Joost Swarte in de Willemsstraat

Onlangs kwam de invuloefening van woningbouwvereniging Ymere in de Willemsstraat gereed. Met veel publiciteit werd het door striptekenaar Joost Swarte ontworpen mini-appartementencomplex aangeprezen als een verrijking van de buurt. Jordanees monument in de dop of een schokkende aantasting van de Willemsstraat? Herman Pinkse en Walther Schoonenberg geven ieder hun mening.
Willemsstraat 196 Joost Swarte, ontwerp voor Willemsstraat 196

Jordanees monument in de dop?

Dat staat (zonder vraagteken) op het fraaie informatieblad van Ymere ter gelegenheid van de oplevering van de nieuwbouw aan het eind van de Willemsstraat. Ymere is trots, en daar kun je je wat bij voorstellen. Ze willen het ook graag laten zien en hebben dat op een ruimhartige manier gedaan. Daarvan hebben wij als vereniging natuurlijk graag gebruik gemaakt. Nu moet dus de vraag worden beantwoord of onze vereniging, hoeder van het stedenschoon, blij is met wat hier is verrezen. Het klassieke standpunt van de vereniging is in dit blad al eerder verwoord en wordt in dit nummer herhaald. Ik heb destijds met overtuiging een negatieve zienswijze over het ontwerp geschreven maar ik ben, het resultaat ziende, toch tot een ander oordeel over het resultaat gekomen.
Ik stel voorop dat ik de motivering van de welstandscommissie in haar eerste bespreking dat dit zou moeten kunnen nog steeds onverdedigbaar vind en dat het vervolg van de procedure duidelijk bevestigt dat die uitspraak zeer voorbarig was. Desondanks ben ik niet ongelukkig met de uitkomst.
Uitgangspunt van het ontwerp is steeds geweest dat de nieuwbouw op de plaats van het onderstuk en renovatie van het naastliggende orde-2-pand appartementen op moest leveren die de hele breedte van beide panden in beslag namen. Dat is begrijpelijk want acceptabele nieuwbouw met een breedte van vier meter is nagenoeg onmogelijk. Dat zoiets problemen op zou leveren in de aansluiting op het bestaande pand is onvoldoende doordacht. Die problemen zitten niet alleen in de vloerhoogte maar ook in de aansluiting van de straatgevels op elkaar. Dat de glazen gevel op nummer 194 niet te combineren viel met de bestaande, sterk verrommelde, gevel op nummer 196 moet toch vanaf het begin duidelijk zijn geweest. Daarvoor is na veel vijven en zessen als oplossing uiteindelijk gekozen voor herbouw van de gevel van 196 in ”geabstraheerde” vorm. Dat wil zeggen: wel diepe neggen, maar geen zichtbaar kozijn- of raamhout, handhaving van de vorm van de top en een pui die aansluit op wat er al was. Wat betreft de detaillering van de gevel sluiten de beide delen nu redelijk op elkaar aan, maar de uitkomst is onmiskenbaar een modern pand met een knipoog naar het verleden.
In het algemeen zijn bijna helemaal verglaasde gevels met daarachter een trappenhuis in de binnenstad niet aanvaardbaar. Niet alleen omdat zij niet passen in het stadsbeeld maar ook om de meestal negatieve gevolgen voor bewoners en de straat. In dit geval blijft natuurlijk de gevel van 194 een afwijking van het traditionele beeld. De vaak negatieve gevolgen van een dergelijke gevel zijn hier echter grotendeels ondervangen. Er blijft contact tussen de straat en de woningen omdat die ook een raam hebben op het trappenhuis. Dat zorgt er voor dat het trappenhuis geen dode ruimte wordt. De trap heeft een sprekende vorm gekregen en de verlichting in het trappenhuis is zodanig dat zij gezien vanaf de straat geen rommelig beeld oplevert. Met andere woorden, in deze uitvoering hoeft een glazen gevel in een blanco situatie niet negatief te worden beoordeeld. De gevel is bovendien heel zorgvuldig gedetailleerd. De aansluiting van de nieuwbouw op de kap van 196 is weliswaar in strijd met de regels maar zodanig uitgevoerd dat er vanaf de straat niets van is te zien.
Tenslotte, door de uitbouw op de begane grond aan de achterzijde konden daarboven zeer bruikbare balkons worden gemaakt die ook nog in vormgeving verwijzen naar de uitbouwen van de belendende monumenten. Door de relatief diepe binnenterreinen was dat hier goed mogelijk.
Mijn conclusie is dat hier uiteindelijk in een moeilijke uitgangssituatie een fraai bouwplan is gerealiseerd dat mede door zijn zeer zorgvuldige detaillering acceptabel is.
Er blijft natuurlijk een brandende vraag over: hoe voorkom je dat met verwijzing naar dit plan allerlei andere afwijkende initiatieven opeens ook “moeten kunnen”. Misschien moet de welstandscommissie zich toch nog eens diepgaand beraden over de vraag waar en wanneer afwijkingen van de welstandsnota acceptabel kunnen zijn om in het vervolg een goede motivering te kunnen leveren.
De stelling dat er nooit iets afwijkends zou mogen komen zou ik nadrukkelijk willen bestrijden. Maar dat afwijkingen altijd een zorgvuldige en kritische beoordeling vragen en een expliciete bestuurlijke besluitvorming spreekt vanzelf. Of dat op termijn nieuwe monumenten oplevert, wie zal het zeggen?

Herman Pinkse

[Schokkende aantasting van de Willemsstraat] (Walther Schoonenberg)

(Uit: Binnenstad 239, april 2010)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.