Pastorietuin Begijnhof gereconstrueerd

In de tuin voor de pastorie, naast de aan de H.H. Johannes en Ursula gewijde schuilkerk (1671) op het Begijnhof, bloeiden tot circa tien jaar geleden in het voorjaar talloze tulpen en ’s zomers rode geraniums. De laatste jaren was er niet veel meer aan het onderhoud gedaan en lag de tuin er verwaarloosd bij. Het afgelopen jaar is de tuin echter weer opgeknapt waarbij tevens het ontwerp uit omstreeks 1980 tevoorschijn is gekomen. Aan de hand van oude foto’s is ook gekeken hoe de oorspronkelijke beplanting achterhaald kon worden.
De herstelde pastorietuin (foto: Wim Ruigrok)

Onder de overwoekerde tuin kwam al snel een duidelijk ontwerp tevoorschijn: een schaakbordpatroon met om-en-om vijf plant- en vijf grindvelden, omsloten door betonnen insluitbanden. De indeling doet enigszins denken aan middeleeuwse kruiden of -kloostertuinen met rechthoekige plantbedden omsloten door planken of haagjes.
In de archieven van de kerk was over het aangelegde ontwerp niets terug te vinden. In het boekje De tuinen van het Begijnhof te Amsterdam heeft Marca Wolterbeek op basis van gegevens van de afdeling Groenvoorziening van de gemeente Amsterdam de tuinen in het Begijnhof nauwkeurig beschreven, maar juist van de pastorietuin ontbreekt een beschrijving, alleen de twee walnotenbomen in de tuin worden vermeld. Het boekje dateert van vlak na de renovatie van het Begijnhof in 1979, toen het onderhoud van de tuintjes bij de huizen is overgenomen door de gemeente en de tuintjes met ‘oud-Hollandse’ planten zijn beplant. De walnoten staan al op foto’s uit de jaren ’50 van de twintigste eeuw en zullen nu dus circa 70 jaar oud zijn. Waarschijnlijk was de pastorietuin zoals we deze kennen in 1979 nog niet aangelegd, waarmee het huidige ontwerp in de jaren ’80 te dateren is.

afb. 3 De pastorietuin op het Begijnhof in de jaren ’50 van de twintigste eeuw

Uit oude foto’s van het Begijnhof blijkt dat het centrale middenterrein van het Begijnhof – nu een grasveld – dicht begroeid was met bomen en heesters en omgeven door een hoog, smeedijzeren sierhekwerk (afb. 3 en 4). Het huidige houten ‘oud-Hollandse’ hek rond de pastorietuin is niet heel oud: tot circa 1980 was de tuin omgeven door een bakstenen omheining met houten hekwerken, opgehangen aan opgemetselde pijlers, die correspondeerden met de indeling van de gevel en waarschijnlijk ook dateren uit de bouwtijd van de pastorie (1915). Op deze pijlers hebben rond 1960 houten bakken met geraniums gestaan. Op een foto uit de jaren ’50 staan behalve de twee kastanjes ook een rhododendron en een duiventil in de pastorietuin afgebeeld (afb. 3). De foto’s van de afgelopen twintig jaar tonen een steeds minder duidelijke indeling van de plant- en grindvelden. Aan de binnenzijde van het ‘oud-Hollandse’ hek, in de vensterbanken en hangend aan de gevel vinden we losse kunststof plantenbakken. Het geheel was een onderhoudsintensieve bloemenzee van bolgewassen en geraniums.

Van Rossum en architect Kuijt

afb.1 Het Van Rossummonument uit 1928
afb.2 Het borstbeeld van kardinaal Van Rossum kort na de herplaatsing (foto: Wim Ruigrok)

Op een hardstenen sokkel in de tuin staat een borstbeeld van kardinaal Van Rossum, voorzien van een plaquette (afb. 2). Willem Marinus van Rossum c.ss.r. (1854-1932) was de eerste Nederlandse kardinaal sinds de Reformatie en het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853. In 1915 werd hij benoemd tot hoofd van de Poenitentiaria, een van de hoogste kerkelijke rechtbanken en was hij onder meer lid van de commissie die een nieuw wetboek voor canoniek recht voorbereidde, de Codex Iuris Canonici (1917).
Tot 1960 maakte het borstbeeld deel uit van een groter monument uit 1928 van architect J.T.A.M. Kuijt (1884-1944). Dit monument stond opgesteld op de hoek van het kleine bleekveld met de voorzijde naar de ingang aan het Spui gericht (afb. 1). Naast het borstbeeld bevatte het tevens twee bronzen portretreliëfs. Zowel het borstbeeld als de reliëfs werden gemaakt door beeldhouwer Gerard Hoppen. Waar de reliëfs zich nu bevinden en of deze nog bestaan, is niet bekend. Het monument is in 1960 verwijderd, een jaar na de dood van de beeldhouwer, bij de herinrichting van het binnenterrein van het Begijnhof.
Architect Kuijt heeft veel warenhuizen voor Vroom & Dreesmann ontworpen, waarvan het filiaal in Haarlem is het bekendste is. In Amsterdam ontwierp hij behalve V&D, de kloosterschool aan Lauriergracht 31-36 en de Continentale handelsbank (Keizersgracht 494). Ook de Onze-Lieve-Vrouwe- Geboortekerk in Halfweg – in 2016 deels afgebroken – is van zijn hand. In 1929 heeft Kuijt aan de restauratie van de Begijnhofkapel gewerkt.

Renovatie en beplanting

afb.4 De pastorietuin (links) en middenterrein met smeedijzeren sierhekken in de jaren ’60

Besloten werd het onderliggende ontwerp te reconstrueren en – omdat de walnotenbomen inmiddels omvangrijk zijn en veel schaduw geven – voor een onderhoudsarme schaduwtuin te kiezen, temeer daar het oorspronkelijke beplantingsplan niet meer te achterhalen was, hoewel aan de hand van oude foto’s nog wel enige soorten te identificeren zijn.
In de zomer van 2018 zijn de werkzaamheden van start gegaan. De omsluitbanden waren sterk verzakt. Om de grond en het grind binnen de perken te houden waren daarop houten planken verticaal bevestigd. Deze zijn als eerste verwijderd waarna de betonnen insluitbanden omhoog zijn gebracht. Het grind in de grindvelden was vermengd met aarde en bladafval. Omdat er geen grindwasmachine naar het terrein kon worden gebracht is al het grind gedurende vele zaterdagen handmatig gezeefd en gewassen. Met de vrijkomende aarde werden de velden opgehoogd. Het onderliggende worteldoek is teruggelegd, waarop het schone grind is teruggebracht.
Vervolgens is een beplantingsplan gemaakt. De paters Sacramentijnen, die in de pastorie gehuisvest zijn, vroegen de planten zo te kiezen dat er in elk seizoen wel iets bloeit. Verder is gekozen voor variatie in hoogte.
Enkele heesters, zoals de gouden regen, sering, kerria, eikenbladhortensia (Hydrangea quercifolia) en de vlinderstruik zijn gehandhaafd. Ook de druivenrank mocht – alleen al vanwege de bijbelse connotatie – blijven staan. Nieuw is een toverhazelaar, die midden in de winter bloeit met felgele sterretjes. Vanwege de grote notenbomen bestaat de vaste beplanting veelal uit schaduwminnende soorten. De al aanwezige Japanse anemonen waren naar de randen gekropen, maar zijn weer bij elkaar gezet. Ook de hosta’s en het fluitenkruid zijn blijven staan. Nieuw aangeplant zijn nieskruid (Helleborus), daslook, vrouwenmantel, de hoog opgaande zilverkaars (Actaea/Cimicifuga racemosa), geschubde mannetjesvaren, ooievaarsbek (Geranium var. ‘Rozanne’) en ruit (Thalictrum). Deze beplanting is aangevuld met bodembedekkers als kruipend zenegroen, bos-, sier- en goudaardbei. Ook de nog aanwezige bollen zijn gehandhaafd, aangevuld met witte tulpen en herfsttijloos. De komende jaren zullen uitwijzen of de stad weer een fraaie tuin rijker is geworden.

Jacob Stroet

Literatuur:
- Marca Wolterbeek, De tuinen van het Begijnhof te Amsterdam, Amsterdam 1979.
- Radboud van Beekum, Architect Jan Kuijt Wzn. 1884-1944. Bouwen voor Vroom & Dreesmann, Amsterdam 2018.

(Uit: Binnenstad 293, mei/jun./jul. 2019)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.