Stedenschennis

Oorlog

Grootschalige oorlogsschade is Amsterdam gelukkig bespaard gebleven. Het centrum van Rotterdam is verdwenen in mei 1940. Dat had in Amsterdam ook kunnen gebeuren: binnen de Singelgracht alleen nog maar een rokende puinhoop. Later in de oorlog zijn veel oude Duitse steden systematisch platgebombardeerd door geallieerde vliegtuigen. Hamburg en Dresden zijn beruchte voorbeelden. Tijdens de oorlog gold de regel oog om oog, tand om tand, maar achteraf moet vastgesteld worden dat die doelbewuste vernieling van Europees erfgoed een vergissing is geweest.

Oorlog heeft altijd geresulteerd in ernstige vormen van stedenschennis. Het was van oudsher gebruikelijk om de steden van de vijand plat te branden. Dat geeft aan dat men ook in een ver verleden al begreep dat steden van groot belang zijn voor een samenleving als verbeelding van een maatschappelijk idee.

Verkeer

Batavierstraat, augustus 1926 (Stadsarchief Amsterdam)

Sinds de negentiende eeuw heeft ook het moderne verkeer aanleiding gegeven tot ongekende verwoestingen in oude steden. Parijs is het meest bekende voorbeeld. Omdat niemand weet wat er verloren is gegaan, wordt het Parijs van de negentiende eeuw vaak beschouwd als een stedenbouwkundig wereldwonder. Het was de eerste stad in Europa die zo ingrijpend gemoderniseerd werd. De schrijver Victor Hugo protesteerde al in 1832 tegen deze veranderingen in Parijs met het pamflet Mort aux démolisseurs. Dat heeft niets geholpen en het ergste moest toen nog komen. Hugo kende het middeleeuwse Parijs uit eigen ervaring. De hedendaagse bezoeker moet zich proberen voor te stellen dat heel Parijs was zoals het Quartier Latin.

Ook in Amsterdam maakten de Parijse boulevards diepe indruk. Zelfs H.P. Berlage, die toch geen liefhebber was van dergelijke classicistische gevels, beschouwde het moderne Parijs als een meesterwerk. Hij en vele anderen hebben in Amsterdam lang gedroomd van boulevardplannen. De Nieuwezijds Voorburgwal werd gedempt in de hoop dat er een boulevard zou ontstaan. Maar het schilderachtige tracé van deze oude gracht was natuurlijk volkomen ongeschikt voor een dergelijk stedenbouwkundig idee. Ook de Amsterdamse traditie in architectuur leende zich niet voor zulke imperiale ambities. De gedempte gracht werd een toonbeeld van bestuurlijk en architectonisch onvermogen. Hetzelfde geldt voor alle andere gedempte grachten. Niemand kan zich herinneren hoe mooi het Spui was met water. Ook de verstilde schoonheid van de Warmoesgracht, nu de Raadhuisstraat tussen Singel en Herengracht, is verdwenen in de nevels van het historische Amsterdam.

Het Damrak en het Rokin heeft men eveneens lange tijd beschouwd als een mogelijke boulevard. Na het besluit om de Vijzelstraat te verbreden werd zelfs gedacht aan een boulevard van het Centraal Station naar de Weteringbuurt. Ook van deze plannen is natuurlijk niets terecht gekomen. Het Damrak was nog een mooie oude gevelwand toen Berlage daar in 1893 furore maakte met zijn kantoorgebouw voor een verzekeringsmaatschappij. Hij had inderdaad een fascinerend gebouw ontworpen, dat helaas is afgebrand, maar daarmee begon wel een proces van vernieuwing dat heeft geresulteerd in een weinig verheffend architectonisch allegaartje. Met het Rokin is het niet anders gegaan. Ook daar stond ooit historische bebouwing langs het water. De resterende monumenten zijn nu op de vingers van twee handen te tellen. De nieuwe monumenten uit de periode 1850-1940 zijn stuk voor stuk interessant, maar het historische Rokin met zijn architectonische harmonie is toch voorgoed verdwenen. En wie durft te beweren dat de nieuwe Vijzelstraat beter is dan de oude Vijzelstraat? Daar staan drie kolossen op een rij die geheel detoneren in de oude binnenstad. En zelfs nu, anno 2010 zijn er veel mensen in Amsterdam die in alle ernst leuteren over een ‘rode loper’ van het Centraal Station naar het Weteringcircuit. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Een stukje armoedige rode vloerbedekking waarover filmsterren in avondkleding flaneren? Bestrating die door een artiest is ontworpen? Grote potten met zieltogende boompjes erin? Heeft de ervaring dan nog steeds niet geleerd dat het streven naar een boulevard in Amsterdam altijd resulteert in een potsierlijke vertoning?

Foeliestraat, januari 1930 (Stadsarchief Amsterdam) Foeliestraat na sloop, foto ongedateerd (Stadsarchief Amsterdam)

De ravage die in de Oostelijke binnenstad werd aangericht in naam van het verkeer stemt evenmin vrolijk. Er moest een doorbraak komen van de Weesperstraat naar de Prins Hendrikkade. Met als gevolg dat de Valkenburgerstraat en de Foeliestraat, hele oude straten met veel monumenten, uit het stadsbeeld verdwenen. Met het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam werd daar begin jaren dertig nog een schepje bovenop gedaan. Men achtte een doorbraak van de Muiderstraat via de Jodenbreestraat en de Nieuwmarktbuurt naar het Centraal Station noodzakelijk. De Prins Hendrikkade werd onderdeel van een doorgaande verkeersweg, via de Haarlemmerhouttuinen naar het Nassauplein. Om van een nieuwe doorbraak door de grachtengordel, vanaf de Heisteeg rechtdoor, en dan naar het noorden, via de Hartenstraat en verder door de Jordaan, naar de Hugo de Grootstraat maar niet te spreken. Een onvoorstelbare gedachte. Het besluit om de IJ-tunnel te bouwen betekende na de oorlog het definitieve einde voor de oostelijke binnenstad. De Weesperstraat, de Valkenburgerstraat en de Foeliestraat werden omgebouwd tot een snelweg. Na het Wirtschaftswunder was dat ook de kortste weg tussen het Ruhrgebied en Texel, dwars door de Amsterdamse jodenbuurt. De ironie van de geschiedenis kan heel navrant zijn.

Volkshuisvesting

Foeliestraat, juni 1971 (Stadsarchief Amsterdam)

De ergste vernielers in de stad waren tenslotte de volkshuisvesters. De zogenaamde krotopruiming en de latere stadsvernieuwing hebben hele buurten weggevaagd uit de stad. Op 23 februari 1910 nam het gemeentebestuur het besluit om 861 woningen te onteigenen op Uilenburg. Dat was het eerste grote stadsvernieuwingsproject in Amsterdam, mogelijk gemaakt door de nieuwe Woningwet. De woningen werden onbewoonbaar verklaard en gesloopt. Vrijwel zonder uitzondering huizen uit de zeventiende en de achttiende eeuw. De Eerste Batavierdwarsstraat en de Batavierstraat verdwenen geheel uit het stadsbeeld. De Nieuwe Uilenburgerstraat biedt nu een tamelijk troosteloze aanblik. Mede dankzij het verkeer verdwenen vervolgens ook de Valkenburgerstraat en de Foeliestraat. Met Vlooienburg en de Weesperstraat werden tenslotte de laatste resten van de oude jodenbuurt opgeruimd. Een groot deel van de oostelijke binnenstad was dus toen al verdwenen, maar vervolgens moesten ook Kattenburg en Wittenburg gesaneerd worden. Saneren betekende altijd geheel kaal slaan. Beide eilanden waren schitterende oude buurten zoals de Jordaan, met smalle straten en oude huizen. De nieuwbouw van de volkshuisvesters heeft bepaald geen winst opgeleverd.

Toen de oostelijke binnenstad onherkenbaar verbeterd was, richtte men de blik op de negentiende-eeuwse wijken. Ook daar werd grote schade aangericht. Aanvankelijk was het de bedoeling om deze buurten geheel af te breken en te vervangen door frisse nieuwe wijken. De bewoners van de Dapperbuurt hebben daar een stokje voor gestoken door luid te protesteren tegen de radicale plannen van het gemeentebestuur. Het oude stratenpatroon is daardoor behouden gebleven, maar de architectonische eenheid van de historische straatwanden is verdwenen. De straten vormen nu vaak een rommelig allegaartje van oud en nieuw. Het Dapperplein getuigt alleen nog maar van architectonisch onvermogen. De Wijttenbachstraat was ooit een mooie straat, met bomen zelfs en voortuinen, wat resteert heeft geen enkele stedenbouwkundige of architectonische waarde. Loop eens door de Tweede Oosterparkstraat, het is een deprimerende tocht.

Inmiddels zijn de slopers in de naoorlogse wijken aan de slag gegaan. De geschiedenis herhaalt zich. Volkshuisvesters zijn blijkbaar niet in staat om te leren van eerdere ervaringen. F.M. Wibaut was een groot man, maar het idee van ‘een betere woning’ is inmiddels geheel achterhaald. De ervaring leert dat radicale vernieuwing achteraf altijd een geweldige vergissing blijkt te zijn. De Jordaan heeft bewezen dat het veel verstandiger is om de historische stad te behouden en op te knappen. De oostelijke binnenstad had net zo hip en levendig kunnen zijn als de Jordaan, het waren immers dezelfde ‘krotten’. Nu is Wittenburg een moderne achterbuurt, zonder winkels, zonder cafés, zonder restaurants en zonder normale straten, zodat zelfs de openbare ruimte onaangenaam is.

Na precies 100 jaar krotopruiming en stadsvernieuwing wordt het hoog tijd om eindelijk een einde te maken aan dit destructieve vooruitgangsgeloof. Wat nog rest van de binnenstad moet nu een Unesco-monument worden. Dat is een mooi streven, maar Amsterdam is veel meer dan de binnenstad. Tuinstad Slotermeer, om maar een voorbeeld te noemen, mag gewoon gesloopt worden. De volkshuisvesters menen immers dat het veel beter kan, zoals ze destijds ook dachten dat op Wittenburg iets moois ging verrijzen. De dichter E.J. Potgieter stelde de hamvraag al in 1858: Waar rees, hoe vaak de moker klonk, iets schooners op dan wat er zonk?

Vincent van Rossem

Dit is een samenvatting van de inaugurale rede die Vincent van Rossem op 26 februari heeft uitgesproken in de aula van de Universiteit van Amsterdam.

Meer lezen:
[Interview met Vincent van Rossem] (Binnenstad 234)

[Volledige tekst van de oratie] (PDF-bestand)
[Afbeeldingen bij de oratie] (PDF-bestand)

(Uit: Binnenstad 239, april 2010)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.