Maakt u zich hierover boos?

Wordt dan nu lid van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB). Hoe meer leden wij hebben, hoe meer invloed. Leden ontvangen het rijk geïllustreerde tijdschrift Binnenstad. Zo blijft u op de hoogte.

De nieuwe entree van Pulitzer

Kindertekening kreeg positief advies van CWM

Hotel Pulitzer heeft aan de Prinsengracht een nieuwe hoofdingang gekregen. Dat ging niet zonder slag of stoot. In het planproces, dat meer dan twee jaar duurde, kreeg het hotel uiteindelijk een bouwvergunning. Iedereen kan nu met eigen ogen het resultaat zien. Passend in de gevelwand of detonerend? En was ook een ander, minder 'eigentijds' ontwerp mogelijk geweest? Uit dit artikel blijkt dat het inderdaad anders had gekund. Het hotel wilde namelijk een historiserend ontwerp met hergebruik van een geveltop van de Monumentenwerf, maar de welstandscommissie stond dat niet toe.
Prinsengracht 317 t/m 329 (331), met op nr. 323 de nieuwe entree (foto: Wim Ruigrok)

Wie het planproces wil begrijpen, moet eerst de geschiedenis van Hotel Pulitzer en zijn panden kennen. Het hotelcomplex bestaat uit negen panden aan de Prinsengracht (315 t/m 331), acht aan de Keizersgracht (224 t/m 238) en vier in Reestraat (2 t/m 8) en heeft zich ook uitgestrekt over het binnenterrein tussen deze panden. Het kwam in 1970 tot stand door aankoop van de verschillende panden en werd daarna nog verschillende keren uitgebreid. Pulitzer is in onze kringen opgevoerd als een gelukkig voorbeeld van het onderbrengen van een groot hotel in de fijnmazige structuur van de oude binnenstad. (1) Voor de eerste fase leverde Gerard de Klerk de plannen. In 1975 kwamen er twee grachtenpanden bij, in 1981 een huis aan de Reestraat en in 1988 vond nog een grote uitbreiding plaats, onder leiding van architect Bart van Kasteel. Het bijzondere van het grote hotelcomplex is dat het hotel, in tegenstelling tot andere grote hotels die in dezelfde periode tot stand kwamen, nauwelijks zichtbaar is. De schaalvergroting vond dus onopgemerkt, achter de gevelwanden plaats. Om er functioneel één gebouw van te maken werden wel verschillende doorbraken door zijmuren gemaakt en binnenplaatsen overkapt. Ook verscheen er een passage over het binnenterrein om de panden aan de Prinsengracht en de Keizersgracht met elkaar te verbinden - de prijs die betaald moest worden voor de herbestemming.

Prinsengracht 317 t/m 331, voormalige situatie, zoals gerealiseerd in 1975 (foto: Wim Ruigrok)

Wie een oude foto uit de jaren vijftig bekijkt en vergelijkt met het huidige stadsbeeld valt op dat de negentiende eeuw zoveel mogelijk is uitgepoetst. Dat zouden we vandaag de dag niet meer zo doen. Op Prinsengracht 315 en 331 zijn pakhuisgevels verschenen, terwijl op nr. 329 een klokgevel verrees. Het pakhuis op nr. 327 kreeg weer een tuitgevel, terwijl van het dubbele pakhuis op nr. 323 en 325 merkwaardigerwijze alleen het rechtergedeelte, zij het één verdieping verlaagd, bleef staan. De reden waarom nr. 325 werd verlaagd spreekt boekdelen over de bedoelingen van De Klerk en Van Kasteel. Door het reconstrueren van geveltoppen trachtte men een harmonieus gevelbeeld tot stand te brengen. De rechte kroonlijst mocht om die reden niet hoger worden geplaatst dan de aanzet van de topgevels. Men ging dus niet uit van het individuele pand, maar transformeerde een gehele gevelwand. Eigenlijk is deze gevelwand nu op zichzelf het behouden waard - als een resultaat van het toenmalige denken - , maar onlangs is de ingangspartij ingrijpend gewijzigd.
Het hotel wilde het voorpleintje bij het hotel betrekken en op nr. 323 een nieuwe gevel in de rooilijn bouwen. De opgave was hoe aan te sluiten bij het bestaande hotel en een goede nieuwe entree te krijgen die opvalt maar toch niet detoneert.

Verschillende bouwplannen

Plan A voor Prinsengracht 323 (ontwerp: Studio Y) Plan B voor Prinsengracht 323 (ontwerp: Studio Y) Plan C voor Prinsengracht 323 (ontwerp: Studio Y)

De meest voor de hand liggende oplossing was om aan te sluiten bij de oorspronkelijke situatie van vóór 1970 en dus het dubbele pakhuis terug te brengen door het linkerpakhuis te reconstrueren en het rechterpakhuis met een verdieping te verhogen (plan A). Hiervoor had architect Spijker van Studio Y een plan gemaakt. CWM gaf echter geen toestemming: 'Enerzijds omdat het geen exacte reconstructie is door de oneigenlijk grote sparing in de gevel ten behoeve van de nieuwe entree. Anderzijds omdat de reconstructie, waarbij ook de oorspronkelijk hoogte wordt teruggebouwd, niet meer in verhouding is tot de huidige context. Deze hoogte is in de huidige gevelwand niet meer aanwezig en onwenselijk om terug te brengen.' De commissie gaf ook een suggestie hoe nu verder te gaan: 'Een nieuwe vormgeving voor de entree met meer kwaliteit en in eigentijdse vormgeving is mogelijk' (cursivering toegevoegd).

De commissie had niet ongelijk. De verhoging zou inderdaad niet erg harmonieus zijn in het in 1970 gerealiseerde stadsbeeld. Opmerkelijk was wel de duidelijke duw in de richting van 'eigentijds' bouwen, terwijl de welstandsnota geen specifieke voorkeur uitspreekt voor een bepaalde architectuur. (2) En wat is eigenlijk 'eigentijds'? Is niet per definitie alles wat nu wordt gebouwd, eigentijds? Bovendien voer het hotel altijd al een historiserende koers; het 'historische' gevelbeeld is min of meer het karakteristieke 'beeldmerk' van het hotel.
Hierop kwam architect Spijker met een nieuw voorstel, namelijk verwijdering van de bovenste verdieping, maar dat maakte de 'grote sparing' nog erger. Bovendien: 'De entree aan de Prinsengracht hinkt op twee gedachten. Er wordt noch gekozen voor een exacte reconstructie noch voor een gevel die aansluit bij de functie.' De commissie gaf als suggestie mee 'een duidelijke keuze' te maken.

Herplaatsing oude geveltop?

Nu gooide architect Spijker het over een heel andere boeg, naar het schijnt op verzoek van de opdrachtgever zelf. Deze was namelijk ter ore gekomen dat er op de Monumentenwerf nog verschillende geveltoppen liggen. (3) Er werd een plan gemaakt voor een historiserende gevel met hoge houten onderpui en met hergebruik van een oude geveltop (zie plan B). De commissie reageerde echter negatief: 'Bij het voorliggende ontwerp gaat het om een hybride oplossing: de gevel bestaat uit een stapeling van een hoge onderpui en een topgevel die typologisch niet op elkaar aansluiten. Bovendien is er sprake van een pseudo-historisch ontwerp. Het is geen reconstructie van een ooit bestaande situatie, maar een collage van willekeurige stijlelementen uit verschillende historische periodes. De Unesco-paragraaf uit de welstandsnota wijst er op dat dit soort pseudo-historiserende ontwerpen voorkomen moeten worden. Daarmee sluit het pand niet aan op boven genoemd beleidskader' (cursivering door mij toegevoegd).

Hybride? Alsof niet praktisch elke gevel in de binnenstad hybride is. Sterker: Wijs eens een gevel aan die niet hybride is? Bovendien komt de hele term in de welstandsnota niet voor. Pseudo-historisch? Is niet elke daad, die men op dit moment pleegt, over een bepaalde tijdsperiode als een historische gebeurtenis te kenschetsen? De herplaatsing van een geveltop is een eigentijdse daad, die eerlijker is dan het oprichten van een betonskelet met opgeplakte baksteenprint, zoals je tegenwoordig vaak ziet. Er waren immers echte houten kozijnen en ramen bedoeld. Een passende gevel met een échte authentieke Amsterdamse geveltop. De redenering van de welstandscommissie is alleen begrijpelijk in een modernistisch denkkader, zeg maar het paradigma dat inmiddels al geruime tijd passé is.

Misschien had de opdrachtgever voet bij stuk moeten houden en niet moeten opgeven, maar hij wilde de heropening van het hotel ook niet oneindig lang uitstellen. Er was immers al te lang over het bouwplan gepraat. De architect kwam nu in een baldadige bui met een kindertekening op de proppen, een ontwerp van een 'eigentijdse' grachtengevel, een abstractie van een grachtenhuis (zie plan C). Prompt kwam de goedkeuring, met onverholen enthousiasme: 'Het concept van het voorliggende ontwerp is een Amsterdamse gevel gereduceerd tot zijn basisvorm: een abstract silhouet met daarin ingrepen die rechtstreeks herinneren aan onze collectieve herinnering van Amsterdamse grachtenpanden. Het ontwerp bevat diverse bewuste imperfecties en voorkomt teveel symmetrie en rechtlijnigheid. Het brengt een ode aan de historische panden met hun scheefstand, uitgesproken raamkozijnen en individualiteit. (...) De voorliggende variant is overtuigend en sluit op eigentijdse wijze aan bij de essentie van een Amsterdams grachtenpand.' Het ontwerp mocht van de commissie echter ook weer niet doorschieten en een karikatuur van een grachtenpand worden: 'Een iconisch gebouw is mogelijk en kan over 100 jaar nog een positieve betekenis hebben voor de stad. Met een karikatuur van een grachtenpand is dat veel minder waarschijnlijk. De commissie adviseert de abstractie zo simpel mogelijk te houden en dichter bij de oorspronkelijke kenmerken van een grachtenpand te blijven.'

Het resultaat is heden te bewonderen aan de Prinsengracht. Een pikzwarte gevel met een vreemde top met een on-Amsterdamse hellingshoek. Vensters zonder kozijnen. Een abstractie inderdaad, die doet denken aan het cartooneske bouwplan van Joost Swarte in de Willemsstraat. (4) De architect noch de opdrachtgever valt hier iets te verwijten. Deze 'eigentijdse' nieuwbouw, zoals bijna alle nieuwbouw in onze historische binnenstad, is het resultaat van het Amsterdamse welstandstoezicht.

Walther Schoonenberg

1. Gerrit Vermeer, Grote hotels in Amsterdam, in: Binnenstad 262 (jan./febr. 2014).
2. Welstandsnota aangepast. Historiserend bouwen en reconstructie niet op voorhand uitgesloten. Persbericht op de VVAB-website, 5 juli 2013.
3. Gesprek van de auteur met de directie op 22 april 2015.
4. Walther Schoonenberg, Joost Swarte in de Willemsstraat, in: Binnenstad 239 (april 2010).

(Uit: Binnenstad 277, juli/augustus/september 2016)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.