XXXII. Gevelbasementen

Bij de bouw van bakstenen woonhuisgevels werd in Amsterdam vaak een natuurstenen basement of onderbouw toegepast. Vanaf het begin van de zeventiende eeuw zien we onder invloed van de Hollandse renaissancestijl ook onder houten onderpuien natuurstenen basementen verschijnen (afb. 1: Kloveniersburgwal 27 uit 1602). Meestal in combinatie met een onderhuis of souterrain, zoals ook bij de oudere houten huizen vóór die tijd. Deze natuurstenen gevelbasementen zijn tot in het begin van de twintigste eeuw toegepast. Het basement gaf een stevig fundament en een duurzame oplossing voor de aansluiting op de straat. Uit de profilering en detaillering valt vaak de stijlperiode af te lezen. Wat zijn de typische kenmerken en de architectuurelementen, die aan deze natuurstenen basementen zijn te ontdekken?

Steenhouwers en bouwmeesters

afb. 1

De stijlinvloed van de bouwmeesters en architecten op het sierwerk van de steenhouwers is in het begin van de zeventiende eeuw duidelijk herkenbaar. Aanvankelijk waren de natuurstenen basementen sober: vlak en met strakke rechte lijsten afgedekt – sterk en makkelijk schoon te maken. In eerste instantie werd hiervoor veel zandsteen gebruikt, daarna het veel steviger hardsteen zoals bij de stoepen. Voor de aansluiting op de bakstenen gevel werd een vooruitstekende natuurstenen lijst geplaatst, die een ‘cordonband’ wordt genoemd, zoals bij Leidesegracht 8 (tek. 1 – op de eerste vier tekeningen ziet men steeds een aanzicht en een dwarsdoorsnede van een gevelbasement). De stadsbouwmeester Hendrik de Keyser paste bij het Huis Bartolotti Herengracht 170-172 (1618) een ‘piëdestal’- basement toe, een verhoogde plint, met een voetstuk onder een zuil (tek. 2). De cordonband is hier door de plaatsing van achttiende-eeuwse schuiframen in de hoogte verkleind.

foto 1
foto 2

Ook architect Jacob van Campen gebruikte dit element bij het Coymanshuis uit 1625, Keizersgracht 177 (foto 1). Het in de renaissance geliefde rustica-ornament – bruut blokwerk – werd in vlakkere vorm ook toegepast bij het Huis met de Hoofden (Keizersgracht 123). Dit basement van het Huis met de Hoofden wordt vanwege de gelijkenis met dat van het Oost-Indisch Huisgedeelte uit 1633 toegeschreven aan Pieter de Keyser (foto 2). Ook Philips Vingboons ontwierp vaak ‘blokwerk’-basementen, zoals bij Rokin/Oude Turfmarkt 145 (1641) (tek. 3); de cordonband is nog rechthoekig, daar bovenop werden Toscaanse pilasters geplaatst. In de tweede helft van de zeventiende eeuw worden basementen geleidelijk weer vlakker en hoofdzakelijk in hardsteen uitgevoerd. Bij de gevels uit de tweede helft van de zeventiende eeuw werd de bovenzijde van het natuurstenen basement afgesloten door cordonbanden met een ojiefprofilering aan de onderzijde, zoals bij Leidsegracht 10 (tek. 4) en de doorsneden van de profilering van de cordonbanden van Keizersgracht 529 (tek. 5) en Herengracht 477 (tek. 6).

tek.1 tek.2 tek.3 tek.4

Achttiende eeuw

foto 3

Panden die in het begin van deze eeuw werden gebouwd of in Lodewijk XIV-stijl werden aangepast behielden hun natuurstenen basement, maar de profilering van de cordonbanden veranderde en kreeg bolle en ronde vormen, zie Nieuwezijds Voorburgwal 264 (foto 3), Herengracht 106 (tek. 7) en Herengracht 269 (tek. 8). Soms werden deze ook voorzien van natuurstenen panelen, zoals bij Singel 292. Na het midden van de achttiende eeuw krijgen de banden van de basementen nog meer holle en bolle vormen, vergelijkbaar met de stoeptrede-profielen uit die tijd. Singel 104 (tek. 9) in Lodewijk XV-stijl en Keizersgracht 60 Lodewijk XIV-stijl. In deze periode van de achttiende eeuw worden sommige schuiframen en kozijnen voorzien van getoogde vensters met gebogen bovendorpels. Dit is ook terug te vinden in het natuurstenen basement van Herengracht 546. De functie van het souterrain veranderde in de loop van de achttiende eeuw blijkbaar van opslagruimte naar gebruiksruimte. Dit valt af te lezen aan de steeds groter wordende vensters in de souterrains. Bij de eenvoudige Lodewijk XVI- basementen werden de cordonbanden weer wat strakker van vorm, zoals bij Herengracht 472 (tek. 10), en werden vaker blokstreep natuursteenornamenten gebruikt.

tek.5 tek.6 tek.7 tek.8 tek.9 tek.10
tek.11 tek.12 tek.13 tek.14 tek.15 tek.16

Negentiende en twintigste eeuw

foto 4

In de empirestijl aan het begin van de negentiende eeuw veranderden niet alleen de natuurstenen gevelbasementen voor de huizen met stoep en souterrain, zie de profileringen van de cordonbanden van Herengracht 460 (tek. 11) (foto 4 ), Amstel 57 (tek. 12) en Singel 86 (tek. 13), maar bij sommige panden werden ook de vensters vergroot, zoals bij het pand Herengracht 508, vanwege het veranderde gebruik van het souterrain. De natuurstenen onderbouw werd vernieuwd in blokwerk met pilasters en een ‘cordonband’ met een architraaf (een gedeelte van een kroonlijst), zoals bij Amstel 59 (tek. 14). Omdat in het begin van deze eeuw de woonkamers over de volle breedte van het pand op de stoepverdieping aan de gracht werden gesitueerd zijn vele stoepen met gevelbasementen totaal vervangen. De hoofdingang werd dan op de begane grond of in het souterrain gelegd. Zo ontstond een heel ander type gevelbasement, dat steeds meer vergroot en verhoogd werd. Dit hoge basement is in de negentiende eeuw veel toegepast en evolueerde tot een natuurstenen onderpui (ondergevel). Gezien de omvang en verscheidenheid van deze natuurstenen puien verdient dit onderwerp het om in een volgend artikel nader te worden bekeken.

foto 5
foto 6

Daarnaast bleven de gevelbasementen voor de souterrainverdiepingen bestaan. Soms werden de panden daarbij verbouwd zoals de Herengracht 99 (1853) met een simpele vlakke vormgeving, en het meer uitgesproken blokwerkbasement van Keizersgracht 527 uit 1875 ontworpen door architect G.B. Salm (tek. 15). Een fraai voorbeeld van een pand uit de late negentiende eeuw is nog te vinden op Korte Marnixkade 4 van de architecten H.H. Baanders en G. van Arkel (tek. 16), (foto 5). Ook in beide neorenaissance buurpanden zijn basementen te vinden in ’rustica’ of bruut blokwerk op huisnummer 3 en strak blokwerk op huisnummer 5 (foto 6: overzicht van de basementen van Korte Marnixkade 3, 4 en 5). Getuige Keizersgracht 316 uit 1936 van architect A.A. Kok en Keizersgracht 666-668 uit 1937 van de architecten C.B. Postumus Meyes en J. van der Linden zet deze traditie zich in het begin van de twintigste eeuw nog steeds door. Wandelend door de binnenstad van Amsterdam zijn er nog vele fraaie natuurstenen basementen te vinden.

Theo Rouwhorst

Tekeningen: Theo Rouwhorst
Foto’s: Wim Ruigrok

Literatuur:
K. Ottenheym, Philips Vingboons, Zutphen 1989.
H. J. Zantkuijl, Bouwen in Amsterdam, Amsterdam 1993.
R. Meischke e.a., Huizen in Nederland. Amsterdam, Zwolle 1995.
K. Ottenheym e.a., Hendrick de Keyser Architectura Moderna, Amsterdam 2008.

Rectificatie:
In het vorige nummer is een fout geslopen: ‘tek. 14’ moet zijn ‘tek. 15’ en bij tekening 14 ontbrak de tekst: Een glad gepolijste messing deurkruk uit de dertiger jaren.

(Uit: Binnenstad 249, december 2011)

Vorige aflevering: XXXI. Historische deurkrukken (Binnenstad 248)
Volgende aflevering: XXXIII. Natuurstenen onderpuien (Binnenstad 250)

[Oog voor detail - alle artikelen]

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.