XXXVIII. Houten frontons (2)

In de negentiende eeuw bleef het driehoekige fronton met ingesloten tympaan het kenmerkende element van de klassieke bouwkunst. De Lodewijk XVI-stijl ging aan het begin van deze eeuw geruisloos over in de empirestijl, waarbij vele lijstgevels met frontons, zoals we die kennen uit het ‘hersteld’ classisme aan het eind van de achttiende eeuw, de architectuur bleven bepalen. De hofarchitecten, zoals J. de Greef (1784-1835) en B.W.H. Ziesenis (1768-1820), opgeleid in Parijs, verbouwden in de eerste twintig jaar van de negentiende eeuw voor koning Willem I onder andere de paleizen in Den Haag. Eerder al had Ziesenis in 1807 het Stadhuis op de Dam voor Lodewijk Napoleon tot Paleis verbouwd en De Greef de uitbreiding van Paleis Soestdijk (1815-1821) gerealiseerd en bekroond met frontons.
Afb 1. Ansicht Catharinakerk (coll. Van Blokland)
Foto 1

Burgerlijke bouwkunde

In de Franse tijd werd er weinig in Amsterdam gebouwd en het herstel kwam maar moeizaam tot stand. Vooral woonhuizen raakten in verval en gevels werden vaak versoberd met houten lijstgevels. Voor de bouw van woonhuizen schreef J. van Straaten, timmerman/architect en makelaar, in 1814 voor het tekenonderwijs een leercursus Burgerlijke bouwkunde. Daarbij tekende hij ook een ontwerp van een kerk met een gevelfronton, waarschijnlijk geïnspireerd door een Prix de Rome-ontwerp van J.-L Provost uit 1811. In 1820 werd de Sint-Catharinakerk aan het Singel gebouwd en voorzien van een fronton (vermoedelijk door architect T.F. Suys) (afb 1). Deze kerk, die in 1933 werd afgebroken, is een vroeg voorbeeld van de zogenaamde Waterstaatskerken – kerken die onder de regeringsperiode van Koning Willem I werden gebouwd. Een ander voorbeeld is natuurlijk de Mozes en Aaronkerk uit 1841 aan de Houtgracht van architect T.F. Suys (foto 1). De hellingshoek van het fronton is meer dan 26 graden. Van grote betekenis voor de negentiende-eeuwse neoclassistische stijl is de prachtige uitgave van Johannes (Jan) van Straaten in 1828-1832: Antieke en moderne bouwkundige voorwerpen, voorzien van fraaie afbeeldingen en ontwerpen van Griekse, Romeinse en ‘moderne’ tempels. Deze uitgaven waren vooral gericht op de bouwpraktijk voor bouwkundigen en ‘mingeoefende werkbazen’. De bouw en verbouw van woonhuizen was de belangrijkste bouwopgave voor ambachtsbazen. Bij de grachtenhuizen in de eerste helft van de negentiende eeuw valt op dat veel hals- en soms ook klokgevels worden afgedekt met houten frontons, zie Prinsengracht 851 (tek. 1)(foto 2), Keizersgracht 554 (tek. 2) en de ‘ojief-klokgevel’, ook wel in- en uitgezwenkte klokgevel genoemd, O.Z. Achterburgwal 95 (tek. 3) (foto 3). Dit heeft soms te maken met de technische toestand van de bestaande natuurstenen frontons, die dan vervangen werden door houten exemplaren en ook wel vereenvoudigd werden door ‘simpele’ lijstafdekkingen, zoals bij Spuistraat 127 (tek. 4). De classicistische hegemonie in het onderwijs bleef tot circa 1850 voortduren.

Tek. 1. Prinsengracht 851. Halsgevel uit de eerste kwart 18de eeuw, met een te groot houten fronton uit de 1ste kwart van de 19de eeuw (hellingshoek ca. 25°). Tek. 2. Keizersgracht 554. Klokgevel tweede helft 17de eeuw, met een te klein houten fronton uit de 1ste wart 19de eeuw (hellingshoek ca. 24°).
Tek. 3. OZ Achterburgwal 95. 17de-eeuws pand met ojiefgevel uit de 1ste helft van de 19de eeuw (hellingshoek ca. 24°). Tek. 4. Spuistraat 127. Halsgevel 2de kwart 18de eeuw, met een grote houten lijstafdekking uit de eerste helft 19de eeuw.
Foto 2 Foto 3

Neoclassicistische bouwstijl gericht op gezag en bankfunctie

Na 1850 wordt het fronton als stijlelement vooral gebruikt bij gebouwen van de overheid of het bankwezen, zoals de gevel van de Nederlandsche bank aan de Oude Turfmarkt. Thans Allard Pierson Museum (1865-1869). De verbouwing van de gevel Arti et Amicitia op Rokin 112 (1854), een organisatie voor architecten en andere beeldende kunstenaars, werd uitgevoerd door architect J.H. Leliman. Het houten fronton met de lijstgevel werd op een ander wijze ontworpen (tek. 5). Grachtenhuizen werden in die tijd soms afdekt met de meest vreemdsoortige houten frontons, zoals Prinsengracht 552 (tek. 6), Prinsengracht 550 en de ‘ojiefgevel’ Prinsengracht 556 (tek. 7). Een bijzondere frontonlijstgevel met vensters in de lijst vinden we op de Herengracht 248, waarbij recent in het tympaan zelfs vensters zijn aangebracht (foto 4). In het laatste kwart van de eeuw (1884) werd nog een neoclassicistische gevel met een fronton opgetrokken voor de vestiging van de Vrije Universiteit aan de Keizersgracht 162 (foto 5). Gedurende de gehele negentiende eeuw zijn er bestaande hals- en klokgevels afgedekt met houten lijsten en houten frontons. Dergelijke timmerwerken, zoals de vreemde maar eenvoudige oplossing voor N.Z. Voorburgwal 174: een halsgevel met houten fronton en een hijsbalk (tek. 8), werden vooral uitgevoerd door bouwkundigen en ambachtslieden. Deze ambachtelijke gevelbekroningen werden later als een verarming gezien, maar door de grote variatie aan oplossingen is de schilderachtigheid van de Amsterdamse grachtengevels ook door dit soort details vergroot.

Tek. 5. Rokin 112. Fronton-lijstgevel uit 1854 met gootklossen en reliëftympaan (hellingshoek ca. 30°) Tek. 6. Prinsengracht 552. Halsgevel eerste kwart 18de eeuw, met een te klein houten fronton, 1ste helft 19de eeuw (hellingshoek ca. 20°)
Tek. 7. Prinsengracht 565. Ojiefgevel, verbouwd midden 19de eeuw met houten fronton (hellingshoek ca. 22½ °). Tek. 8. NZ Voorburgwal 174. Halsgevel, 18de eeuw, v erbouwd in de 19de eeuw met houten fronton en ingepaste hijsbalk (hellingshoek ca. 25°).
Foto 4 Foto 5

Twintigste eeuw

Foto 6

Vanaf 1900 werden frontons alleen voor historiserende architectuur gebruikt, vooral voor bankgebouwen op de hoofdgrachten, zoals Keizersgracht 555 uit 1915 van architect C.B. Posthumus Meyjes en Keizersgracht 573-575 uit 1910 van architect J.A. Van Straaten. Een bijzondere en zeldzame frontonlijstgevel met erker is te vinden op de Prinsengracht 572 uit 1913 van de Haagse architect P. Spoor (foto 6). Het is opmerkelijk dat dit fronton is uitgevoerd als ‘bouwkundig element’, met fraaie detaillering en houtsnijwerk, waarmee ook de erker is versierd. Bij restauraties wordt gevraagd om de latere houten frontons te vervangen door natuurstenen exemplaren, waarna de discussie over ‘reconstructie’ vaak in alle hevigheid losbrandt. Als huidige restauratie-opvatting geldt: behoud en herstel gaan voor vernieuwing, waarbij in een historisch gelaagde restauratie de in het verleden ‘ontworpen’ wijzigingen van een gebouw behouden dienen te blijven. Reconstructie moet echter niet in het algemeen verboden worden, maar van geval tot geval worden beoordeeld. In principe behoren al deze houten frontons tot de ‘ontworpen’ onderdelen van onze Amsterdamse geveldetails.

Theo Rouwhorst

Tekeningen: Theo Rouwhorst
Foto’s: Wim Ruigrok

Literatuur:
P. Spies e.a., Het grachtenboek, Den Haag 1991.
H.J. Zantkuijl, Bouwen in Amsterdam, Amsterdam 1993.
R. Meischke e.a., Huizen in Nederland, Zwolle 1995.
C.P. Krabbe, Ambacht Kunst Wetenschap, Zwolle 1998.

(Uit: Binnenstad 258, mei/juni 2013)

Vorige aflevering: XXXVII. Houten frontons (1) (Binnenstad 257)
Volgende aflevering: XXXIX. Gevels op vlucht (Binnenstad 260)

[Oog voor detail - alle artikelen]

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.