De jaren ’60

Jasper Grootveld in 1965
“Mocht de burgemeester van Amsterdam ooit behoefte hebben aan een nieuw ambtscostuum”, aldus het Stedelijk Jaarverslag van 1960, “dan ware te overwegen hem een passende oliejas met bijbehorende helm te verstrekken”. Er werden veel eerste palen geslagen in de jaren zestig: voor het Hiltonhotel; het Apollohotel; het Havengebouw; de Coca Colafabriek; de uitbreiding van de chemische fabriek Ketjen; de nieuwbouw van Het Parool en De Volkskrant; de eerste flats in de Bijlmer, de Nederlandsche Bank en het RAI-gebouw. Er werd ook veel gesloopt: voor de IJ-tunnel, de metro en het nieuwe stadhuis.

Het waren de jaren waarin het verzet ontkiemde tegen grootschalige plannen van het stadsbestuur. De openbare zeden veranderden. Er kwam in 1967 een openbare sociëteit voor homosexuelen en de sexshops startten een opmars door de stad. In 1968 ging het jeugdcentrum Paradiso open. “Je kon er kleren kopen, je zat op ongemakkelijke stoelen en je at macrobiotische koeken”, schreef Richter Roegholt in zijn Amsterdam na 1900.
In 1960 fietste meer dan de helft van de Amsterdammers naar het werk, veertig procent nam het openbaar vervoer, tien procent de auto. Tien jaar later had de auto gewonnen. De negentiende-eeuwse wijken waren somber; een groot deel van de panden hing kreunend in de stutpalen.
De jeugd roerde zich in 1960 al. Nozems en pleiners veroorzaakten onrust bij de burgerij. Toen jongeren het Monument op de Dam uitkozen als lig- en zitplaats, verdreven pooiers van de Burgwallen hen met staven en kettingen. Maar niemand had in 1960 nog van Jasper Grootveld en Roel van Duyn gehoord. Toch was het dit tweetal dat voor een stadsrevolutie zorgde en het gezag van zijn onaantastbaarheid ontdeed.

Happenings van de Provobeweging

De 'K-tempel' in de Korte Leidsedwarsstraat werd door Grootveld zelf in brand gestoken.

Roel van Duyn: “Jasper maakte de Amsterdamse jeugd rijp voor Provo. Hij voerde een nieuwe vorm van straatactiviteiten in, de ‘happening’, plus een symboliek en woordenschat waarvan Provo gebruikmaakte”. Jasper Grootveld kwam in actie na rapporten over het feit dat roken kanker kon veroorzaken. Hij kalkte een grote K op de sigarettenreclames die aan de Publexzuilen hingen. Publex spande een rechtszaak aan en Grootveld moest eind december 1961 voor zestig dagen de cel in. Daarna begon hij te ‘preken’ in een op sloop wachtend onderstuk in de Korte Leidsedwarsstraat. Deze tempel brandde in 1962 uit door toedoen van Grootveld zelf. Grootveld riep Amsterdam uit tot magisch centrum met als symbool een appel (de grachtengordel) met een steeltje (de Amstel) en een stip in het midden (het Spui). Daar stond het Lieverdje, een beeldje van Carel Kneulmans dat voor een groot deel was gefinancierd door een sigarettenfabriek. Een ideale plaats voor de ‘happenings’ die steeds meer publiek en meppende politieagenten aantrokken. “Klaas komt”, riep Grootveld; de omstanders juichten hartstochtelijk.
Roel van Duyn: “Er gebeurde iets creatiefs als Jasper in een pseudo-religieuze verkleding zijn preken hield, het was volslagen vrij van het gevestigde maatschappelijke leven waarin Amsterdam toen als in plusfours gekleed ging”, schreef hij in zijn boek Provo. Van Duyn wilde een anarchistisch tijdschrift oprichten. Hij vond medestanders. Bij het Lieverdje deelden ze pamfletten uit. Het eerste Provonummer verscheen op 12 juli 1965: een heruitgave van De Practische Anarchist uit begin 1900. Naast een oproep tot strijd bevatte het een sterk verouderd overzicht van recepten voor explosieven. In elk nummer zat een klappertje met het verzoek dat te laten ontploffen. Justitie greep onmiddellijk in en hield de medewerkers van het blad twee dagen vast op het bureau Leidseplein.

Jasper Grootveld tijdens een 'happening' bij het Lieverdje op het Spui.

Door de acties bij het Lieverdje, de affiches, plakkaten, ludieke acties en het tijdschrift kregen de provo’s steeds meer aandacht. Met verbazingwekkend succes provoceerden zij het gezag dat antwoordde met de wapenstok. Richter Roegholt schreef in Amsterdam na 1900: “ Zij wilden au sérieux genomen worden door de autoriteiten die zij zelf niet au sérieux namen. Provo nam er geen genoegen mee een hoofdstuk aan de geschiedenis van de bohème toe te voegen. Het wilde geen randverschijnsel blijven, maar de kern raken.” Koosje Koster werd gearresteerd toen zij krenten uitdeelde als verwijzing naar de brieven van de apostel Paulus aan de Korintiërs over de liefde. Bij het Lieverdje verfden de provo’s fietsen wit als teken dat die voor algemeen gebruik bestemd waren. De politieman, ook wel ‘kip’ genoemd, moest een soort sociaal werker worden en onder andere appeltjes van oranje uitdelen. Echte en namaakkippen die provo’s aan oprukkende agenten overhandigden, ontstelden de ordehandhavers. Als een demonstratie met spandoeken verboden werd, verscheen een stoet provo’s op straat met een wit laken. De mooiste kans tot provoceren bood het huwelijk van prinses Beatrix en Claus van Amsberg. De regering had geëist dat het in Amsterdam zou gebeuren, het stadsbestuur, dat rellen voorzag, was daar tegen. Den Haag won. De rookbommen die de provo’s op 10 maart 1966 bij het voorbijrijden van de koets in de Raadhuisstraat ontstaken, haalden internationaal het nieuws. Roel van Duyn: “Als Claus niet als een Klaas gekomen was hadden we hem zelf moeten verzinnen”.
Een week na het huwelijk vond bij uitgeverij Polak en Van Gennep een foto-expositie plaats over het politiegeweld bij het huwelijk. Kort nadat Jan Wolkers de tentoonstelling voor geopend had verklaard met de woorden “Ik wil u er voor waarschuwen dat u in gevaar verkeert. U staat met uw rug naar de Amsterdamse politie”, arriveerde op de Prinsengracht politieversterking die op de menigte buiten inhakte. In 1966 haalde Provo één zetel in de gemeenteraad. Op 1 april van dat jaar duwde Hans Tuynman enkele politieagenten een pamflet in handen. Na een langdurige voorlopige hechtenis kreeg hij drie maanden celstraf. Half juli stelden verontruste burgers een advertentie op die begon met de woorden “Wij zijn beledigd in ons rechtsgevoel”. Ze riepen de gezagsdragers op rede en billijkheid te herstellen. Ruim 1100 handtekeningen stonden onder de advertentie in een aantal dagbladen.
Twee jaar na de oprichting hief Provo zich op. Het arsenaal ludieke ideeën was kennelijk leeg.

Het politieoptreden was inmiddels een steeds groter probleem voor het stadsbestuur geworden. Op 13 juni 1965 demonstreerden bouwvakkers tegen het niet verzilveren van vakantiebonnen. De politie trad weer hard op; een bouwvakker overleed aan een hartaanval. De volgende dag tegen half tien trokken bouwvakkers naar het J.D. Meijerplein. Ongeveer honderd van hen gingen hun eigen weg en bestormden het Telegraafgebouw. De politie kwam pas drie kwartier later in actie. Op het stadhuis vergaderde de hoofdcommissaris met de burgemeester. Commissaris Molenkamp belde herhaaldelijk naar het stadhuis maar kreeg zijn bazen niet aan de lijn. ’s Middags en ’s avonds braken in de binnenstad hevige gevechten uit. De ministers Smallenbroek en Samkalden gingen naar Amsterdam om het gezag te herstellen. De stad kreeg bijstand van 1400 man rijkspolitie en marechaussee. Een maand later volgde ontslag voor de hoofdcommissaris. In augustus ging het weer mis: een anti-Vietnamdemonstratie liep uit de hand. De commissie-Enschedé kreeg van de regering de opdracht om te onderzoeken waardoor het steeds mis ging bij de politie. Het rapport leidde tot het ontslag van burgemeester Van Hall die werd opgevolgd door Ivo Samkalden.

Acties tegen de stadsvernieuwing

Het stadhuis werkte aan de toekomstige stad. De Bethaniënbuurt en de Jordaan moesten buurten met veel groen worden; de Bakkersstraat zou verbreed worden, de Nieuwmarktbuurt zou een vierbaans snelweg krijgen en grote kantoren. Voor de metro en het stadhuis dat door de Weense architect Holzbauer was ontworpen, moesten woningen worden gesloopt. Aan ‘reconstructies’ van de negentiende-eeuwse wijken en het Bickerseiland werd gedacht. Het Barlaeusgymnasium moest de binnenstad uit. Het verzet groeide. Het stadsbestuur voelde nattigheid. Het Gemeentelijk Jaarverslag 1967 wees erop dat het stadsbestuur voor een open oor moest zorgen en het klopte zich fier op de borst met de volgende zin: “Tegenwoordig geeft de stedelijke overheid meer medewerking dan ooit aan enkelingen en groepen die zich vrij willen uiten”.
Dat Amsterdammers zich intens met de stad wilden bemoeien was tussen 1962 en 1966 duidelijk geworden met de protesten tegen de bouw van de ABN-Amrobank aan de Vijzelstraat. De raad keurde het plan in 1966 goed. Een paar dagen voor het raadsdebat in december 1966 vond in Krasnapolsky een ‘teach in’ plaats. De schreeuwende en joelende zaal zat vol tegenstanders van het bouwplan. “Een levende stad gaat naar de knoppen, maar de hoeders van onze stad schijnen het niet erg te vinden”, riep Wiek Röling; de zaal juichte hem toe alsof hij een belangrijk doelpunt in de wereldcupfinale had gemaakt. De werkgroep Amsterdaad, met als stuwende kracht Geurt Brinkgreve, startte een handtekeningenactie tegen het binnenstadsbeleid en kon eind december 1967 het gemeentebestuur 110.000 handtekeningen overhandigen. Daarna begon het verzet tegen het grootschalig denken van het stadsbestuur pas goed. 1969 was een rumoerig jaar: de bezetting en ontruiming door de politie van het Maagdenhuis, de bezetting van de Nachtwachtzaal van het Rijksmuseum door 150 kunstenaars, acties van de Notenkraker in het Concertgebouw en de actiegroep Tomaat in de Stadsschouwburg. In 1969 stond in het Stedelijk Jaarverslag weer een reactie op de activiteiten van actiecomités:
“Het valt te betreuren dat actiegroepen soms een teveel aan emotie en een tekort aan overdachte oplossingen voor de door haar gesignaleerde problemen vertonen. Meer gemeentelijke hulp in de vorm van informatie is dan ook geboden wil men komen tot bruikbare alternatieven”.

In december 1969 kregen de Amsterdammers een kerstboodschap van Beatle John Lennon en zijn vrouw Yoko Ono: “War is over if you want it”. De tekst hing onder andere op de vele kiosken die in 1969 waren dichtgetimmerd.
In Carré genoot het publiek van de 32-ste Snip- en Snaprevue. In de huizen werd gekookt op het aardgas dat de stad had gekregen. De jaren zestig waren voorbij. Geert Mak schrijft in zijn Kleine geschiedenis van Amsterdam: “Ze schudden de vooroorlogse denkwereld van zich af en stelden zich open voor nieuwe perspectieven”.

Frans Heddema

(Uit: Binnenstad 236, oktober 2009)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.