Dirck Crabeths Sterfbed van Maria in de Mariakapel van de Oude Kerk

In het kader van de Subsidieregeling Instandhouding Monumenten zullen behalve het koorgestoelte en een aantal kerkbanken ook het gebrandschilderde 'glas' van Dirck Crabeth, het enige raam van deze Goudse glazenier in Amsterdam, binnenkort worden gerestaureerd. Ten gevolge van een in het verleden plaatselijk verstevigde fundering is dit raam ernstig beschadigd. Teneinde vervolgschade bij voortgaande zetting te voorkomen, zou het overweging verdienen het gerestaureerde raam na restauratie los van de muur vóór het natuurstenen vensterharnas terug te plaatsen.
Dirck Crabeths Sterfbed van Maria in de Mariakapel van de Oude Kerk (foto: Wim Ruigrok)

De Oude Kerk is vermaard vanwege de bijzondere lichtval. Wanneer de zon door de wolken breekt, worden architectuur, schilderingen en beelden onverwacht belicht. De grote verrassing is dan het schitterende kleurenpalet in het Vrouwekoor en de kapel van het Onze Lieve Vrouwegilde, beide aan de noord-oostzijde van de kerk.

Mariakapel

Tot 1578, het jaar van de Alteratie, was de Oude Kerk nog het toneel van grote bouwactiviteiten. In 1510 vond de verhoging van het schip plaats, in 1554 de verhoging van de viering als een - nog bestaande - houten noodconstructie en in 1558-1560 de bouw van het Hoge Koor. Terzelfdertijd werd in Gouda de Sint Jan herbouwd na de brand van 1552. Henrik van den Berg, de oppersteenhouwer in Gouda, was in 1552 'van de Amsterdammers gehaald' en mogelijk had hij in de Oude Kerk ook de bouw van de Mariakapel geleid, die als laatste gildekapel in 1553 onder de kap was gekomen. In 1555 vonden daar de eerste begravingen plaats van bewoners van de Warmoesstraat.

Alleen in deze kapel kan de bezoeker zich nog in de zestiende-eeuwse Oude Kerk van vóór de Reformatie wanen. De rijk gekleurde, gebrandschilderde 'glazen' en gewelfschilderingen ademen een mystieke sfeer. In het gewelf vinden we tussen de gewelfribben met een sjabloonschildering in rood-wit-groen een schildering van de Aankondiging aan Maria door de aartsengel Gabriël. In het gebrandschilderde glas is de plaats van Maria verbeeld in de menswording van Christus. In de twee grote ramen aan de noordzijde van de kapel zijn de Annunciatie en Visitatie, en de Aanbidding der herders afgebeeld. Beide glazen zijn ontworpen door Lambert van Noort (1520- 1571), schilder en architect te Antwerpen, en uitgevoerd door de glazenier Digman Meynaert (ca. 1525-1575). In het linkerraam uit 1555, een schenking van burgemeester Jan Claesz. van Hoppen, zijn twee voorstellingen samengebracht: de Aankondiging van de Geboorte des Heren aan Maria door de aartsengel Gabriël en het bezoek van Elisabeth, de moeder van Johannes de Doper, aan haar zwangere nicht Maria. Het tweede raam uit 1554, geschonken door de Vroedschap, stelt de Aanbidding der herders voor. In de oostgevel staat het derde raam met het 'Sterfbed van Maria', een apocrief, niet in de Evangeliën opgenomen verhaal. Het was een schenking van de kinderen van de overleden Cornelis Brunt. In het grafboek zijn zij als schenkers van de kapel vermeld. 'Dese twije enkele graven coemen thoe die kinderen van Cornelis Brunt, hijervan ghijen gelt ontfangen, overmits dat glas ende een nieuwe cilverne arck die zij die kerck ghegeven hebben, mit noch ander veel goeds die kerck van hoerluyden ghescijdet'.

Onder dit raam bevindt zich de deur naar de Collegekamer van het Onze Lieve Vrouwegilde, het laatste bouwproject van de Oude Kerk uit 1571. In de nu lege nis naast deze deur bevond zich een altaar met een drieluik van Pieter Aertsz. (1508-1575), met op de buitenzijde van de zijluiken – zichtbaar als het altaar gesloten was – , het bezoek van de Drie Koningen, op de binnenzijde van de luiken het leven van Maria, en op het middenpaneel haar Sterfbed. In zijn Schilderboeck uit 1604 beschreef Carel van Mander dit altaarstuk 'als een groot, heerlijck en seer constigh werck, seer gloeijende van naackten en wel gecoloyeert'.

De Mariakapel werd rijkelijk bedacht met geschenken door aanzienlijke Amsterdamse families. Albert Andriesz. Boelens (1455- 1519), kerkmeester en meermalen burgemeester, had zestien goudguldens voor een zilveren Mariabeeld geschonken. Jan Claesz. van Hoppen, schenker van het Annunciatie/ Visitatie-raam, was fabriekmeester, schepen in 1549 en 1554, en meermalen burgemeester. Cornelis Brunt, wiens kinderen het geld voor het raam met het Sterfbed bijeen hadden gebracht, was tussen 1523 en 1542 regent van het Gasthuis en van het Leprozenhuis.

Ramen in het Hoge Koor

In het Hoge Koor werd de 'Vita Christi' van de Mariakapel voltooid. Na de bouw van de lichtbeuk (1558-1560) op het lage hallenkoor verlichtte de koorlantaarn het hoogaltaar en het sacramentshuis. Door de vier brede vensters aan weerszijden van het koor en de vijf lagere rondboogvensters in de koorsluiting overstraalde sindsdien de gloed van gebrandschilderd glas het centrale altaarstuk op het hoogaltaar van Jan van Scorel en Maarten van Heemskerk, respectievelijk uit 1525 en 1537. De grote glazen in het koor en de vijf kleinere apsisglazen waren geschonken door koning Philips II en prins Willem van Oranje. De koning had op 1 oktober 1549 de mis bijgewoond en in de handen van burgemeester Joost Sijbrandz. Buyck de eed afgelegd als 'Grave van Holland binne Amsterdam'. Hij schonk de twee ramen aan de oostkant van het koor: de Graegging met de Opstanding, en 'daer Christus ten Hemel vaert'. In de eveneens door hem geschonken apsisramen was Christus met de twaalf apostelen voorgesteld. De prins had het raam naast de Opstanding, dus aan de noordwestkant, voor zijn rekening genomen 'daer Jonas buyten boort gesmeten wort, aen de andere sij de kruyssingh verbeelt is', dat wil zeggen het raam met de Kruisiging en de voorafbeelding daarvan, die al vooruitwijst naar de Opstanding. Van dit verloren gegane ensemble bezit het Teylers Museum de ontwerptekening, gesigneerd 'Lambert van noort inv. // 1561'.

Glazen in de Mariakapel

Detail tweede paneel onderzijde links met uithangend glas (foto: Wim Ruigrok, november 2018)
Detail vijfde paneel onderzijde met opschrift: 'hersteld en opnieuw in het lood gevat anno 1894' (foto: Wim Ruigrok)

De 'glazen' in de Maria- of Onze Lieve Vrouwekapel vormen het pronkstuk van het kunstpatrimonium van de Oude Kerk. Ook in de na-reformatorische tijd was de kapel geliefd; tekenaar H.P. Schouten (1747-1822) legde de ramen uitgebreid vast. Uit akoestisch oogpunt was de kapel geliefd bij orgelliefhebbers. Daar klonk het Vater-Müllerorgel het mooist. Tot lang na de Reformatie hebben glazeniers aan het onderhoud van het gebrandschilderde glas gewerkt. Glazenier Gerard van Houten had er tot zijn dood in 1706 nog 33 in onderhoud. Het mag een wonder heten dat juist de drie 'Mariaramen' de tand des tijds hebben doorstaan. Hebben de stadswapens en de portretten van de schenkers uit de stedelijke elite hen gered?

Desondanks lieten dit onderhoud en twee ingrijpende restauraties hun sporen na. Hoe ongerijmd ook, het gehele bezit aan gebrandschilderd glas is erdoor vergroot. De Sebastiaanskapel, de Elisabeth Gavenkapel en de Hamburgerkapel kregen 'fragmentenramen', de panelen van de restauratie uit 1761 door M.E. De Angelis & Zn uit Brussel, die van 1898 tot 1906 door het atelier 't Prinsenhof van ir. J.L. Schouten (Delft) waren uitgenomen en bewaard. Rechtsonder in het Crabethraam staat vermeld: 'hersteld en opnieuw in het lood gevat anno 1894'.

In 1944 verdwenen de 'Mariaglazen' uit de Oude Kerk. De firma W. Bogtman & Zn (Haarlem) had de panelen uitgenomen en opgeslagen in de rijksschuilkelder bij Zandvoort. 'Paarse' glasruiten namen hun plaats in totdat de in 1955 begonnen kerkrestauratie herplaatsing van de gebrandschilderde Mariaglazen mogelijk maakte.

Samen met het Vater-Müllerorgel was het gebrandschilderde glas instrumenteel voor het draagvlak voor de restauratie. De tentoonstelling 'Glasschilderkunst in de Oude Kerk' in 1948 plaatste het 'Maria-ensemble' in het bredere kader van de Nederlandse glasschilderkunst. Enkele panelen waren te zien, samen met de cartons en ontwerptekeningen.

Het Sterfbed van Maria

Dirck Pieterszn. Crabeth, Ontwerptekening voor het Sterfbed van Maria in de Oude Kerk, pen in bruin, penseel in bruin, grijs en rood, 1561-1565, Rijks Museum Amsterdam.

Dankzij de toeschrijving van I.Q. van Regteren Altena (1899-1980) staat het 'Sterfbed' sinds 1938 op naam van de Goudse glazenier Dirck Crabeth (1501-1574). Deze befaamde connaisseur, hoogleraar kunstgeschiedenis en conservator, plaatste deze ontwerptekening in het Prentenkabinet binnen een groep van zes ontwerpen voor gebrandschilderd glas in verschillende collecties. Crabeth heeft ook acht glazen ontworpen voor de Sint Jan in Gouda. Deze grote stadskerk werd na een brand in 1552 herbouwd. Bij zijn beschrijving van het Sterfbed wees Van Regteren Altena onder meer op de 'onder de snor zwaar beschaduwde mond en de diepte der nederwaarts getrokken donkere oogholten'.

De intensiteit van de kleur van het Sterfbed, vooral het kobaltblauw in de centrale compositie treft direct. 'En wat voor een blauw' schreef Bernardina Bijtelaar, kroniekschrijver en latere archivaris van de Oude Kerk. Het raam heeft een heldere compositie. In het midden de hoofdvoorstelling van het Sterfbed in de huiselijke sfeer van een kamervertrek, met als architecturale achtergrond een klassieke orde. Pilasters dragen een architraaf met grotesken. In de basis: het stichtersvak. In de boogkop verbeeldt een wolkenlucht hemelse sferen. In de hoofdvoorstelling lopen op de voorgrond tegels in perspectivisch verschiet, links leidt een draaibaar, met een haakje vastgezet venster de blik naar buiten. Naast het stralende kobaltblauw in de stroken van de koof van het hemelbed, de vallende gordijnen en de wegglijdende bedbekleding overheersen in dit deel de kleuren rood, groen en paars in kleding van de apostelen. In het stichtersvak overheerst het donkere bruin en zwart in de kleding en het grijs, monochroom en bruin in de architectuur. Janse prees 'de meesterhand van de ontwerper' en de voor Crabeth kenmerkende partijen van oranje met witte parels in de guur van de bisschop en het uitgeslepen rood in de mijter en elders uitgeslepen groen'.

Werk van oudere meesters, in prent vermenigvuldigd, kan voor Crabeth een inspiratiebron zijn geweest. Te denken valt aan het werk van Hugo van der Goes uit 1475 in het Groeningemuseum, Brugge. In het Rijksmuseum kunnen wij het werk bewonderen van de Meester van het Amsterdamse Sterfbed van Maria (ca. 1500).

De Legenda Aurea van Jacobus de Voragine (1228-1298) is de bron voor het verhaal van het sterven van Maria en haar opneming in de hemel. Dit werk is in 1482 in het Middelnederlands gedrukt uitgegeven als 'Passionael'. De apostel Johannes zou beschreven hebben hoe de twaalf apostelen, nadat zij in een wolk waren opgenomen, in haar sterfhuis bij de berg Sion zouden zijn verenigd, waar zij op de verschijning van Christus zouden hebben gewacht. 'Doe onse vrouwe sach dat alle die apostelen daer vergadert waren so dancte si onsen here ende sat int middel van hem daer keersen ende lampen bernden […]'. In het raam is het moment voorgesteld dat Maria van de apostel Petrus een kaars krijgt aangereikt, rond het bed zijn de apostelen verzameld, met gevouwen handen. Anders dan in de eerder vermelde voorbeelden lezen zij niet in missalen. Vóór het bed is een knielende apostel met een omvangrijk boek afgebeeld. Links staat een kom met een aspergillum, een wijwaterkwast.

In het stichtersvak van het 'Sterfbed' staan de – posthume – stichters Cornelis Brunt (-1542) en zijn vrouw Trijn Loenen, en hun patroonheiligen Cornelius (met de pauselijke tiara en een hoorn in de hand) en Catharina (met kroon en zwaard) afgebeeld. Met hun familieleden staan Brunt en zijn echtgenote aan weerszijden van een tekst in cartouche. Deze tekst luidt: 'Ad laudum deiparae Virgini Mariae Bruntorum pieter Mies // me fecit 1555' - 'Tot lof van de Maagd Maria vanwege de Brunten Pieter Mies'. De architecturale achtergrond bestaat uit drie, door gecanneleerde pilasters gescheiden bogen die een architraaf met rolwerk dragen. Naast Cornelis Brunt staan zijn broers Gijsbert Brunt, kanunnik van Sint Marie te Utrecht (-1562), en Reynier Brunt, procureur-generaal van het Hof van Holland (1490-1539). Geknield twee kinderen van Cornelis. De twee vrouwen met zwarte kappen naast Trijn Loenen zijn wellicht te benoemen als Hillegont Hendricksdr., de weduwe van Reijnier Brunt, (…-1573) en diens zuster Lijsbeth Bruntendr. (…-1573), die beiden zijn begraven in de Mariakapel.

In de boogkop wordt Maria door musicerende engelen omhoog gevoerd in de hemelse sferen en door haar Zoon ontvangen. De wolkenlucht heeft een licht kleurenpalet, dat wordt toegeschreven aan herstel in emailschildering. De intensiteit van de kleur en de kracht van de tekening brengen de toeschouwer nog steeds dicht bij de geest van dit zestiende-eeuwse raam, het enige uit die periode in Amsterdam. Laten wij de hoop uitspreken dat een verstandig en spoedig herstel dit gehavende kunstwerk veilig zal stellen.

Guido Hoogewoud

(Uit: Binnenstad 291, jan./febr. 2019)

Literatuur
- I.Q. van Regteren Altena, 'Teekeningen van Dirck Crabeth' in: Oud Holland 55, (1938), nr 3, p. 107-114.
- B. Bijtelaar, 'De Geschilderde glazen in de Oude Kerk te Amsterdam' in: Oud Holland 71(1956), nr 4, p. 204-211.
- B. Bijtelaar, 'Het Snijderskoor en het Vrouwenkoor van de Oude Kerk' in: Jaarboek Amstelodamum 54 (1962), p. 49-81.
- H. Janse, De Oude Kerk te Amsterdam, bouwgeschiedenis en restauratie, Zeist/Zwolle 2004.
- Glasschilderkunst. Tentoonstelling van fragmenten van de 16de en 17de eeuwse glazen, ontwerpen en werktekeningen in de Oude Kerk, 1948.
- A.B. Mulder-Bakker, M. Carasso-Kok, Gouden Legenden. Heiligenlevens en heiligenverering in de Nederlanden, Hilversum 1997.
- Het leven der doorluchtighe nederlandtsche en hoogduytsche Schilders, bijeen vergadert en beschreven door Carel van Mander, Schilder, Alkmaar 1604, p. 243. Zie ook de uitgave van de Wereldbibliotheek: Het schilder-Boek van Carel van Mander, het leven der doorluchtige Nederlandsche en Hoogduytsche schilders, Amsterdam 1946, p. 117.
- C. Commelin, Vervolg van de Beschrijving der stad Amsterdam, Amsterdam 1693, p. 554.
Handvesten, privilegiën, octroyen enz, der Stad Amsterdam, Amsterdam 1663.
- Afbeelding tekening Dirck Crabeth, ontwerp voor een glasraam: RP-T-1905-73, pen en penseel, h 301 mm × b 233 mm.
- J.P. Filedt Kok, 'Master of the Amsterdam Death of the Virgin, The death of the Virgin, Northern Netherlands, ca. 1500' in: J.P. Filedt Kok(ed.), Early Netherlandish Painting, online coll. cat. Amsterdam 2010, RM0001, collect. 9038

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.