XL. Geveldetails van licht en schaduw

De historische bouwkundige detaillering van de Amsterdamse huizen is vormgegeven in bijzonder dunne gevels van 30 tot 40 cm. De detaillering is niet alleen functioneel, maar ook versierkunst als de architectuur van een beeldhouwer. Veel geveldetails zijn in deze serie besproken en hoe ze zijn ontworpen. De vraag blijft waarom ze de toeschouwers generaties lang blijven boeien en zolang bewonderd worden. Is dit vanwege de ambachtelijke kunst en technische ontwikkeling die hieruit valt af te lezen. Of is het ook de levendigheid van het spel van schaduw en licht dat in alle details te vinden is. Een nadere beschouwing laat zien dat schaduw en licht, meer is dan zwartvlak en witvlak bij deze geveldetails.

Waterlijsten en basementen

Foto 1: Noorderportaal van de Oude Kerk Foto 2: Het venster van het Zuiderportaal van de Oude Kerk

De vroegste vormen van onze geveldetails zijn holle waterlijsten, nissen in de gevel met afgeschuinde ‘vellingkanten’ (tek 2) en basementen van rondstaven ook wel ‘stokprofielen’ genoemd (tek. 1a en b, en tek. 3). De hollijsten gaven een zwaardere slagschaduw dan de vellingkanten en de rondstaven lichten sterker op. De kijkrichting en de zonnestand bepaalde de grootte van de schaduwvalling. Door de hollijsten en rondstaven te combineren werd de schaduw- en lichtwerking op een vensteropening of waterlijst versterkt, zoals bij het Noorderportaal (1510) van de Oude kerk (foto 1, tek. 4 en tek. 5). Of men daarbij rekening hield met de gemiddelde zonnestand is niet bekend. Wel valt op dat een object meer wordt geaccentueerd naarmate de profilering sterker is, zoals bij het venster rechts van de ingang van het Zuiderportaal van de Oude Kerk (foto 2), hetzelfde effect dat een schilderlijst op een schilderij kan hebben. Zo’n venster wordt voor het oog in een blik overzichtelijk. Ook de omlijsting van de ingang van het Zuiderportaal uit 1516 (tekening vervalt) en waterlijsten van de wapenschilden van Maximiliaan van Oostenrijk en Philips de Schone daarboven bestaan uit hollijsten en rondstaven (tek. 6). De bouwmeesters in het verleden speelden met licht en schaduw bij de geveldetails en de architectuur werd niet alleen functioneel bepaald.

Kroonlijsten en ornamenten

Foto 3: Meisjesbinnenplaats van het vml. Burgerweeshuis Foto 4: Herengracht 218-220

In het midden van de vijftiende eeuw veranderde de details door invloed van de klassieke detaillering van renaissancestijl. De kroonlijst werd vanaf die tijd meestal als waterlijst of afdeklijst gebruikt. Alle onderdelen van het hoofdgestel (tek. 7) zoals het fronton, de (ingekorte) kroonlijst, het fries en de architraaf werden in en op de gevels toegepast, waardoor een rijke licht- en schaduwschakering ontstond. In de schaduwvlakken zien we diverse tinten grijs en op de naar voren springende vlakken en banden verschillende oplichtende tinten. De toeschouwers werden dus niet alleen door de klassieke vormen geboeid, maar ook door het licht- en schaduwspel. Jacob van Campen ontwierp in 1634 o.a. de gevels van de Meisjesbinnenplaats van het voormalige Burgerweeshuis, thans Amsterdam Museum. De vensters in deze gevel gaf hij een omlijsting in architraafvorm (tek. 8) en boven de onderste vensters een ingekorte kroonlijst (foto 3). Andere architecten zoals Hendrick de Keyser ontwierpen ornamenten, gebeeldhouwd in voluutvorm die we thans vleugel- of klauwstukken noemen, zoals die zijn toegepast in de gevel van Herengracht 218-220 (foto 4).

Foto 5: OZ Voorburgwal 187

Deze ornamenten werden in de zeventiende eeuw steeds rijker uitgevoerd, waardoor het architectonische spel van licht en donker werd opgevoerd en de bekroning van de gevels steeds meer een beeldhouwwerk werd. Architect Philips Vingboons ontwierp in 1642 aan de Oude Turfmarkt 145 een verhoogde halsgevel met kroonlijstdetails en gebeeldhouwde klauwstukken. In 1663 werd een vergelijkbaar type halsgevel ontworpen voor Oudezijds Voorburgwal 187 met een nog rijker reliëf, volgens P.M. Fischer mogelijk door beeldhouwer Artus de Wit (foto 5). Aan het eind van de zeventiende eeuw werden de halsgevels weer met eenvoudiger ingekorte kroonlijsten afgedekt, zie Keizersgracht 29, in 1692 ontworpen door de beeldhouwer Anthonie Turck (tek. 9).

Achttiende eeuw

Foto 6: Keizersgracht 101 Foto 7: Keizersgracht 158

Onder invloed van de Lodewijk-XIV-stijl zien we kroonlijstdetails veranderen met meer bolle rondstaaf profielen, zoals die een eeuw eerder onder de voetplaten van de klauwstukken werden geplaatst, zie Oudezijds Voorburgwal 73 (tek. 10). Anthonie Turck ontwierp eveneens de geveltop ‘Het Sint-Janshoofd’, Keizersgracht 101 (foto 6). In het prachtige standaardwerk van P.M. Fischer over het werk van de beeldhouwers Ignatius en Jan van Logteren in Amsterdam zijn fraaie voorbeelden te vinden van ontworpen geveltoppen, zie bijvoorbeeld Keizersgracht 158 uit 1721 (foto 7). Het lijstwerk en de ornamenten gaan hierbij vloeiend in elkaar over in een feestelijk spel van licht en donker. Veel bewonderenswaardige geveltoppen van Ignatius en Jan van Logteren zijn in de stad nog te vinden. In het derde kwart van de eeuw komt de klassieke lijstgevelvorm weer terug onder het hernieuwd classicisme, zoals besproken in het artikel over Houten Frontons I (zie Binnenstad nr 257). De strakke schaduw en licht lijnen versoberen vanaf die tijd eveneens de gevellijsten.

Negen- en twintigste eeuw

Foto 8: Oranje Nassau Kazerne Foto 9: Reguliersgracht 57-59

Kroonlijsten als afdekking van de gevels in de negentiende eeuw bleven in allerlei Neostijlen het beeld bepalen. Het spel van schaduw en licht beperkte zich aanvankelijk zoals in vorige artikelen besproken in de vorm van lijstgevels, klassieke frontons en decoratieve timpanen. Deze gebeeldhouwde ornamenten in een fronton boeien niet alleen door de omlijsting van licht- en schaduwlijnen, maar vooral door het reliëf en de verhalende voorstelling, zie bijvoorbeeld het timpaan van de voormalige Oranje Nassau Kazerne uit 1814 (foto 8) (tek. 11). Tegen het eind van de eeuw, in de periode 1870-1900, bepalen steeds meer overstekende kappen met houtsnijwerk, houten veranda’s, balkons en erkers, in Chaletstijl (foto 9: Reguliersgracht 57-59) het lichtspel in het gevelbeeld, of later in de Nieuwe kunst 1890-1920. Door het bijzondere gebruik van baksteen en dakpannen. Lange soms golvende gevels met veel smeedwerk en beeldhouwwerk en vensters met ladderramen genieten de gevels in Amsterdamschool stijl / het expressionisme uit de periode 1910-1930 nog steeds veel bewondering. De schoonheid zit daarbij in de details, die technisch niet altijd perfect kunnen zijn, maar aantrekkelijk zijn voor het oog en de mens blijven boeien.

Dit is voorlopig het laatste artikel van de veertig delen in de serie ‘Oog voor detail’ over Amsterdamse gevels. Ik dank de trouwe lezer voor zijn aandacht.

     Tek. 1a      Tek. 1b             Tek. 2                  Tek. 3                Tek. 4a          Tek. 4b
  Tek. 5                            Tek. 6          Tek. 7          Tek. 8       Tek. 9      Tek. 10      Tek. 11

Theo Rouwhorst

Tekeningen: Theo Rouwhorst
Foto’s: Wim Ruigrok

Literatuur:
Otto Schubert, Gesetz der Baukunst, I & II, Dresden, 1955.
H.J. Zantkuijl, Bouwen in Amsterdam, Amsterdam 1993.
H. Janse, De Oude Kerk te Amsterdam, Zwolle 2004.
P.M. Fischer, Ignatius en Jan van Logteren, Alphen aan den Rijn 2005.

(Uit: Binnenstad 261, november/december 2013)

Vorige aflevering: XXXIX. Gevels op vlucht (Binnenstad 260)

[Oog voor detail - alle artikelen]

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.