Decoratieve plafondschildering in Keizersgracht 409

In de tweede helft van de zeventiende eeuw ontstond in Amsterdam een plafondschilderkunst geïnspireerd op het decoratieprogramma dat in de eerste helft van die eeuw voor het stadhuis was ontworpen door kunstschilder en bouwmeester Jacob van Campen (1596-1657). De uit Luik afkomstige Gerard de Lairesse heeft vanaf 1670 de plafondschilderkunst in Amsterdam sterk beïnvloed. Hij beschouwde het schilderen van plafondstukken als een moeilijk genre omdat de afbeeldingen, die van onder worden gezien, in verkort perspectief moeten worden weergegeven. Bovendien kan een plafondschilder in tegenstelling tot een ezelschilder geen gebruik maken van een horizon en moet bij het kleurgebruik rekening worden gehouden met sterke licht-donker effecten, zoals de slagschaduwen die de balken veroorzaken bij daglicht.
Plafond van Keizersgracht 409. Het plafond loopt nog door aan de andere zijde van de moerbalk (bovenaan de foto). Op dat deel van het plafond zijn vooral vogels uitgebeeld. (foto: Gert Anninga)

In de periode 1660-1680 waren vogelschilderingen in de mode. In de kunsthistorische literatuur is weinig aandacht besteed aan deze decoratieve Amsterdamse plafonds, omdat ze weinig artistieke waarde zouden hebben. Bij nadere bestudering blijken ze echter toch bijzonder te zijn.

De plafondschildering in Keizersgracht 409 nader bekeken

Voor het in aanbouw zijnde stadhuis liet Van Campen door Quellijn bij de stadssteenhouwerij bouwmateriaal en beelden houwen uit blokken Bentheimer zandsteen. Deze steenhouwerij lag op een terrein tussen de Herengracht en de Keizersgracht langs de stadswal van 1593 waar later de Leidsegracht werd uitgegraven. Na opening van het stadhuis in 1665 werd het terrein van de steenhouwerij verkaveld ten behoeve van woningbouw. Datzelfde gebeurde met het aan de andere kant van de Keizersgracht gelegen grondstuk waar François Hemony zijn klokken en beelden voor het stadhuis had laten gieten.
Aan de binnenkant van de bocht van de Keizersgracht kocht Dirk Croon een driehoekig kavel tegenover het huidige Molenpad, waarop hij in 1671 een koopmanshuis liet bouwen. Het plafond in de voorkamer op de eerste verdieping van dit huis liet Dirk Croon beschilderen. Als thema hiervoor koos hij de vier werelddelen.
Tussen de strijkbalk aan de voorgevel en de strijkbalk aan de achtergevel liggen zeven balken. De acht vakken tussen deze balken zijn beschilderd. Zoals de meeste Amsterdamse zeventiende-eeuwse plafondschilderingen is het plafond niet gesigneerd. Afgebeeld zijn vier vrouwenfiguren die de vier werelddelen symboliseren – Australië was nog niet ontdekt. Voor elk werelddeel zijn twee vakken benut.

Europa

In het eerste vak, geteld vanaf de achtergevel aan de binnenplaats, is de roof van Europa afgebeeld. Vermomd als stier ontvoert de oppergod Jupiter een blonde vrouw, die Europa symboliseert. Europa is blootsvoets en gekleed in een wit gewaad met een roze-rode omslagdoek. Op haar hoofd heeft zij een bloemenkroon en ook in haar schoot liggen bloemen. Boven haar zweven twee putti of engeltjes, de ene met een lauwerkrans die hij boven haar hoofd houdt, de andere heeft twee veren in zijn handen.
Ook de vrouw in het tweede vak is een personificatie van Europa, ditmaal afgebeeld als koningin; het hoofd getooid met een kroon en parelsnoeren. In haar rechterhand houdt zij een kerk of tempeltje – Europa als bakermat van het Christendom. Daaronder een schelp met vruchten, een schilderspalet en een boek – attributen van welvaart, kunsten en wetenschappen. Onder haar linker arm heeft zij een hoorn met rozen, waarachter een helm en banieren zijn afgebeeld. Boven haar hoofd zweeft een putto met een teken/winkelhaak, een Jacobsladder en een schietlood – navigatie-attributen – en een putto met een lauwerkrans. In dit vak zijn drie vogels geschilderd.

Azië

In het derde vak wordt Azië gepersonifieerd door een vrouw met drie pijlen in haar hand voor een kameel. In vak IV bevindt zich een vrouwfiguur met kruiden en een wierookvat. De Italiaan Cesare Ripa (1560-circa 1622) beschreef Azië als vrouw met in haar rechterhand “eenige taxkens met blaederen en vruchten van Caffie, Peper, Nagelen, Muscaet-noten etc., in de linker heeftse een konstigh Wieroock-vat, waer uyt een seer groote roock opstijght. Bij deze Vrouwe leyt een Cameel op zijn knyen. Het roockende Wieroock-vat betoont de lieflijcke reuck van verscheyden vochtigheden, gommen en droogeryen die Asien voortbrenght, en insonderheyt brenght het soodanigen overvloet van reuckwerck voort, dat het genoegh is, om daer mede door de geheele Werrelt offerhande te doen” (Nederlandse vertaling door Dirck Pietersz. Pers, 1644). De verschillende attributen heeft de schilder hier dus verdeeld over de vakken III en IV.
Een andere passage van Ripa over Azië: “... niet alleen Mannen, maer oock de Vrouwen, allerhande kostelijcke vercierselen draegen van goude keetens, braseletten, oorpeerlen en andere cierlijcke oppronckselen” wordt geïllustreerd door twee putti met kostbaarheden van goud, zilver en parels in vak III en twee putti met vruchten en kleden in vak IV.

Afrika

Afrika wordt verbeeld door een zwarte vrouw met de hoorn des overvloeds in haar linker- en een schorpioen in haar rechterhand. Leeuwen, schorpioenen en slangen waren in Afrika rijkelijk aanwezig. De zwarte vrouw draagt als hoofdtooi een olifantssnuit. Achter haar ligt een leeuw. Ook de putti hebben een donkere huidskleur. De putto bij de muur draagt een bos korenaren – erop wijzend dat in de oudheid Noord-Afrika graanschuur van Europa is geweest. In vak VI wordt het noordelijk deel van Afrika verbeeld, het oude Carthago. De vrouw met een grote (zonne)hoed heeft een lichtere huidskleur dan de vrouw in vak V en zij draagt een slagtand van een olifant en twee slangen. Aan haar voeten ligt een bos kruiden. De putto boven haar heeft in de rechterhand vier rozen en in de linkerhand een sikkel. Aan de kant van de muur zijn een wagenwiel en landbouwwerktuigen geschilderd.

Amerika

Een vrouw met pijl en boog en een Indiaanse verentooi – symbool voor Amerika – houdt onder haar voet een man wiens hoofd is doorboord door een pijl. De Indiaanse wordt omgeven door planten (suikerriet?) en aan de rand van de schildering zijn suikerbroden afgebeeld in een houten kist. De putto boven de Indiaanse draagt op zijn hoofd een gevulde mand en houdt een zwarte vogel in zijn linkerhand.
In het vak het dichtst bij de voorgevel overheersen de vogels. In dit vak zijn twee putti afgebeeld, één met een boog en drie pijlen, de ander houdt onder zijn linkerarm een bos bladeren (suikerriet?) en op de rechterhand een zwarte lori, Chalcopsitta atra insignis, hier kennelijk bedoeld als Amazone-papegaai.

Exotische vogels

Afgezien van de eerder genoemde kameel/dromedaris, een krab, twee slangen, een leeuw, een rund en de slagtand van een olifant, zijn op het plafond van Keizersgracht 409 in totaal 35 vogels afgebeeld. Een aantal hiervan is niet precies op naam te brengen. Zo zien we meerdere kolibrie-achtige vogels met lange rechte snavels en een soort boerenzwaluwstaart. Zulke kolibries bestaan niet, en zulke zwaluwen evenmin.
Uit de analyse van zeven vogelplafonds in Amsterdam en een in ’s-Gravenland [RV] valt op te maken dat deze door dezelfde schilder(s) zijn vervaardigd. Zo zijn de vogelplafonds van Herengracht 479, Keizersgracht 409 en de Trompenburg te ’s-Gravenland alle met elkaar vergelijkbaar, ook de fantasievogels. De zwarte lori in vak VIII, die hieronder nader zal worden beschreven, is in een andere gedaante, of als andere Chalcopsitta-soort, terug te vinden op een plafond in Amstel 174.
Van de 35 vogels is ongeveer een derde op soort is te determineren. Daaronder bevindt zich de allereerste afbeelding van een scholekster, Haematopus ostralegus, in jeugd- of winterkleed – herkenbaar aan de witte halsstreek. De nauwgezette weergave van dit specifieke kenmerk duidt erop dat de schilder een vogelbalg onder handbereik had. Op een van de vogelschilderingen in de Trompenburg in ’s-Gravenland zijn twee vogels afgebeeld, die vrijwel exacte kopieën lijken van vogels op het plafond van Keizersgracht 409. Het betreft een ijsvogel en een fantasie-steltloper (Tringa-species). De derde overeenkomst tussen de vogels op het plafond Keizersgracht 409 en de Trompenburg zijn de vele ‘zwaluwen’ met lange rechte kolibrie-snavels. De decoratieschilders namen bij onduidelijkheid over het precieze uiterlijk van een vogel kennelijk de vrijheid om daar een eigen invulling aan te geven.

Allereerste afbeelding van een zwarte lori

In vak VIII aan de raamzijde is een donkere papegaai afgebeeld. Dit is de zwarte lori, Chalcopsitta atra insignis, een soort afkomstig uit de Vogelkop van Nieuw-Guinea. Deze ‘insignis’-vorm van de zwarte lori is pas 200 jaar na deze afbeelding wetenschappelijk beschreven (Oustalet, p. 247-248). Na literatuurvergelijking blijkt de vogel op dit plafond de allereerste afbeelding van deze soort in de geschiedenis! Door de papegaaienhandel vanuit de Molukken en West-Indië, en de populariteit van papegaaien als sprekende huisdieren, stonden diverse nieuwe soorten uit deze grote vogelfamilie ter beschikking van deze zeventiende- eeuwse vogelschilders. Omdat de Nederlanders aanvankelijk in hun wingewesten ook een handelsmonopolie in de vogelhandel hadden, zijn verschillende exotische vogelsoorten die zij hebben geschilderd nooit ergens anders ter wereld eerder afgebeeld. Naast de fantasievogels en de uit meerdere soorten samengestelde beesten blijken op de plafonds ook zeer natuurgetrouwe soortafbeeldingen voor te komen, hetgeen de plafondschilderingen vanuit ornithologisch-historisch perspectief zeer interessant maakt.

Jan Overweg en
Ruud Vlek (ornitholoog)

Dit artikel is een aangepaste versie van een eerdere publicatie in Bewoond Bewaard, veertiende jaargang, voorjaar 2010.

Geraadpleegde bronnen:
- A. E. d’Ailly, Zeven eeuwen Amsterdam, Amsterdam 1943-1950.
- J. Dullaart, Met plank of doek bekleed. Amsterdamse figuratieve plafondschilderingen uit de zeventiende en begin achttiende eeuw, Doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam 2003.
- E. van Houten, Geschied-bouwkundige beschrijvingen behorende bij het Grachtenboek van Caspar Philips Jacobszoon (1768-1771), Amsterdam 1962.
- C. Philips, Verzaameling van alle de huizen en prachtige gebouwen langs de Keizers- en Heere- grachten der stadt Amsteldam, Amsterdam 1768-1771.
- E. Oustalet, ‘Sur quelques oiseaux de la Papouasie’ in: Bulletin hebdomadaire de l’Association scientifique de France 21 (1878).
- Dirck Pietersz. Pers, Iconologia of Uijtbeeldinghen des verstants van Cesare Ripa van Perugien: waer in Verscheiden Beeldnissen van Deughden, Ondeughden, Menschlijke Hertztochten, Konsten, Leeringhen: etc. en andere ontallijke stoffen, geleerdelijck werden verhandelt, Amsterdam 1644.

(Uit: Binnenstad 241, augustus 2010)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.