Daarnaast schreef Klaas Meindersma in 1994 het indrukwekkende overzichtswerk met fraaie tekeningen Achter slot en grendel. Veel van de sloten die hierin zijn beschreven worden gelukkig in musea bewaard. In Amsterdam is nog een beperkt aantal historische sloten en sluitingen te vinden. In de serie 'Oog voor detail' past ook een bijdrage over dit onderwerp, vooral omdat veel sloten en sluitingen nog op hun oorspronkelijke plaats functioneren.
In Egypte werden 2000 jaar voor onze jaartelling al houten hefsloten gebruikt (afb. 1). De sleutel was voorzien van pennen (stiften) die in een schuif, ook wel schoot genaamd, werden gestoken zodat het slot kon worden opengeschoven. Het is opmerkelijk dat bij huidige cilindersloten dit principe met valstiften nog altijd is afgeleid van een dergelijk hefslot. De Romeinen waren beter in staat ijzer te bewerken. Hun sloten werden voornamelijk uitgevoerd in ijzer of brons, soms ook met draaibare sleutel om de schuif te verplaatsen.
De oudste sloten in Nederland dateren uit de Romeinse tijd. Een houten hefslot uit circa 200 n. Chr. werd in 1943 in Heerlen opgegraven en wordt bewaard in het sloten-museum van Lips. Deze hefsloten werden onder meer toegepast om de paardenstallen van een Romeinse legioen af te sluiten. Een vergelijkbaar slot werd een aantal jaren geleden op een deur van een boerenschuur in de gemeente Nuth, Zuid Limburg, aangetroffen (foto 1).
In de Middeleeuwen vinden we in kastelen gewoon een balk of sluitboom achter de deur als slot (tek. 1, kasteel Loevenstein), terwijl de kostbare bezittingen opgeborgen werden in solide kisten beslagen met ijzeren banden en voorzien van zware sloten. Van dit soort sloten en kisten zijn er maar weinig in Nederland bewaard gebleven.
De zogenaamde proefbrief van de Amsterdamse slotenmakers uit 1530 vermeldt: 'Item de Slote-makers sullen maken een nacht-slot aen bey de sijden op te sluyten ende daer by een sleutel te smeden.' Een Gotisch slot uit die periode (1520) is thans nog aanwezig in de deur van de kooromgang naar de heilige Grafkapel van de Oude Kerk (tek. 2). Daarbij valt op dat de timmerman en de slotenmaker blijkbaar nog niet goed samenwerkten, want het slot is gedeeltelijk door het gestoken paneel geplaatst.
In de deur uit 1571 van de Collegekamer van de Oude Kerk is een slot geplaatst dat wel rekening houdt met het fraaie timmerwerk (foto 2).
In 1607 ontwierp Hendrick de Keyser een dubbele torendeur in de Zuiderkerk met aan de binnenzijde een slot in renaissancevorm (tek. 3).
Sloten werden op drie verschillende manieren geplaatst, als opgelegd slot, als ingelaten slot of als ingestoken slot (tek. 4 a.b.c.).
Naast sloten werden ook grendels als sluiting gebruikt. Een grendel is een dwarsstaaf, die als een kleine schuif vanaf de deur in een muur of kozijn kon worden gestoken (tek. 5, van de roodeur van de Oude Kerk). Een grendel werd soms met een slot verbonden en zo ontstond het grendelslot. Een dergelijk slot werd in Damme, West Vlaanderen, in 1466 een 'grendelle' genoemd. In Amsterdam vindt men dit type slot nog op de souterrain-deuren van het Huis met de Hoofden, Keizersgracht 123 (foto 3).
Losse grendels uit de zeventiende en achttiende eeuw treffen we nog aan op verschillende luiken en deuren. Bij de oudste grendels is de staaf meestal rond van vorm (zie ook tek. 5). Een vertikaal geplaatste grendel werd dan een valgrendel genoemd (tek. 6). En exemplaar met een rechthoekige doorsnede noemt men een schuifgrendel (tek. 7). Bij lichte luiken werden luikknippen toegepast (tek. 8) en bij ramen paste men ook wel smeedijzeren schaatshaakjes (tek. 9) en wervels (tek. 10) toe. Voor zwaardere luiken gebruikte men 'klinksluitingen', vaak voorzien van een open veer. Klinkstellen zonder sleutel, maar met een draaibare ring om de klink op te lichten, komen vanaf de middeleeuwen als sluiting voor op doorloopdeuren (tek. 11). Klinksloten zijn een kruising tussen een klinkstel en een deurslot. Voorbeelden zijn bekend uit de gotiek en de renaissance in de provincie Utrecht en uit de achttiende en negentiende eeuw in Limburg. In Amsterdam zijn ze voor zover bekend niet aangetroffen.
Onder invloed van de Lodewijk XIV-stijl werden de rechthoekige sloten rijk versierd. De uit Frankrijk afkomstige architect Daniel Marot was betrokken bij het ontwerpen van deze sloten. Zowel in het Huis te Voorst als in het Nijhuis te Heino zijn deze sloten gevonden. De slotenmakerij in Frankrijk en Duitsland stond in die tijd op een hoger plan. Ongetwijfeld zijn veel sloten vanuit die landen betrokken. In Amsterdam zijn dit soort sloten te vinden in de voorkamer van Herengracht 168.
Vanaf die tijd zien we ook dat ingestoken sloten als kamerdeursloten in gebruik komen. In het Museum van Loon, Keizersgracht 672, zijn grote ingestoken Franse kamersloten te zien, waarbij het sleutelgat – heel handig – boven de kruk zit. Fraai vergulde sloten uit de tweede helft van achttiende eeuw zijn nog aanwezig in de gangdeuren op de eerste etage van de ambtswoning van de burgemeester, Herengracht 502 (foto 4).
Door de komst van empire-draairamen komt de 'espagnolet'(-sluiting) uit Spanje en Frankrijk in gebruik (tek. 12). Veel van deze sloten waren nog voorzien van een ovale of ronde deurknop in plaatst van een deurkruk.
Vanaf het begin van de negentiende eeuw werden insteeksloten steeds meer uitgerust met deurkrukken. De bijpassende veerconstructie werd hiervoor zwaarder uitgevoerd. Zowel de grendels (tek. 13) als schuiven (tek. 14) werden echter kleiner. Ook zien we, net als bij de in het vorige artikel besproken gehengen, een grote handel ontstaan in sluitingen, die als fabrieksproduct werden gemaakt. De krukschuif (tek. 15) en de kantschuif (tek. 16) zijn daar voorbeelden van.
Aan het eind van de negentiende eeuw komen veel messingproducten in gebruik. De winkelklink-slotplaat werd bijvoorbeeld vaak in messing uitgevoerd (tek. 17). Ook espagnoletten werden vaak van een kruk of hefboom voorzien. De 'moderne' cilindersloten van Lips en Yale (tek. 18) zijn typische producten van de twintigste eeuw. In onze Amsterdamse woonhuizen valt op het punt van oude sloten en sluitingen nog veel te ontdekken.
Theo Rouwhorst
Tekeningen: Theo Rouwhorst
Foto's: Thomas Schlijper
Literatuur:
V.J.M. Eras, Sloten en sleutels door eeuwen heen, (Lips) 1941.
R. Jellema, e.a., Bouwkunde, deel I, Delft 1960
J.W.L. Hilkhuijsen, K.T. Meindersma, A.P.A. van Daalen, Open Slot, Groningen 1986.
K.T. Meindersma, Achter Slot en Grendel, Den Haag 1994.
E.J. Haslinghuis, H. Janse, Bouwkundige termen, Zwolle 2004.
K.T. Meindersma e.a, Oud hang- en sluitwerk in Utrechtse huizen nr 41, Utrecht 2005.
L. Fopma, M. van Hemert, T.A.J. Rouwhorst, Smeedwerk/ijzerwaren, Amsterdam 2004/2011.
Correctie: Op foto 3 in de vorige aflevering van de rubriek 'Oog voor detail' in Binnenstad 246 zijn de toegangsdeuren van de Dominicuskerk in de Spuistraat afgebeeld.
Vorige aflevering: XXIX. Gehengen en scharnieren (Binnenstad 246)
Volgende aflevering: XXXI. Historische deurkrukken (Binnenstad 248)
[Oog voor detail - alle artikelen]
(Uit: Binnenstad 247, augustus 2011)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.