Veemarkt en abattoir, schakel in de hoofdstedelijke regie

Het opschrift 'Vleeschhouwerij' van slagerij Rodriguez op de Vijzelgracht behoeft geen toelichting, maar bij de voormalige veemarkt en het abattoir in het oostelijke deel van Amsterdam zal het collectief geheugen moeite hebben zich iets voor te stellen. Enigszins verweesd staat aan de Veelaan de monumentale ingangspartij van het abattoir tussen gebouwen in de romantisch-eclectische châletstijl. Samen met de gebouwen op de veemarkt aan de overzijde zijn deze dienstwoningen de enige verwijzing naar het bestaan van de veemarkt en het abattoir tussen 1887 en 1985.

De stichting van de veemarkt gecombineerd met het slachthuis vormde een kantelmoment rond 1870, dat Remieg Aarts beschreef in het licht van de 'reglementering van het openbare leven'. (1) Ondanks een verdeelde gemeenteraad bleek regie in de samenleving op den duur onvermijdelijk. De overheid trok de gezondheidszorg, de watervoorziening en later de energievoorziening en de volkshuisvesting volledig naar zich toe. Een kritische blik op de aanvoer van voedingsmiddelen was onontkoombaar, in het bijzonder van het vee en gevogelte. Een gemeentelijke veemarkt en slachthuis vormde een onmisbare schakel in het overheidsbeleid ter bestrijding van infectieziekten door verbetering van de openbare hygiëne.

foto Wim Ruigrok

Al in 1853 had Jan van Maurik, directeur van Stadswaterwerken tussen 1845 en 1856, op dit vlak in Amsterdam achterstand gesignaleerd: 'Bij den voortgang destijds missen wij in de Hoofdstad des Rijks nog een goed ingerigte abattoir, zooals die in de groote steden buitenslands, Londen, Parijs, Brussel enz. bestaan, zoodat wij in Amsterdam moeten aanzien [dat ] men het bloed van geslagt vee, in het centre der stad in de goten doet wegvloeijen [....]'. (2) Maar hoewel H.J. Koenen, de wethouder Publieke Werken tussen 1847- 1851, al in 1848 de bouw van het abattoir in een lening had opgenomen, dacht binnen de gemeente niemand er nog aan de veemarkt en het abattoir te combineren. De bestaande markten voor ossen, varkens, schapen en kalveren waren gevestigd aan de oost- en westzijden van het huidige Frederiksplein. Deze markten pasten niet in het ambitieuze plan van de dr. Samuel Sarphati voor de bouw van het Paleis voor Volksvlijt (1858-1864). De veemarkt verhuisde naar het Weesperveld, het gebied tussen Weesperstraat en Roeterstraat tussen de Nieuwe Prinsengracht en de Nieuwe Achtergracht, en bleef hier tot 1887.
In weerwil van bezwaren van de slagers besloot de gemeenteraad op 29 november 1877 tot de stichting van een veemarkt en abattoir in de Stadsrietlanden nabij het te stichten Nieuw Entrepot. (3) De samenkomst van water - en railvervoer in het oostelijk havenbekken na de bouw van het Centraal Station, de aanleg van het Noordzeekanaal en het Merwedekanaal maakte dit gebied tot een geschikte locatie. In 1854 had inspecteur Publieke Werken Willem Anthonie Froger (1812-1883) al voor die plaats gepleit: 'langs den IJ-kant, naast de pijp van het Oostelijk dok, waar de stad wat eigendom in bezit had'. (4)
In de raadsdiscussie speelde, waar het ging om de in Amsterdam aangevochten vereniging van een veemarkt met een abattoir, de oriëntatie op Parijs en Berlijn een belangrijke rol. Zo werd geciteerd uit een pleidooi van het Berlijnse gemeenteraadslid Theodor Risch voor de combinatie van veemarkt en abattoir aldaar. (5)
Het lag voor de hand dat de ontwerpopdracht voor het nieuwe complex naar de stadsarchitect Bastiaan de Greef (1818-1899) zou gaan. Inderdaad ontwierp hij het ketelhuis van het abattoir, maar de dienstgebouwen staan op naam van Anthonius Cornelis Boerma (1852-1908) in associatie met Eduardus Theodorus Adrianus Damen (1848-1908), al ontbreken hun namen op de ontwerptekeningen. De vier dienstwoningen voor de directeur, de administratie- en belastingkantoren en de knechtswoningen ankeren aan de Veelaan de monumentale ingang van het abattoir. Hun helderrode bakstenen gevels zijn doorstoken met nu gecementeerde speklagen. De ver uitkragende schilddaken met hun steekkappen rusten op blokkeels. Rijk geornamenteerde windveren met ajour bewerkte sierbalken verlevendigen de topgevels.

De archeologie van de herbestemming

Zowel de kappen als de gevels hebben, afgaande op de ontwerptekeningen, bij de uitvoering zwaar ingeboet aan ornament. De toepassing van kunststof kozijnen en trespa details, de plaatsing van balkons en het gebruik van een wezensvreemde gele kleur voor de chaletkappen bij de renovatie van de dienstwoningen in 1987 deed afbreuk aan het authentieke karakter. De vervanging van deze gele kleur door donkerbruin voor de kapconstructie en de dakranden tijdens de huidige schilderbeurt, houdt een grote verbetering in.
Op de veemarkt zijn de stallen gesloopt, maar bleven de dienstwoningen van de marktmeester, de pachters en de waagmeester behouden, evenals de brandweer- en de politiepost. In het hart van het complex staat het afrekeningslokaal met café. In het torentje slaat het uurwerk de hele en halve uren en verbindt aldus het heden met het verleden. In het abattoir verdween eveneens het gehele complex van slachthuizen en aanverwante lokalen, zoals de vetsmelterij.
Het verdwijnen van abattoir en veemarkt ver liep volgens een ten opzichte van het begin omgekeerd traject. De overheid trad terug door publieke taken te privatiseren. Tot die afgestoten taken behoorden de facilitering van de veehandel en slacht. De veemarkt sloot in 1975 wegens teruglopend aanbod en in 1985 viel het doek voor het abattoir, dat al jaren leed onder desinvestering. En in de samenleving verdroeg een tot voornamelijk woongebied herbestemd havengebied zich slecht met een overlast gevend abattoir. De veemarkt behield toch enigszins het karakter van een omsloten terrein. J.H. (Hans) Bosch (1939-2014) ontwierp de laagbouw- bedrijfsruimten en verwees in het profiel enigszins naar de gesloopte stallen. Het abattoirterrein kreeg een woonbestemming. Langs de centrale oostwest-as staan nu 550 sociale huurwoningen. Frans van Dillen (1932-1991) ontwierp de woningblokken in U-vorm in gele baksteen. Aan het Hildo Kropplein zijn de woningblokken van Lucien Lafour en Rikkert Wijk herkenbaar aan hun gestucte gevels. De oude gebouwen daartussen herinneren nog aan de negentiendeeeuwse regie van de overheid en geven nu een historische dimensie aan een verder nieuwe woonwijk.

Guido Hoogewoud

Voetnoten
1. R. Aerts, 'De publieke orde, openbaarheid en beslotenheid' in: Geschiedenis van Amsterdam 1813-1900, 2006, p. 148.
2. J. van Maurik. 'De waterlozing in de Duvelshoek', SAA archief 5180, Secretarie Publieke werken (1853), 1549, geciteerd in: I. Jager, Hoofdstad in gebreke, manoeuvreren met publieke werken in Amsterdam 1851-1901, Rotterdam 2001, p. 59.
3. Voordracht no. 425 tot ophefng der bestaande Veemarktinrichting en oprichting van een Abattoir, Gemeenteblad 1877, I,p. 1007-1011.
4. W.A. Froger, 'Het rapport betreffende het (dis)functioneren der totale Publieke Werken', SAA, archief 5361, Stadswerken en Gebouwen (1854), p. 246, geciteerd in: Jager, 2001, p. 195.
5. Rapport van B&W inzake de stichting van een Veemarkt en Abattoir, Gemeenteblad 1877, I, p. I041-1047, Voordracht no. 425 tot ophefng der bestaande Veemarktinrichting en oprichting van een Abattoir.

(Uit: Binnenstad 282/283, juli/augustus/september/oktober 2017)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.