Villa Heineken | Prinsengracht hoek Utrechtsestraat | Bungehuis in de Spuistraat |
Het bureau van vader Van Gendt en zijn beide zoons was decennia lang het meest productieve architectenbureau van Amsterdam. Het gold als een eer om bij Van Gendt als leerling te worden aangenomen. Toch heeft dit zakelijke succes niet geleid tot architectuurhistorische roem. Creatieve geesten zoals P.J.H. Cuypers, K.P.C. de Bazel, H.P. Berlage en W. Kromhout worden door historici van groter belang geacht. Zij bouwden niet alleen, maar deden ook aan theorievorming met lezingen en publicaties in tijdschriften. De geschiedenis van de architectuur wordt nog steeds gedomineerd door het idee dat architecten alleen interessant zijn wanneer ze nieuwe gedachten over de bouwkunst introduceren. Dit geeft, zoals de rubriek Amsterdam 1900 probeert duidelijk te maken, een sterk vertekend beeld van de historische realiteit in de bouwwereld. Steden worden niet gebouwd door beroemde architecten. Steden worden gebouwd door bescheiden ontwerpers die hun opdrachtgever waar voor zijn geld willen geven, terwijl de hooggestemde idealen van de bouwkunst op de tweede plaats komen.
Van Gendt senior heeft veel gebouwd, maar zijn beroemdste gebouw is ongetwijfeld het
Amsterdamse Concertgebouw uit 1883. De architectuur is niet hemelbestormend, maar de
opdrachtgevers werden op hun wenken bediend. De architect bouwde een concertzaal die
wordt beschouwd als een akoestisch wereldwonder. A.L. van Gendt was van origine
spoorwegingenieur, zo ontstond zijn eerste werk in Amsterdam, het viaduct bij de
Haarlemmerhouttuinen, tegenwoordig bekend als ‘Onder de bogen’. In 1874 vestigde hij zijn
eigen bureau in Amsterdam. Aanvankelijk bouwde het bureau nog veel deftige huizen buiten
de stad, met name in het Gooi, maar gaandeweg werd de klemtoon verlegd naar Amsterdam.
Een opmerkelijk wapenfeit uit 1874 was het enorme complex volkswoningen voor de
Woningmaatschappij rond de Nieuwe Oostenburgerstraat. De volkswoningbouw, toen nog
pionierswerk, had natuurlijk weinig of geen zakelijke betekenis voor het bureau, maar
klaarblijkelijk beschouwde de nog jeugdige architect dit als een interessante opgave. Enkele
jaren later bouwde hij voor de Vereeniging tot ondersteuning van minvermogenden een aantal
minimumwoningen in de Jordaan: Boomstraat 54-56.
Begin jaren tachtig, toen Van Gendt werkte aan het Concertgebouw, ontwierp hij ook de
befaamde winkelgalerij bij het Paleis voor Volksvlijt, op het Frederiksplein. Het paleis is
afgebrand in 1929 en de winkelgalerij werd in 1961 gesloopt om plaats te maken voor de
Nederlandse Bank. Zo is een uniek ensemble verloren gegaan. De winkelgalerij had een voor
Amsterdam ongekende allure en was als stedenbouwkundig gegeven een unicum. Ook
architectuurhistorisch kan gesproken worden van een belangrijk ontwerp. A. Jacot, eerder
behandeld in Amsterdam 1900 als een toonaangevend ontwerper van winkelgebouwen, was
toen in de leer bij Van Gendt en leverde een bijdrage aan de galerij als opzichter en tekenaar.
A.W. Weissman, de latere gemeentearchitect, werkte in die jaren eveneens bij het bureau en
trad op als hoofdopzichter bij de bouw. Het was een prachtig complex met een fraaie
binnentuin, een negentiende-eeuwse versie van de ‘Jardin du Palais Royal’ in Parijs.
Net als zijn minder beroemde leeftijdgenoten bouwde de oude heer Van Gendt ook veel
traditionele Amsterdamse woonhuizen, soms met een winkel. Dit is architectuur die zich
nauwelijks onderscheidt van huizen die al eeuwen oud waren. Alleen de detaillering verraadt
dat het werk uit de negentiende eeuw betreft. Binnenkant 19, 20 en 23 zijn karakteristieke
voorbeelden. Nummer 23 was een verbouwing, waarbij de structuur van het zeventiende-
eeuwse huis, bouwmuren, balklagen en kapconstructie, zoals zo vaak gebeurde geheel
behouden is gebleven. Alleen de voorgevel en de interieurs dateren uit 1886. Dit geldt
vermoedelijk ook voor beide andere huisnummers die twee jaar eerder werden
gemoderniseerd. Andere voorbeelden zijn De Ruijterkade 125, een kantoorgebouw uit 1892,
Hartenstraat 24, een gangbaar woon/winkelhuis, Keizersgracht 412, een deftig grachtenhuis
uit 1881, Leidsegracht 18 uit 1884 en Leliegracht 48 uit 1880. De villa Heineken, Tweede
Weteringplantsoen 21, gebouwd in 1890, is in feite een hoekhuis, maar de ontwerper heeft al
het mogelijke gedaan om de suggestie te wekken van een vrijstaand landhuis. Het was een
ambitieus ontwerp, net als het kantoorgebouw Nieuwezijds Voorburgwal 162-170 uit 1888. In
de loop van de jaren negentig heeft A.L. van Gendt zijn beide zoons de ruimte geboden om
naar een andere stijl te zoeken. Een van de laatste ontwerpen van het bureau in de
neorenaissance stijl was de hoek Prinsengracht 450 - Leidsestraat 81 uit 1896, een
onopvallend en door en door conventioneel gebouw.
Het is niet moeilijk om de invloed van J.G. en A.D.N. van Gendt te herkennen wanneer hun
vader terugtreedt in het bureau. De neorenaissance raakte uit de mode als bouwstijl en zij
zochten naar iets nieuws. Architectuurhistorici hebben de Beurs van Berlage achteraf tot
mijlpaal verklaard, het begin van de moderne architectuur, maar gedurende het decennium dat
vooraf ging aan de opening van de Beurs in 1903 heerste vooral grote stilistische verwarring.
Ook Berlage zelf wist het nog niet precies. Kromhout bouwde rond 1900 het American Hotel
op de hoek van de Leidsekade en het Leidseplein, ook een erg modern gebouw. De broers
Van Gendt moesten zich als ontwerpers manifesteren in dit architectuurhistorisch zo
turbulente tijdperk.
Aanvankelijk leek het alsof er sprake was van een nieuw en consistent stilistisch beleid bij het
bureau. Keizersgracht 802 vormde in 1895 een keerpunt waar de bijdrage van de zoons
zichtbaar werd. De winkelgalerij aan de Raadhuisstraat uit 1898 kan zeker beschouwd worden
als een nieuw begin. Stilistisch is dit werk moeilijk te duiden, maar het doet toch denken aan
het helaas later verbouwde ontwerp uit 1895 van Berlage voor ‘De Nederlanden van 1845’
aan het Muntplein. Dit geldt in nog sterkere mate voor de hoek Prinsengracht 808 -
Utrechtsestraat 119, voltooid in 1907. Vergelijkbare ontwerpen zijn Prinsengracht 707 -
Leidsestraat 80, uit 1899, en Herengracht 358, gedateerd 1904. Een nakomeling uit deze reeks
was Prinsenstraat 17, een apotheek met bovenwoning die in 1910 gereed kwam.
Deze laten we zeggen wat frivole vorm van het Berlagiaanse baksteenrationalisme werd echter
na 1900 afgewisseld met ontwerpen die meer en meer een historiserend karakter kregen.
Waarschijnlijk speelden de wensen van de opdrachtgever daarbij een belangrijke rol. Een van
de vroegste en meest merkwaardige voorbeelden is Rokin 36 uit 1905, een geheel vrije
interpretatie van het traditionele Amsterdamse woonhuis. Ook het kantoorgebouw op de hoek
van de Peperstraat en Prins Hendrikkade 159, voltooid in 1903, had al traditionele trekjes. In
1911 realiseerde het bureau een vergelijkbaar ontwerp, op de hoek van het Koningsplein en de
Reguliersdwarsstraat. Van een consistent stilistisch beleid was toen evident geen sprake meer.
Enkele jaren later verrees Rokin 92-96, met de befaamde tabakswinkel Hajenius, een ontwerp
dat de Engelsen stilistisch zouden kenschetsen als ‘Edwardian’. Het puntgave interieur van de
winkel mag een wonder genoemd worden. Om de verwarring compleet te maken bouwde het
bureau in 1909 ook Keizersgracht 517A, dat sterk afwijkt van al het andere werk.
J.G. van Gendt trok zich in 1914 om gezondheidsredenen terug als partner in het bureau. Zijn
broer A.D.N. heeft daarna nog enkele grote kantoorgebouwen aan de Herengracht gebouwd.
Nummer 206-214 is voorzien van een soort pilastergevel met classicistische detaillering,
nummer 260-266 heeft ook een classicistisch karakter, maar anders. Beide ontwerpen dateren
uit de late jaren twintig en getuigen vooral van de uiterst conservatieve smaak van de
opdrachtgevers. Herengracht 286, ook een kantoorgebouw, was wat moderner, met een
pilastergevel met Amsterdamse School-detaillering uit 1920. A.D.N. van Gendt overleed in
1932, toen het Bungehuis in aanbouw was. Waarschijnlijk was dit een ontwerp van zijn
medewerker W.J. Klok, maar dit uitgesproken moderne kantoorgebouw past ook goed in het
wonderlijk gemêleerde oeuvre van de jongste Van Gendt.
Niemand in Amsterdam kon beter moderne kantoorgebouwen ontwerpen dan A.D.N. van
Gendt. Dat was geen geheim voor de directieleden van toonaangevende bedrijven, de
opdrachtgevers voor dergelijke gebouwen. Van Gendt was daarbij bereid om de stilistische
wensen van zijn opdrachtgevers te aanvaarden. Klaarblijkelijk interesseerde dat probleem hem
niet in hoge mate. Hij was zelfs bereid om samen te werken met architecten die bijna
revolutionaire ideeën hadden over de bouwkunst. J.M. van der Mey, M. de Klerk en P.L.
Kramer zijn beroemd geworden met het Scheepvaarthuis (1913-1916) aan de Prins
Hendrikkade, het eerste meesterwerk van de Amsterdamse School. Maar de essentie van dit
kantoorgebouw, de plattegronden, het trappenhuis en het betonskelet, was ontworpen door
Van Gendt. Zelfs het enorme bankgebouw aan de Vijzelstraat dat nu ‘De Bazel’ wordt
genoemd, moet eigenlijk toegeschreven worden aan Van Gendt. K.P.C. de Bazel heeft de
gevel ontworpen, en de detaillering van de interieurs. Ook in dit geval heeft Van Gendt echter
de grondslagen gelegd voor het ontwerp, met een betonconstructie en een geavanceerde visie
op de plattegrond van grote kantoorgebouwen.
Vincent van Rossem
(Uit: Binnenstad 234, juni 2009)
Vorige aflevering: E. Breman (1859-1926) (Binnenstad 233)
Volgende aflevering: Harry Elte Phzn. (1880-1944) (Binnenstad 235)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.