maar die heeft de lijst dan ook niet gehaald. Evenmin de volgende stap, die van stadsvernieuwing naar grootschalige renovatie en behoud van bestaande panden, met als vroege voorbeelden het Entrepotdok, de Vondelkerk en de Posthoornkerk. Het gaat hier immers niet om nieuwbouw. Ook de tegencultuur en de kraakbeweging, waarom die turbulente periode het meest herinnerd zal worden, zijn in de lijst niet zichtbaar, want die speelde zich grotendeels in bestaande gebouwen af, vaak afgeleefde negentiende-eeuwse panden waarvoor destijds geen hond zich interesseerde.

Als startschot is de lijst een goed initiatief, maar voor een vervolgoperatie is, denk ik, wel een wat bredere oriëntatie nodig. Zo valt op dat men zich concentreert op architectonische relevantie, op toonaangevende architectuurtrends en bekende architectennamen en reputaties. De lijst past wat dat betreft in de recente trend om erfgoed te verengen tot ‘toparchitectuur’. Het is een andere benadering dan die waarmee Marieke Kuipers in 1984 het startschot gaf voor een inventarisatie van Jongere bouwkunst in Amsterdam uit de periode 1850-1940. Die was vooral gebaseerd op brede maatschappelijke en stedenbouwkundige ontwikkelingen zoals industrialisatie, cityvorming, de opkomst van grote warenhuizen en kantoren en zo meer. Als je dat naar de periode 1965-1990 vertaalt, dan mis je in deze lijst, om maar een voorbeeld te noemen, het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit. Dat kun je nu zien als een vroeg voorbeeld van campusvorming in Amsterdam, een ontwikkeling die pas 30 jaar later werd ingezet door de UvA met zijn ‘3 campussen’-beleid. De bibliografie waarop de lijst van 65 gebaseerd is, bestaat vooral uit veilige architectuuroverzichten als die van Haagsma/De Haan, Hans Ibelings, Groenendijk & Vollaard, Maarten Kloos en Bernard Hulsman. Men wordt enthousiast van een losgeknipte hoek à la Louis Kahn of een golvende witte stucgevel. Ik had op zijn minst de jaargangen van Wonen TA/BK en het vroege Archis (voordat dat blad onleesbaar werd) erbij geraadpleegd, voor het wat bredere perspectief.

Van de bruggen van Dirk Sterenberg, de ‘Piet Kramer’ van die periode, zijn een paar fraaie esthetische voorbeelden gekozen, maar de Ezelsbrug, een fietsbrug tussen Oostenburg en Wittenburg, ontbreekt. Terwijl die brug nu juist alles uit die periode in zich heeft: hevige buurtprotesten – tegen de plannen voor een verkeersbrug – en herwaardering van negentiende-eeuws erfgoed door het hergebruik van zeldzame kwadrantkolommen uit een gesloopt gebouw. Die hard-modernisten zullen het ongetwijfeld afdoen als nostalgisch gefröbel.

Haast is geboden. Een villa van Meyer & Van Schooten die in deze lijst nog figureert, is inmiddels gesloopt. Van de hippe caféinterieurs uit de jaren tachtig van het bureau De Vries Sas Bouma, met destijds trendy hotspots als Oblomow, Richter, Het Land van Walem en Esprit, is bij mijn weten alleen de laatste nog, ten dele, bewaard gebleven. Maar café-interieurs zijn vanouds een ondergeschoven kindje in erfgoedland. Monumentenambtenaren en ook deze lijst wagen zich er liever niet aan. Jammer, we zijn tegenwoordig toch blij dat van het eerste gouden decennium van het moderne uitgaansleven, de jaren tachtig van de negentiende eeuw, ten minste nog de bodega van Die Port van Cleve en de vage contouren van de Wintertuin van Krasnapolsky zijn overgebleven.

Wilfred van Leeuwen

[Voorstel bescherming Post-65-architectuur]

(Uit: Binnenstad 294, aug./sept./okt. 2019)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.