In die verre jaren wist niemand iets over Van Houten. Alleen
Geurt Brinkgreve had er ooit een stukje over geschreven, hij kon die wonderlijke architectuur
natuurlijk wel waarderen. Geurt was geen fijnproever, hij hield echt van de
stad.
Een geweldig slimme ambtenaar had bedacht dat een 'vanwege'-monument gesloopt
kan worden mits die historische top maar netjes gedemonteerd wordt. Best wel een logische
redenatie. Ik heb toen geprobeerd om aan te tonen dat de gevel die zelfs op vlucht
stond als geheel interessant was omdat men duidelijk geprobeerd had om met kennis van
zaken te historiseren. Bovendien maakte het ontwerp deel uit van een interessant complex
van bedrijfsruimten dat karakteristiek was voor het leven in de vooroorlogse Jordaan.
Aan die argumenten hadden de ambtenaren geen boodschap, de kleinschaligheid van de
binnenstad is natuurlijk prachtig, maar kleinschalige nieuwbouw wordt veel te duur. Er
moest een flink stuk van de straatwand verdwijnen, inclusief een monument. Anno 2017
kan zoiets waarschijnlijk niet meer, maar toen waarde de geest van de stadsvernieuwing nog
rond.
Omdat een serieus debat over stedenbouw en architectuur niet mogelijk is als grote financiële belangen op het spel staan, werd de zaak tenslotte na een lang juridisch proces bij
de Raad van State beslist. De redenatie dat een 'vanwege'-monument gesloopt mag worden
als de historische top behouden blijft, werd gelukkig van tafel geveegd, zodat alle 'vanwege'-
monumenten nu als geheel beschermd zijn, maar op een voor mij onnavolgbare wijze
gaf de rechter toch toestemming om het pand in de Rozenstraat te slopen. Het was voor de
VVAB een gewonnen zaak met een bittere nasmaak.
Maar er was nog een tweede winstpuntje. De gênante strijd van de ambtenarij om een
leuk stukje Rozenstraat te slopen, had de aandacht getrokken van enige politici. Zij wilden
weten hoe het precies zat met die Van Houtenmonumenten. Het toenmalige BMA kreeg
opdracht om dat uit te zoeken en om aan te geven of de bescherming goed geregeld was.
Er verschenen ook enige publicaties over de architectuurhistorische betekenis van deze
monumenten, die buitengewoon interessant bleek te zijn. Het gaat om een vergeten hoofdstuk
in de geschiedenis van de Amsterdamse monumentenzorg en volkshuisvesting, waarbij
men grote moeite deed om de nieuwbouw in te passen in het historische stadsbeeld. Na
uitvoerig onderzoek en een kritische selectie heeft BMA nog een klein aantal panden voorgedragen
voor de gemeentelijke monumentenlijst. Ik verkeerde in de illusie dat het pleit
ook academisch beslist was met de publicaties in het KNOB-bulletin.
Wie schetst mijn verbazing dat nu weer iemand op het idee is gekomen om de monumentwaardigheid van die minimale BMA-selectie in twijfel te trekken? Het gaat om (op het moment van selectie) puntgave woningbouw uit de jaren dertig met een bijzondere geschiedenis. Na het drama in de Rozenstraat is Van Houten voor de VVAB een principieel punt. Het enige argument om niet te plaatsen is het vermeende gebrek aan 'architectonische kwaliteit'. Maar niemand weet precies wat dat is. Lang geleden heeft Auke van der Woud al opgemerkt dat 60.000 rijksmonumenten rijkelijk veel is. Hooguit een paar duizend gebouwen in Nederland zijn werkelijk uniek, van grote wetenschappelijke betekenis, werkelijk gaaf van binnen en van buiten enzovoort. Ik weet ook heel goed wat architectonische kwaliteit is, de vakliteratuur geeft dat aan. Maar op lokaal niveau gaat het om andere waarden, typisch Amsterdamse architecten zoals Van Arkel, Baanders, Duncker en Van Gendt. Die zijn allemaal opgenomen in het gemeentelijk monumentenproject, met gebouwen die moeilijk als grote architectuur geduid kunnen worden. Toch heeft niemand bezwaar gemaakt tegen 900 nieuwe monumenten die, in het perspectief van de vakliteratuur, niet veel meer zijn dan curiositeiten. Architectonische kwaliteit is een dooddoener, die altijd van stal wordt gehaald als er geen betere argumenten zijn.
Het zou de gemeente Amsterdam sieren om nu ook nog eens een klein aantal Van
Houten-panden op de monumentenlijst te plaatsen om de juiste reden. Niet met dat
malle 'vanwege' argument, maar om de ambtenaar te eren die zich in moeilijke tijden
heeft ingezet voor het hergebruik van historische toppen, waarbij en passant het stadsbeeld
werd behoed voor grove inbreuken. Die ambtenaar was werkzaam bij het Bouw- en Woningtoezicht
en heette E. van Houten. De Woningdienst maakte gretig gebruik van de
Woningwet om historische woonhuizen onbewoonbaar te verklaren. De toppen verdwenen
aanvankelijk in de puinschuit. Na kritische opmerkingen van oudheidkundigen werden
de toppen gedemonteerd en bewaard. Vervolgens kwam de Commissie voor het Stadsschoon
– officiële welstand bestond nog niet – op het idee om die toppen te herplaatsen op
de nieuwbouw, bij voorkeur op dezelfde locatie. Dat was allemaal liefdewerk-oud-papier,
het kostte vaak de nodige moeite om de opdrachtgever en zijn bouwkundige over te halen
om mee te werken. Later, toen de welstand was uitgevonden, hielp het enorm dat met een
oude top een vergunning min of meer gegarandeerd was.
Veel deftige architecten vonden het een bedenkelijke praktijk, maar moesten toegeven
dat het 'toppengesol' altijd nog beter was dan de regelrecht ontsierende nieuwbouw. Uitvoerige
verslagen van die discussie met leerzame foto's staan in het Bouwkundig Weekblad, jaargangen
1939 en 1940.
Vincent van Rossem
Zie ook: [Besluit Van Houtenpanden monumentenstatus te onthouden onvoldoende onderbouwd]
(Uit: Binnenstad 281, mei/jun. 2017)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.