Boekbespreking

'Mutual Heritage'. Gids Slavernijverleden Amsterdam / Slaverny Heritage Guide

Na Utrecht, Leiden, Groningen, Haarlem en Middelburg heeft nu ook Amsterdam zijn gids voor het slavernijverleden. Er bestonden al de Black Heritage Tours, in navolging van Londen en Parijs. Hoewel de grootste slavenhandelaren in de Republiek elders te vinden waren – bij de Middelburgsche Commercie Compagnie en de Rotterdamse firma Coopstad & Rochussen – heeft Amsterdam, als grootste van de zes resp. vijf 'Kamers' van de VOC en de WIC èn als mede-eigenaar van de Sociëteiten van Suriname en Berbice direct of indirect een belangrijke rol gespeeld in de slavernij in Suriname en Guyana, op de Antillen, in Zuid-Afrika, op Java, Banda en de Molukken, op Mauritius, Sri Lanka en elders.

De hele Amsterdamse economie, van rijk tot arm, profiteerde van de scheepsbouw ten behoeve van de beruchte trans-Atlantische driehoekshandel (Europa-Afrika-Amerika-Europa). De gids is samengesteld door een team van experts – onder wie VU-historicus Dienke Hondius – en giet veel specialistische kennis in de mal van een stadswandeling, maar is helaas hier en daar ook nogal rommelig geworden. De invalshoek is historisch, dus zonder veel bekommernis om dateringen van panden of om beeldconventies en de werking van beeldtaal, wat soms best lastig is als je mensen langs gevels en gebouwen leidt en niet langs historische gebeurtenissen.

Toch is het op zich een uitstekend idee om in een tweetalige wandelgids nu eens niet de schoonheid van Amsterdam in beeld te brengen, maar met verschillende locaties te refereren aan de achterkant van de schoonheid en welvaart. Slavernij en slavenhandel in de West, talloze slepende oorlogen, diverse genocides (onder meer op de Chinezen in 1740) en massale slachtpartijen in de Oost: ziedaar de wandaden-op-afstand die de winsten van de ogenschijnlijk keurige couponknippers achter de ramen van hun grachtenhuizen moesten garanderen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed schermt graag met de term 'mutual heritage' voor de Nederlandse forten op verre kusten in Indonesië, Sri Lanka, India, Ghana enzovoorts. Maar 'mutual heritage' is dichterbij dan je denkt: zij slaat ook op de grachtengordel. De nazaten van de door Nederlanders verhandelde en te werk gestelde slaven, in de slavenkolonie Suriname, in Amerika en elders, komen nu het rijke Amsterdamse erfgoed bekijken dat, voor een deel althans, het resultaat is van slavenarbeid van hun voorouders.

Context en kritiek

Nu heeft alles zijn context, dus ook de slavernij. Het pauperisme in de grote steden van de late Republiek en het vroege Koninkrijk was een bijna even grote plaag als de slavernij. En het is dankzij het dagboek van Jacob Bicker Raije (1732-1772), met zijn beschrijvingen van de beestachtige behandeling die veroordeelden ten deel viel – een publiek volksvermaak op de Dam en nog barbaarser dan de behandeling van slaven – wordt ons een blik gegund op het humanitaire peil van Amsterdam in de decennia vlak voor de komst van de Verlichting. Mede daardoor vinden sommige historici, onder wie Henk Wesseling, moreel oordelen over de geschiedenis maar onzin. 'The past is a foreign country, they do things differently there', zei de schrijver L.P. Hartley eens. Maar context of niet, de slavernij was in feite nooit onomstreden, zeker in West-Europa, dat – met uitzondering van Venetië en haar vroegkoloniale rijk – in de Middeleeuwen geen grootschalige slavernij gekend had. Dit in tegenstelling tot Afrika en de Arabische wereld, waar overwonnenen, schuldenaren en misdadigers als slaven verhandeld werden. (Dus niet primair als koopwaar of 'lading', zoals later bij de trans-Atlantische handel, toen één slaaf 50 bevers waard was.) De geschriften van de Spaanse Dominicaner priester Bartolomé de las Casas tegen de inhumane behandeling van de indianenbevolking in Amerika en later tegen de slavernij waren in de zestiende eeuw in heel Europa bekend, niet in de laatste plaats bij de Hollanders, die ze handig als propagandamateriaal tegen de Spanjaarden gebruikten. Maar al vroeg in de zeventiende eeuw veranderde dat en pleitte een aantal Franse schrijvers, onder wie Montchrétien, anticiperend op de koloniale plannen van Richelieu en Colbert, voor een economische exploitatie van overzeese bezittingen, indien nodig met grof geweld. De Hollanders vermoordden in 1621, volgens de gids naar een vooropgezet plan van Jacques l'Hermite (Keizersgracht 115-119), het grootste deel van de bevolking van Banda en vervingen die door slaven uit India en Madagascar. De in ongenade gevallen medeoprichter van de WIC Willem Usselincx, afkomstig uit Antwerpen, zag al snel in dat winstoogmerk het enige was dat de Hollanders dreef. Een echte visie op kolonisatie hadden ze niet. Ze hebben de winst tot poolster en de hebzucht tot kompas, zo merkte hij op.

Erg veel kritiek op de slavernij was er in de 17de en 18de eeuw dan ook niet in de Republiek. Pas tijdens de Verlichting, vooral in de jaren vlak na de Franse revolutie, kwam er enig gemor en discussie los, onder meer in Felix Meritis (1793). In de negentiende eeuw, 'de eeuw van het debat', maakten Nederlanders zich druk over godsdienst- en onderwijskwesties, maar niet of nauwelijks over slavernij. Wel, zegt de gids, werd in 1842 de 'Maatschappij tot bevordering van de afschafng der slavernij' opgericht en bestonden er in de jaren vijftig in verschillende steden Dames-comités tot dit doel. Als een van de laatste landen in Europa schafte Nederland de slavernij af – in 1859 in Indië (waar haar betekenis sterk was afgenomen), in 1863 in Suriname. Ook nu nog is er in Nederland geen verhit debat, zoals in Engeland, over de vraag of moraliteit (het 'abolitionisme') of economie (de slavernij was simpelweg niet projtelijk genoeg meer) uiteindelijk de doorslag gaf bij de afschafng van de slavernij. Dat laatste is de zogenaamde Williams- these – genoemd naar de spraakmakende dissertatie uit 1944 van Eric Williams, de latere premier van Trinidad – die in Engeland nog steeds de gemoederen bezighoudt, maar in deze gids zelfs niet wordt aangestipt.

Mapping slavery

Keizersgracht 109-119. De nrs. 115-119 waren eigendom van Jacques l'Hermite, die voorstelde om de bevolking van Banda te vermoorden en te vervangen door slaven van elders (foto: Wim Ruigrok).

De term wandelgids die de auteurs hanteren klinkt misschien wat gemoedelijk, maar dit 'mapping slavery'-project is wel degelijk een soort 'naming and shaming'. (Wie woonde waar?) Een groot deel van de Amsterdamse handels- en regentenoligarchie, waaronder de families Hooft, Corver, Calkoen, Geelvinck, Van Loon, Boreel, Witsen, Van Rensselaer, Munter, Trip en Insinger, passeert de revue. Zij schoven elkaar de lucratieve baantjes en ambten toe. Daartoe behoorden ook die van bewindvoerder van de VOC en WIC of van directeur van de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname. Sommigen woonden enige tijd in Suriname of hadden daar bestuursfuncties, zoals gouverneur. Velen echter bezaten door overerving plantages waarvan zij alleen de inkomsten genoten maar die zij nooit bezochten ('Absenteïsme'). Ook middenstanders, zoals medeopricher Isaac Lemaire, en zelfs ambachtslieden bezaten aandelen van de VOC. De gids laat zich niet duidelijk uit over de vraag in hoeverre de VOC- en WIC-handel nu werkelijk bijdroegen aan de rijkdom van Amsterdam, al suggereert zij hier en daar van wel. Zeker de laatste tijd is er weer aandacht voor de Oostzeehandel als 'moedernegotie' en de daarmee samenhangende Levantse handel, Groenlandvaart en Moscovitische handel. Twijfel over de winstgevendheid van VOC en WIC is niet nieuw, die bestond 100 jaar geleden al bij onder meer E.B. Kielstra, die buitengewoon kritisch was over de VOC en haar opvolger de NHM, de Nederlandse Handel- Maatschappij, vanwege hun totale gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en moreel kompas. Het aandelenkapitaal van de VOC en de WIC was niet bijzonder hoog. Kielstra wees er echter op dat veel rijkdommen door de ambtenaren, residenten en zeekapiteins vergaard werden op persoonlijke titel, door corruptie of het bestelen van de VOC en WIC, door afpersing van lokale hoofden en het handel drijven voor eigen rekening.

Vier thema's

Leidraad voor de gids is een viertal thema's: in de eerste plaats de Amsterdammers die handel dreven en projt hadden van de WIC, de VOC en de Sociëteit van Suriname, als bewindhebbers en directeuren, als aandeelhouders of handelaren en als plantage-eigenaren en slavenhouders. Maar er is veel meer zwarte aanwezigheid in de geschiedenis van Amsterdam dan alleen slavernij-op-afstand, dat hebben de samenstellers zich goed gerealiseerd. Van zwarte gapers met tulband en gouden oorringen boven apotheken – die overigens niets met slavernij te maken hebben, maar een oude beeldconventie zijn – en zwarte morenhoofden en morianen aan gevels van grachtenpanden en in klauwstukken – waarvan sommige wél met kolonialisme en slavernij te maken hebben – tot gevelstenen en -reliëfs. (Ons redactielid Onno Boers heeft hierbij geadviseerd.) Ook zwarte slaven en bedienden op schilderijen komen geregeld ter sprake. Opmerkelijk is bijvoorbeeld het kaartje van de omgeving van de Jodenbreestraat, waar ten tijde van Rembrandt een zwarte gemeenschap leefde van Braziliaanse, Angolese en Kaapverdische zeelieden en bedienden. Een derde thema is het verzet tegen de slavernij en het abolitionisme (zie boven) en het vierde behandelt de bestudering en verwerking van het slavernijverleden, hoofdzakelijk in de Surinaamse gemeenschap, met documentatie- en onderzoekscentra als het NiNsee en het Hugo Olijfveldhuis, de twee slavernijmonumenten, het Anton de Kom-monument en het jaarlijkse keti koti-festival ter herdenking van de afschaf- ng van de slavernij. De focus is hier wel erg sterk op Suriname gericht; je zou zeggen dat er in de slavernijgeschiedenis geen duidelijk nationale grenzen zijn. Nederlandse schepen hebben vele honderdduizenden Afrikanen naar de Amerika's vervoerd, vanuit Angola, Congo en de forten aan de 'Golf van Guinea' (Ghana en buurlanden) naar de Caraïben, Brazilië en Nieuw-Nederland in de huidige staat New York. De auteurs benadrukken dat door Amsterdams positie als mede-eigenaar van de Sociëteit van Suriname – eerst voor een derde, later voor de helft – de band tussen Amsterdam en Suriname zeer sterk was, maar dat geldt pas vanaf 1667.

De vier genoemde thema's zijn in de wandelingen terug te vinden, maar worden niet meer apart als groep of thema behandeld. De auteurs lijken nogal geworsteld hebben met de logistiek en presentatie van het vele materiaal; zo worden de wandelingen steeds onderbroken door kleine losse thema's als gevelstenen met koloniale waren, moriaanhoofden, schepen en scheepsbouw en de locaties van de kantoren en pakhuizen van de WIC en de VOC, die dan uiteraard niet aansluiten bij de panden waar men zich op dat moment bevindt. Het totale beeld is mede daardoor wat verbrokkeld, zowel inhoudelijk als qua presentatie. Omdat ook een samenhangende visie op de WIC, VOC en het koloniale verleden lijkt te ontbreken, komt het verspringende perspectief op het Amsterdamse erfgoed soms moeizaam uit de verf, al is het in diverse losse lemma's, waarin veel kennis is verzameld, wel degelijk aanwezig.

Bekend en onbekend

Heel wat bekende panden worden behandeld, zoals het Bartolottihuis, het Museum Van Loon, het Geelvinck-Hinloopenhuis en de burgemeesterswoning. Het Bartolottihuis is misschien een wat ongelukkig voorbeeld, want bij nadere lezing blijkt de band van Willem Bartolotti met de slavernij nogal dun te zijn: de man handelde onder meer in wapens, die soms als ruilobject tegen slaven dienden. Ook minder bekende of verdwenen gebouwen krijgen een vermelding, zoals de niet meer bestaande Franse kerk aan de Nieuwezijds (zie elders in dit nummer), waar in 1686 de zevenjarige 'petit more' Anthoine, eigendom van een Venetiaanse koopman en consul, gedoopt werd. De lijst met slavernij-gerelateerde gebouwen is overigens bij lange na niet compleet.

Het echte drama op de plantages en bij de slavenhandel blijft natuurlijk op afstand. Huiveringwekkend is alleen het verhaal over het slavenschip De Leusden, gebouwd op de werf De Eendracht op Kattenburg in 1718-1719. De ondergang daarvan op Nieuwjaarsdag 1738 in de monding van de Marowijne, waar het schip op een zandbank liep, is onderzocht in het proefschrift van de historicus Leo Balai. Uit angst voor een opstand timmerde de bemanning de luiken van de slavenruimen dicht, waardoor alle 664 Afrikanen om het leven kwamen. Mocht u op Kattenburg naar een monument van deze scheepsramp zoeken – volgens de gids de grootste uit onze maritieme geschiedenis – , dan kunt u zich die moeite besparen, want zoiets bestaat hier helemaal niet. Voor de ramp met de Titanic (1500 doden) staan in meerdere steden van de wereld monumenten; in Belfast, waar het schip gebouwd werd, zelfs pal voor het stadhuis. Maar de ramp met De Leusden is de meeste Amsterdammers volslagen onbekend.

Een meer algemene bewering, die ook in deze gids weer gedaan wordt, namelijk dat Nederlanders op school niets over slavernijgeschiedenis leren, kan ik niet goed beoordelen. Het moet slaan op het afbrokkelende geschiedenisonderwijs van na 1975, want ik herinner mij de verbaasde reacties van de babyboomers in de Commissie Omstreden Erfgoed van de Raad voor Cultuur (2004) – onder meer voorzitter Winnie Sorgdrager en ikzelf – toen de directeur van het NiNsee, Glenn Willemsen, hetzelfde beweerde. De plaatjes van slavenschepen uit mijn schoolboeken staan mij in ieder geval helder voor de geest.

Zichtbaar erfgoed

Plafondschildering uit circa 1682 door Paulus de Fouchier met de Amsterdamse Stedenmaagd omringd door de vier destijds bekende werelddelen, rechtsonder Afrika (foto: Wim Ruigrok)

Wat ik wel kan beoordelen zijn een aantal storende fouten in deze gids, misschien onvermijdelijk bij een tamelijk ambitieus project als dit, maar ik noem er toch een paar. Dat de Nieuwe Kerk uit 1400 dateert 'en in de zeventiende eeuw na een brand verbouwd werd tot een gebouw met grandeur' kun je nog tot de ongelukkige formuleringen rekenen, net als 'babies' in een kinderfries met tabaksteelt. Maar de Amsterdamse beurs is natuurlijk niet de oudste ter wereld: Brugge, Antwerpen, Londen en Sevilla zijn allemaal een stuk ouder. En een Koning Willem IV hebben we nooit gehad, wel een stadhouder. Bij de localisering van de Voetboogdoelen, een van de behuizingen van de WIC, is het verkeerde gebouw (het Bushuis) als illustratie gekozen.

Een groter probleem is dat er nauwelijks dateringen van panden gegeven worden, zodat de rijkdom van een achttiende-eeuwse gevel waar je tegenaan kijkt, in feite niets zegt over de rijkdom van een slavenhandelaar of een VOC-aandeelhouder die er ooit, zeg begin zeventiende eeuw, woonde. Waarom niet duidelijk aangegeven dat het huidige pand Kloveniersburgwal 137 uit 1879 dateert en dus niets met slavernij te maken heeft. Dat het een halve eeuw eerder eigendom was van een plantage-eigenaar is niet minder interessant, maar het spoort niet met wat je ziet. Dat is misschien niet erg, als je het maar vermeldt. Slavenhandelaar Bartholomeus de Moor (1573-1633) 'woonde in dit gebouw', zo staat bij Rokin 64, dat de cover van het boek siert vanwege het beeld van een Moor in de kroonlijst. Vermeld dan even dat het door zijn kleinkinderen werd aangebracht en dat de gevel of het gebouw zelf uit 1725 dateert. De tekst wekt de suggestie dat het beeld van de Moor uit de tijd van Bartholomeus stamt. Erfgoed kent nu eenmaal vele tijdslagen.

Misschien is dergelijke kritiek ingegeven door mijn ervaring met het eiland Gorée (Goede Reede) voor de kust van Senegal. Daar bezocht ik ooit het pal aan zee gelegen Slavenhuis, een – naar later bleek – wat al te mooi woonhuis met kolommen boven kerkers vanwaaruit honderdduizenden slaven in schepen geladen zouden zijn. De zeer gedreven en welbespraakte conservator Joseph Ndiaye, die uitgroeide tot de beroemdste Senegalees na de dichter Léopold Senghor, sprak over de gang zonder terugkeer, de couloir sans retour, maar eigenlijk bleek er nooit goed onderzoek naar het huis te zijn gedaan. Dat kwam er pas in 1997, toen inmiddels ook de paus, Bill Clinton, Nelson Mandela en talloze Amerikaanse Black Heritage Tours het huis hadden aangedaan. Het was het eigendom van een aanzienlijke dame geweest, een zogenaamde singare of Afro-Europese handelaarster, de kerkers waren pakhuizen en verblijven van de eigen slaven, het eigenlijke (verdwenen) slavendepot had 300 meter verderop gelegen en er waren 'slechts' enkele duizenden slaven vandaan verscheept. Dat maakt de plek nog steeds verbonden met slavernij, maar het grote drama was er een beetje uit. Een van de aanleidingen voor het onderzoek was dat de dubbele trap in de stijl van de Italiaanse renaissance (vergelijkbaar met het huis Broekhuizen in Leersum) zich maar moeilijk leek te verhouden tot een slavendepot. De moraal van dit verhaal: historisch onderzoek alleen is bij een Black Heritage-wandelgids niet genoeg, je zult ook het gebouw moeten onderzoeken, of ten minste checken.

Interieurs

Jammer is dat in deze 'wandelgids', die toch deels visueel is, geen interieurs vermeld worden, wellicht om praktische redenen. De grachteninterieurs laten op meerdere plaatsen staaltjes van 'zwarte' iconografie zien, al of niet in verband met slavernij. In het, tegen betaling, vrij toegankelijke Tassenmuseum Hendrikje bijvoorbeeld, Herengracht 573, is op de eerste verdieping een plafond te zien van Paulus de Fouchier (1682) met tweemaal de vier werelddelen rondom – wie anders? – de Amsterdamse stedenmaagd. Op een zijtableau is een Afrikaanse koningin te zien – een fantasieguur met een witte olifant, wie weet refererend aan de beroemde Angolese koningin Nzinga, die een pact sloot met de Hollanders en slaven aan hen leverde – , in het middenperk wordt het sidderende Afrika tot slavernij gedwongen. Dat is allemaal te ZIEN in Amsterdam. Dienke Hondius had even moeten aankloppen bij de kunsthistorici van de VU, die nota bene op dezelfde verdieping van de Faculteit Geesteswetenschappen zitten. Dat had het verspringend perpectief van deze gids nog behoorlijk kunnen verrijken.

Wilfred van Leeuwen

Dienke Hondius, Nancy Jouwe, Dineke Stam, Jennifer Tosch, Annemarie de Wildt e.a., Gids Slavernijverleden Amsterdam/Slavery Heritage Guide, Volendam 2018 (2de herziene editie)

(Uit: Binnenstad 290, nov./dec. 2018)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.