Boekbespreking

Het keurcorps

De rubriek Amsterdam 1900 schetst in elke aflevering van Binnenstad het portret van een min of meer alledaagse Amsterdamse architect uit de periode rond de eeuwwisseling. De meesten van hen hadden een eenvoudige opleiding als bouwkundig tekenaar genoten, doorgaans in de avonduren, waarbij tenslotte de leertijd bij een gerenommeerd bureau van essentieel belang was voor de definitieve vorming van een talent. De opleiding in Delft bestond al sinds 1842 maar dat was een deftige en kostbare opleiding die nauwelijks invloed had op de Amsterdamse architectuurwereld. Bovendien waren velen van mening dat Delft weinig te bieden had op het gebied van de bouwkunst. Vooraanstaande architecten zoals P.J.H. Cuypers, I. Gosschalk en H.P. Berlage leerden het vak in het buitenland, waar het onderwijs op een hoger peil stond.

Coert Krabbe beschrijft in zijn boek de ideale leerschool voor de architect die rond 1900 al vrijwel vergeten was: de wereld van de traditionele Prix de Rome. Tussen 1808 en 1851 was deze prijs ook in Nederland van betekenis voor veelbelovende jonge architecten. In Frankrijk was de Prix de Rome al lange tijd een instituut. Na een gedegen leerschool kregen de winnaars van deze prestigieuze prijs de gelegenheid om een studiereis naar Italië te maken, met name naar Rome, waar de bouwwerken van de Romeinse keizers tot in detail bestudeerd, opgemeten en getekend moesten worden. Aan die tekeningen werden hoge eisen gesteld, niet alleen technisch maar ook esthetisch. Zo werd het werk van de architect een kunstwerk, dat niet alleen nuchtere bouwkundige informatie biedt maar ook esthetisch genot.
Tijdens het kortstondige regiem van Lodewijk Napoleon werd het Franse gedachtegoed over het klassieke ideaal in de bouwkunst ook in Nederland geïntroduceerd. Zo hebben J. de Greef (1784-1835) en J.D. Zocher (1790-1870) het voorrecht gehad om nader kennis te maken met een architectonische traditie die in Nederland vrijwel onbekend was. Zocher heeft met die kennis talloze Nederlandse landhuizen gebouwd, en natuurlijk ook het reeds lang gesloopte beursgebouw in Amsterdam. De Greef bewees zijn meesterschap als architect van het Paleis Soestdijk, een gebouw met Franse allure. Maar vervolgens koos hij toch voor de functie van stadsbouwmeester in Amsterdam. Dat was een nuchtere keuze, voor een degelijke ambtelijke functie, met werk zonder veel monumentale pretenties. Ook T.F. Suys (1783-1861), de ontwerper van de Mozes en Aäronkerk, behoorde tot het keurcorps.
De Franse Prix de Rome-winnaars wachtte een glanzende carrière met prachtige opdrachten van de overheid, maar in Nederland koesterde het openbaar bestuur weinig of geen ambitie op het gebied van de bouwkunst. Zodoende was er in het vaderland geen werk voor A.W. van Dam (1815-1901), de winnaar van de prijs in 1837, toen hij beladen met kennis van de klassieke bouwkunst uit Rome en Athene terugkeerde naar de lage landen. Hij leefde gedurende enige tijd van de bedeling. Dat was uiteraard geen stimulans voor andere ambitieuze jongelui, en zo stierf het streven naar een keurcorps van klassiek geschoolde architecten in Nederland een stille dood.
Van Dam en zijn tekeningen vormen de spil van het boek, maar rond deze zo goed als vergeten architect evoceert Krabbe een rijk beeld van de bloei en de ondergang van het streven naar een architectuur die moest wedijveren met de pracht en praal van het klassieke Rome. De groeiende belangstelling voor Athene, in die jaren nog een wonderlijk relict met 8000 inwoners, veroorzaakte de eerste verwarring in het machtige bastion van het classicisme. Toen bleek namelijk dat de Grieken, die toch de grondslagen hadden gelegd voor de klassieke architectuur, geen strenge regels hanteerden voor het sacrosanct geachte systeem van de orden. Tegelijkertijd werd ook de gotiek steeds serieuzer bestudeerd. Deze ontwikkelingen waren al in de achttiende eeuw in gang gezet, met name in Engeland. Rond het midden van de negentiende eeuw werd tenslotte duidelijk dat de bouwkunst, net als het menselijk denken in het algemeen, een door en door historisch fenomeen is. En zo moest het classicisme als bouwkunstig ideaal plaats maken voor de architectuurgeschiedenis, niet één ideaal maar een ongekende veelheid aan mogelijkheden voor de architect.
In Parijs was het Henri Labrouste (1801-1875) die met de Biliothèque Sainte-Geneviève gestalte gaf aan deze omwenteling. Hij introduceerde tegelijkertijd ook baanbrekende technische vernieuwingen in de bouwkunst. Elke architectuurhistoricus kent Labrouste uit de handboeken, maar Krabbe laat zien hoe hij leerlingen inspireerde om te ontsnappen aan het keurslijf van de classicistische regelgeving. Labrouste komt tot leven, en met hem ook de moeizame strijd om de bouwkunst te moderniseren. Van Dam, de hoofdpersoon, blijft in dit boek een wat enigmatische figuur, maar de auteur slaagt erin om met behulp van zijn meer spraakzame tijdgenoten duidelijk te maken dat de Prix de Rome destijds van essentiële betekenis was voor het debat over architectuur.
Het boek is niet geschreven voor leken, Krabbe heeft een vlotte pen maar enige serieuze belangstelling voor de geschiedenis van de bouwkunst is wel vereist voor deze lectuur. De afbeeldingen zijn zonder meer schitterend. Tekenen was voor de architecten van de Prix de Rome de essentie van het vak. Mooiere architectuurtekeningen zijn er waarschijnlijk nooit gemaakt. Zij waren in staat om de fijnste nuances in de detaillering van klassieke architectuur weer te geven, niet alleen met grote precisie maar ook grafisch tot in de puntjes verzorgd. Zo kwam een synthese tot stand tussen historische kennis en architectonische visie die de ontwikkeling van de bouwkunst in de negentiende eeuw diepgaand heeft beïnvloed. Na 1900 raakte deze traditie gaandeweg in verval. Geen enkele hedendaagse architect is nog in staat om dergelijke tekeningen te maken. Vandaar misschien het gebrek aan finesse, dat zo kenmerkend is voor de architectuur van onze tijd.

Vincent van Rossem

Coert Peter Krabbe, Droomreis op papier. De Prix de Rome en de Nederlandse architectuur (1808-1851), Primavera Pers Leiden 2009; Prijs: € 39,50.

(Uit: Binnenstad 236, oktober 2009)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.