XXVII. Gevellantaarns I

De belangstelling voor historische gevellantaarns is door de vele particuliere restauraties en de terugkeer van de kroonlantaarn als openbare straatverlichting in de binnenstad sterk toegenomen. Hoewel er veel over gevellantaarns bekend is, wordt bij restauraties van monumenten niet altijd de goede keuze voor een passende lantaarn gemaakt. Beter geen lantaarn op een historisch pand, dan een slechte kopie uit de dichtstbijzijnde bouwmarkt. Originele modellen zijn niet zo veel meer voorhanden en door de kopieerkunst in deze tijd wordt het ook steeds moeilijker oude modellen van lantaarns te vinden.

Omdat het onderwerp uitgebreid is, wordt het in twee afleveringen van de rubriek ‘Oog voor detail’ behandeld. In het eerste deel worden de exemplaren uit de zeventiende en achttiende eeuw besproken. De periode van de zeventiende eeuw is in studies over de stads- en straatverlichting eerder goed beschreven. Een klein historisch overzicht van een aantal lantaarnarmen en lantaarnmodellen geeft meer inzicht in de geschiedenis van de Amsterdamse gevellantaarn.

Zeventiende eeuw

Afb. 1. Kaarslantaarn uit de eerste helft 17de eeuw op een schilderij van Gerard Dou (Alte Pinakotheek, München).

In 1595 verscheen een gemeentelijke ‘keur’ of wet, die bepaalde dat bij nieuwe maan en invallende duisternis om het twaalfde huis een kaars moest branden. Dit toont aan hoe zwak verlicht de stad ’s nachts was. Wanneer men in het donker naar buiten ging, dan nam men een handlantaarn mee. Deze kaarslantaarns hebben lang dienst gedaan voor brandweerlieden.
Ze waren veelal rond van vorm met gebogen ruitjes van gespleten hoorn (afb. 1). Vierkante, zeskantige of achtkantige exemplaren met glaasjes kwamen ook voor, maar glas was vanwege zijn breekbaarheid eigenlijk minder geschikt.
In de tweede helft van de eeuw bracht de olielamp een grote verbetering. De kunstschilder en uitvinder Jan van der Heijden ontwierp in 1663 een technisch hoog ontwikkelde olielamp voor de straatverlichting. Deze lamp werd ook als gevellamp toegepast. Op de zolder van de Stadskredietbank, de Bank van Lening, is door het voormalige Bureau Monumentenzorg nog een origineel exemplaar gevonden (tek. 1). Deze gevellamp is in 1981 met veel zorg door het Bureau Monumentenzorg opgemeten en getekend (archief BMA tek.nr 5043).
De eerste lantaarnarmen zijn gemaakt van hout of rechte smeedijzeren staven, vierkant of rechthoekig van doorsnede. De gevellampen van Jan van der Heijden waren vierkant van vorm en aan de onderzijde smal – dat gaf de minste schaduw. De hoogte, gemeten vanaf de straat tot aan de onderzijde van de lantaarn bedroeg negen Amsterdamse voet (2,55 cm). Bij particuliere huizen hebben weinig van dergelijke lampen aan de gevel gehangen, want zes jaar na de uitvinding stonden er al 2380 stuks als stadverlichting op houten palen. Gevellantaarns hingen alleen aan deftige grachtenhuizen, kerken, hofjes of andere instellingen. Voor dergelijke toepassingen werd het model van Jan van der Heijden ook in een grotere en bredere uitvoering gemaakt.

tek. 1 tek. 2 tek. 3

Achttiende eeuw

Foto 1. Herengracht 48.

Ook bij grachtenhuizen uit het begin van de achttiende eeuw in Lodewijk XIV-stijl werd een groter model van de Jan van der Heijden-lantaarn toegepast (tek. 2), zie hiervoor bijvoorbeeld de lantaarn aan Herengracht 605 (foto 1). De bijpassende gekrulde smeedijzeren arm is rechthoekig van doorsnede. In het voorportaal van de Noorderkerk hangt een model van deze lamp met arm uit circa 1750. Na het midden van de eeuw werden de armen in Lodewijk XV-stijl met ronde C-vormige krullen uitgevoerd (tek. 3). Herengracht 4 is hier een voorbeeld van. De lantaarnarmen werden vaak met laddersteunen uitgevoerd, zie Keizersgracht 804 (tek. 4a), evenals Keizersgracht 375-377 uit circa 1785 (tek. 4b). De lantaarn van Keizersgracht 596 uit het laatste kwart van de achttiende eeuw is een voorbeeld van een lantaarn in Lodewijk XVI-stijl (tek. 5).

Rond het jaar 1766 bedroeg het aantal gevellantaarns in de grachtengordel ongeveer 300.

Afb. 2. Zie voor de juiste plaats van de gevellantaarns het Grachtenboek van Caspar Philips (1768-1771)

Om de stoep goed te verlichten hingen de lantaarns vaak niet direct naast de deur, maar op de middenpenant tussen twee vensters of zelfs op de uiterste zijpenant, het verst verwijderd van de deur. Brede huizen hadden er twee, vaak aan de uiteinden van de gevel. Smalle huizen deelden soms een lantaarn (afb. 2). Al naar gelang de breedte van de gevel hing de onderkant van deze lantaarns op circa 2.50 tot 3.00 m hoogte, gemeten vanaf de straat. Een van de fraaiste achttiende-eeuwse lantaarns is te vinden aan de gevel van Herengracht 10 (foto 2). Het zogenaamde ‘Amsterdamse Model’ is te zien op een tekening van Jacob Cats van het noorderportaal van de Oude Kerk uit 1793, die bewaard wordt in de collectie Van Eeghen (afb. 3), en op een tekening van de poort van het dolhuis op de Kloveniersburgwal van H.P. Schouten uit 1793.

tek. 4a tek. 4b tek. 5 tek. 6

Snijraamlantaarns

In het laatste kwart van de achttiende eeuw verschijnen de eerste olielantaarns in de vensters boven de voordeuren. Deze lantaarns in het ‘bovenlicht’ of het versierde snijraam konden aan de binnenzijde worden aangestoken en verlichtten tevens de gang, zie hiervoor bijvoorbeeld Herengracht 384 (tek. 6). Deze ontwikkeling zet zich door tot in de periode van de empirestijl in het eerste kwart van de negentiende eeuw.

Zoektocht naar originelen

Foto 2. Werkplaats van Julius Baller
jaren '80

Door de vondst in 1981 van een originele Jan van der Heijden-lantaarn kwam de gevellantaarn in de belangstelling te staan van het toenmalige Bureau Monumentenzorg. Uitgaande van een collectie van in de vijftiger jaren gemaakte foto’s van nog bestaande historische lantaarns heeft het bureau toen zoveel mogelijk documentatiemateriaal over dit onderwerp verzameld. Uiteindelijk besloeg de fotodocumentatie van alle mogelijke Amsterdamse lantaarns een vijftal multomappen. Een probleem van deze verzameling is echter dat deze ook een aantal gereconstrueerde lantaarns bevat en dat deze studie nooit volledig is afgerond.
In het depot van het Amsterdams Historisch Museum en in de Bank van Lening zijn toen nog een aantal oude lantaarnexemplaren gevonden, opgemeten en vaak ‘1 op 1’ op de tekenkamer van het bureau uitgetekend. Daarnaast bevatte de collectie een inventarislijst van al eerder gemaakte tekeningen van straatlantaarns, zoals van de kroonlantaarn, de Haagse lantaarn, gaslantaarns e.d. De beeldhouwer en kunstkenner Hans ’t Mannetje heeft naar voorbeeld van Watteau twee gevellantaarns gereconstrueerd. De Lodewijk XIV-lantaarn hangt in de hal van het Huis met de Hoofden, Keizersgracht 123, de Lodewijk XV-lantaarn werd in opdracht van architect Zanstra aan diens woonhuis, Herengracht 48, aangebracht (foto 3). Behalve deze twee lantaarns heeft koperslager Julius Baller nog een aantal andere modellen uitgevoerd en van lichttechniek voorzien (foto 4). Het was destijds de bedoeling dat het bureau Monumentenzorg aan de hand van de gevonden gegevens een serie historische lantaarnmodellen voor de markt zou laten produceren. Het namaken van historische lantaarns is natuurlijk een vorm van reconstructie en dat druist in tegen het huidige monumentenbeleid. Het werd niet langer als taak van het bureau gezien en aan de particuliere markt overgelaten.
In 2003 werd ik door een kringloopwinkel nog attent gemaakt op een originele lantaarn uit de achttiende eeuw, afkomstig van Herengracht 430. Na aankoop is deze overgedragen aan Stadsherstel om op een Amsterdam grachtenpand te herplaatsen.
De studie naar originele Amsterdamse gevellantaarns zou mijns inziens echter alsnog moeten worden afgerond om een beter inzicht te krijgen in het behoud en herstel van de oorspronkelijke lantaarns. Originele lantaarns met lantaarnarmen worden steeds zeldzamer en moeilijker te herkennen.

Theo Rouwhorst

Tekeningen: Theo Rouwhorst
Foto’s: Wim Ruigrok

Literatuur:
E. van Houten, Amsterdamse Merkwaardigheden, Amsterdam 1946.
M.G. Niessen, Het licht der lamplantaarn, Amsterdam GEB 1980.
D. van der Horst, “De Amsterdamse Stadsverlichting” in: Amsterdamse Monumenten, dl. 1 en 2, Amsterdam 1985.
D. van der Horst, H. Akkermans en O. Hoogerhuis, 500 jaar openbare verlichting in Amsterdam, Amsterdam 2005.
W. Schoonenberg, Meer aandacht voor de particuliere gevellantaarn in: Binnenstad 223 (2007).

(Uit: Binnenstad 243, december 2010)

Vorige aflevering: XXVI. IJzeren deurroosters (Binnenstad 242)
Volgende aflevering: XXVIII. Gevellantaarns II (Binnenstad 245)

[Oog voor detail - alle artikelen]

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.