Slijtage is meestal de reden voor vervanging en het is niet altijd eenvoudig om een passend model bij een historische deur te vinden.
In de middeleeuwen werden meestal deurringen als greep toegepast, sommige draaiend, om het slot of klinkstel te kunnen openen. Deze ringen werden al op Romeinse deuren gebruikt – zie het artikel in Binnenstad 241 over deurbeslag. In de middeleeuwen kregen draaiende smeedijzeren deurringen die functioneerden als klinklichter vaak een langere vorm (tek. 1, naar een tekening van W.J. Berghuis uit het Restauratievademecum van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed). Voor binnendeuren werden vooral houten eivormige knoppen gebruikt (tek. 2a en 2b).
In begin van de zeventiende eeuw werden deze ovale knoppen ook in de duurste tropische houtsoorten gemaakt. Met de handelswaar van de VOC kwam uit het Verre Oosten onder meer het zeer kostbare zwarte ebbenhout en bruin-zwarte palissander mee. In Amsterdam waren in 1625 al ebbenhoutwerkers werkzaam. Ruim twee eeuwen lang zijn dit soort deurknoppen in deze houtsoorten toegepast. Daarnaast gebruikte men vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw geelkoperen (messing) deurgrepen. In de 'sael' op de eerste verdieping van het Museum Ons' Lieve Heer op Solder, Oudezijds Voorburgwal 40, vinden we een Hollands-classicistisch interieur uit 1663 met op de notenhouten toegangsdeur een dergelijke deurgreep (foto 1).
In de late zeventiende en het begin van de achttiende eeuw worden kleine draaiknoppen ook in messing uitgevoerd (tek. 3).
In de achttiende eeuw werden in Nederland onder invloed van de Lodewijk XIV-stijl voor het eerst messing deurkrukken gebruikt. Maar daarnaast hield men de hele eeuw vast aan het gebruik van ebbenhouten en messing ovale deurknoppen. In het werk van Daniël Marot (1661-1752) worden deze knoppen nog altijd gebruikt. Op een dubbele houten kamerdeur in Lodewijk XIV-stijl heeft architect Joseph Bollina een verticaal hangende messing deurkruk toegepast (tek. 4). Deze architect werkte van 1732 tot 1760 in Delft en ontwierp in 1738 de Ambonkamer in het pand Oude Delft 75.
Een vergelijkbare hangende deurkruk vinden we op de deur van de rechter achterkamer van Herengracht 476 te Amsterdam, een pand dat in 1928 werd gerestaureerd door architect A.A. Kok. Deze kruk dateert echter uit circa 1810 en vertoont kenmerken van de empirestijl (tek. 5). Het gebruik van horizontale deurkrukken was vanuit de ons omringende landen wel bekend, maar blijkbaar in Nederland nog niet algemeen ingevoerd. In Keizersgracht 584 bevindt zich een fraaie zaal in Lodewijk XVI-stijl, die de gehele breedte van het pand beslaat, en van waaruit twee ramen uitzien op de tuin. Aan de korte wand met ingebouwde klok en twee toegangsdeuren vinden we speciaal ontworpen 'draaiknop'-krukjes (foto 2a en 2b).
In de laatste kwart van de achttiende eeuw werden ook ronde knoppen van wit of donker porselein toegepast (tek. 6). Ovale messing knoppen met parelranden stammen eveneens uit de late achttiende eeuw (tek. 7).
Uit de catalogus van de Amsterdamse ijzerhandel Gunters & Meuser, opgericht in 1826, valt op te maken dat deurkrukken en -knoppen met slotplaten in Lodewijk XIV-stijl (afb. 1), Lodewijk XV- stijl (afb. 2), Lodewijk XVI-stijl (afb. 3) en empirestijl (afb. 4) nog de gehele negentiende eeuw in de handel zijn. Of de messing deurkrukken 'barok'-model (tek. 8) en ‘posthoorn'-model (tek. 9) uit de achttiende eeuw of de negentiende eeuw stammen valt niet meer na te gaan.
Vanaf 1850 zien we tussen de deurkrukken van gietijzer en messing in allerlei neostijlen handvatten van buffelhoorn verschijnen (tek. 10). Meestal zijn deze nog voorzien van ronde rozetten. Voor tuin- of buitendeuren werden ook geperste ijzeren modellen gemaakt, die gelakt waren tegen het roesten. Vanaf 1880 ontstaan exemplaren van verchroomd messing vaak versierd met buffelhoorn of eboniet, een zwart, halfsynthetisch plastic materiaal, en met vierschroeven rozetten (tek. 11). Het gebruik van andere kunststoffen voor handvatten wordt ontwikkeld rond 1900, zoals kunsthoorn en bakeliet, in 1904 uitgevonden door L.H. Baekeland. Ook werd daarvoor wel zwart gebeitst beukenhout of perenhout gebruikt.
Onder invloed van H.P. Berlage en het rationalisme werden glad gepolijste messing deurkrukken met ringmotieven ontworpen (tek. 12). Dezelfde ringmotieven zijn ook in bronzen deurkrukken met bakelieten handvatten te vinden (tek. 13).
In 1921 ontwierp architect Harry Elte in de hal van het pand Oosterpark 77-78 een interieur met deurkrukken die geheel van glad gepolijst messing zijn (foto 3a en 3b). Tussen 1920 en 1940 vinden we in de woonhuizen van de Amsterdamse School de bekende deurkruk met het handvat in 'tonmodel', al dan niet uitgevoerd in bakeliet, buffelhoorn of gebeitst donker beukenhout en vaak voorzien van ovale of ‘vier-schroevenrozetten' (tek. 14). Vanaf 1930 komen in de stijl van het Nieuwe Bouwen nikkelen deurkrukken met kunststof handvatten in strakke ronde vorm voor (tek. 16). Alhoewel aluminium al vanaf 1930 bekend was, werd het meestal pas na 1950 voor deurknoppen en deurkrukken gebruikt.
Het is niet mogelijk om alle modellen die ooit zijn ontworpen hier af te beelden of te bespreken. Maar wellicht kan dit artikel de keuze van nieuwe deurkrukmodellen die bij de stijl van uw huis passen vergemakkelijken. Het is van belang om de historische deurkrukken die nog bruikbaar zijn, in oude huizen niet te vervangen. Op curiosamarkten zijn vaak bakken met oude deurkrukken te vinden, maar omdat de 'stiften' – de vierkante pennen – hiervan vaak versleten zijn, worden deze niet zo vaak voor restauraties gebruikt. Als men toch een oud slot of een historische deurkruk opnieuw wil gebruiken, dient men er bovendien op te letten dat deze 'stift' soms 7 mm in plaats van 8 mm kan zijn. Soms geeft het geen 'goed gevoel' als na een restauratie de deurkrukken krakkemikkig zijn, dan zijn bijpassende nieuwe modellen vaak gelukkig nog steeds bij verschillende firma's te koop.
Theo Rouwhorst
Tekeningen: Theo Rouwhorst
Foto's: Wim Ruigrok
Literatuur:
Catalogus N.V. Gunters & Meuser's ijzerhandel (opgericht in 1826), Amsterdam 1918.
K. Sluyterman, Huisraad en Binnenhuis in Nederland, 's-Gravenhage 1947.
F. van Burkom e.a., Leven van Toen. Nederlands interieur in beeld, Zwolle 2001.
Wim Zaal, Het huis aan de Bocht. Herengracht 476, Amsterdam 2001.
Piet Bot, Vademecum historische bouwmaterialen, Alphen aan de Maas (NOM) 2009.
Lian Fopma, Ries van Hemert, Theo Rouwhorst, Smeedwerk/IJzerwaren, Amsterdam (NRC) 2011.
Vorige aflevering: XXX. Oude sloten en sluitingen (Binnenstad 247)
Volgende aflevering: XXXII. Gevelbasementen (Binnenstad 249)
[Oog voor detail - alle artikelen]
(Uit: Binnenstad 248, oktober 2011)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.