Houten huis op het Begijnhof (foto Wim Ruigrok) |
Van enkele andere houtskelethuizen in de stad die eveneens over gotische elementen beschikken, werd in de afgelopen jaren al vastgesteld dat deze jonger waren dan tot dan toe was aangenomen. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het houtskelet van Prins Hendrikkade 35, dat naar het Zuiderzee Museum in Enkhuizen werd verplaatst, en bij Warmoesstraat 38, dat ondanks de gotische kenmerken pas rond 1540 bleek te zijn gebouwd.
Omdat de datering van het Houten Huys tot nog toe de nodige onzekerheden bevatte en dit huis voor de kennis van de ontwikkeling van het Amsterdamse woonhuis een sleutelpositie inneemt, werd in overleg met de Stichting Begijnhof Amsterdam in september in het huis een dendrochronologisch onderzoek uitgevoerd.
Hoewel er bij latere verbouwingen en bij de restauratie van het huis in 1957 veel van de oorspronkelijke bouwsubstantie is vervangen, konden in het souterrain en op de bel-etage in totaal vier houtmonsters worden genomen, waarvan werd aangenomen dat deze tot de oorspronkelijke kern van het huis behoorden. Deze monsters werden opgestuurd naar het laboratorium van dr. Bärbel Heußner in Petershagen bij Berlijn, die de opeenvolging van de jaarringen microscopisch onderzocht en vergeleek met een aantal standaardcurves uit bepaalde herkomstgebieden. De houtmonsters bleken tot één partij eikenhout te behoren die mogelijk afkomstig was uit Neder-Saksen.
Drie van de vier monsters hadden voldoende jaarringen om te kunnen worden gedateerd. De jaartallen die uit het onderzoek naar voren kwamen, waren circa 1528, 1525 plusminus 10, en kort na 1526.
Hoewel er op de plaats van Begijnhof 34 al eerder bebouwing heeft gestaan, wijzen deze dateringen erop dat het huidige huis pas rond 1530 is gebouwd, en niet vlak na de stadsbrand van 1452 zoals eerder werd aangenomen. Samen met de andere dateringen van gotische houtskelethuizen maakt de datering van het Houten Huys duidelijk dat er in het tweede kwart van de zestiende eeuw een koortsachtige bouwactiviteit moet hebben geheerst, die verband zal hebben gehouden met de enorme bevolkingsaanwas in de stad.
Ondanks het feit dat er nog oudere bouwsubstantie in de stad aanwezig is – te denken valt aan herbestemde kloosterbebouwing, kapellen en de Schreierstoren – zijn er geen woonhuizen bekend die met zekerheid verder teruggaan in de tijd dan het Houten Huys. Het is daarom van belang bij komend onderzoek extra te letten op constructieve aspecten van de vroegste gotische houtskelethuizen en het houtonderzoek verder te intensiveren.
Een uitgebreider onderzoeksverslag zal in het Maandblad Amstelodamum worden gepubliceerd, in het laatste nummer van dit jaar.
Gabri van Tussenbroek
(Uit: Binnenstad 243, december 2010)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.