![]() |
Hij was een geboren Amsterdammer
(Singel 108) en studeerde bouwkunde in
Delft van 1909 tot 1916. Die studie maakte
hem niet veel wijzer en ook de praktijk bij de
Dienst der Publieke Werken van 1919 tot 1926
was teleurstellend. Boeken wilde niet alleen
maar bouwen maar ook nadenken over architectuur.
Het Bauhaus van Walter Gropius inspireerde
hem en hij maakte in 1927 een
principiële keuze voor het modernisme.
Het radicalisme van modernisten als Van
Eesteren en Stam was in zijn ogen echter ook
een keurslijf. Boeken had een hekel aan dogmatische
opvattingen over architectuur. Veel
werk was er niet tijdens de crisisjaren, maar hij
kon zijn creativiteit kwijt in het Amsterdamse
architectuurdebat. In 1932 ontstond Groep
32, min of meer toevallig op een zondagochtend,
bij hem thuis in Nieuw Zuid, met weer
een nieuwe generatie architecten, bijna twintig
jaar jonger dan Boeken, waaronder talenten
zoals Arthur Staal, Piet Zanstra en Auke
Komter. Hij voelde zich ongemakkelijk in zijn
rol als leider van dit jeugdige gezelschap, maar
het lukte hem toch om school te maken met
zijn eigenzinnige opvattingen over architectuur.
Na de oorlog bleek al snel dat het radicale
modernisme achterhaald was, terwijl de
gematigde visie van Groep 32 toonaangevend
werd in de Nederlandse architectuur van de
jaren vijftig.
Boeken begreep heel goed dat architectuur
voortdurend gemoderniseerd moet worden,
maar het extremisme van de avant-garde
stond hem tegen. Goede architectuur, zo redeneerde
hij, was niet modern maar 'van alle
tijden', het streven naar een radicale vormentaal
had naar zijn mening geen zin. Een intelligent
evenwicht tussen traditie en vernieuwing
leek hem de belangrijkste opgave voor
architecten. Historiserende architectuur beschouwde
Boeken ook als een vergissing. Keizersgracht
664-668, de Javasche Bank uit
1939, deed hij af als 'te makkelijk'. Maar het is
zeer de vraag of een betere oplossing denkbaar
was. De binnenstad van Amsterdam stelt
hoge eisen, vooral wat betreft de detaillering,
en de Javasche Bank voldeed aan die eisen.
Boeken was opgegroeid in het historische
Amsterdam en had na zijn vertrek bij de
Dienst der Publieke Werken een kantoor aan
de Keizersgracht. In zijn jeugd bestond de
wereld van Jacob Olie nog, de prenten van
L.W.R. Wenckebach waren voor hem bekende
stadsgezichten. Hij maakte zich zorgen over
de vernieuwing van de oude binnenstad maar
was geen principiële tegenstander van nieuwbouw.
Toen eind jaren dertig een felle discussie
werd gevoerd over dat probleem pleitte
Boeken voor een restrictief stedenbouwkundig
beleid, om voortgaande schaalvergroting
te voorkomen, maar hij beschouwde het terugplaatsen
van oude toppen op nieuwbouw
als een bedenkelijke noodoplossing.
Afgezien van restauraties heeft Boeken zelf
niet gebouwd in de binnenstad, maar een niet
uitgevoerd ontwerp voor een kantoorgebouw
aan de Prins Hendrikkade uit de oorlogsjaren
doet toch sterk denken aan de Javasche Bank.
Het was ondoenlijk om met respect voor het
stadsbeeld iets beters te ontwerpen, hoewel
Keizersgracht 11 uit 1939, van J.M. van Hardeveld,
laat zien dat andere architectuur, zij het
ook in historiserende trant, tot de mogelijkheden
behoorde.
![]() |
Oude Schans 15 |
![]() |
Nieuwe Herengracht 103 |
Kort voor zijn dood in 1951 publiceerde
Boeken Amsterdamse Stoepen, het resultaat van
'omzwervingen door oud Amsterdam'. Daarbij
fotografeerde hij details, met het oog van
een ontwerper, ambachtelijke detaillering die
in de moderne architectuur al vrijwel verdwenen
was. Tegelijkertijd verscheen een lang artikel
van zijn hand in het tijdschrift Forum
over vijftig jaar bouwen, 1900-1950. De naoorlogse
architectuur, die nog in de kinderschoenen
stond, stemde hem niet pessimistisch,
Groep 32 werd in het artikel niet genoemd,
maar het compromis tussen traditie en vernieuwing
dat hij altijd had nagestreefd, vormt
de leidende gedachte. Amsterdamse Stoepen
herinnert aan de stad van zijn jeugd, als een
requiem, die tussen 1900 en 1950 sterk was
veranderd. Boeken kon toen niet bevroeden
dat Geurt Brinkgreve enkele jaren later zou
beginnen met zijn succesvolle strijd voor het
behoud van de binnenstad. In 1950 leek het
alsof de dagen van het historische Amsterdam
geteld waren.
Amsterdamse Stoepen doet in veel opzichten
denken aan Amsterdamsche Huizen, dat D.F.
Slothouwer in 1928 had gepubliceerd. Maar
er is toch een wezenlijk verschil. Slothouwer
beeldt gevels af, een architectuurhistorisch
overzicht dat de wandelaar niet ervaart. Terwijl
Boeken juist stil staat bij de details, de
stoepen die toen het beeld van de grachtengordel
bepaalden. In die tijd waren er nog
maar weinig auto's, de iepziekte had Amsterdam
nog niet bereikt. Hij heeft de grachten
nog in hun volle glorie gezien.
Dankzij Geurt Brinkgreve en de monumentenzorg resteert er nog veel van dat beeld. Maar de wereld van Albert Boeken is toch verdwenen. Veel stoepen die hij heeft gefotografeerd bestaan nog, maar niets is zo vergankelijk als een stemming. De stad verandert nu snel in een pretpark en zelfs de meest eenvoudige Jordanese huisjes zijn verbouwd tot modieuze appartementen. Boeken zou zijn ogen niet geloven, de 'omzwervingen door oud Amsterdam' die hij maakte, toen het nog stil was langs de grachten, behoren inmiddels tot een ver verleden.
Vincent van Rossem
Foto's: Wim Ruigrok
Manfred Bock (red), Van het Nieuwe Bouwen
naar een Nieuwe Architectuur. Groep 32. Ontwerpen,
gebouwen, stedebouwkundige plannen 1925-1945, Den Haag 1983.
Ir. A. Boeken, Amsterdamse Stoepen, Amsterdam
1950.
(Uit: Binnenstad 276, mei/jun. 2016)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.