Visie op de modernisering van de Monumentenzorg

Een lust, geen last

Afgelopen najaar publiceerde de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zijn visie op de monumentenzorg en de vernieuwingen en aanpassingen, die daarbinnen zouden moeten plaatsvinden. Deze modernisering van de monumentenwet vloeit enigszins voort uit de Monumentenwet van 1988. Bij de toenmalige wetswijzigingen was al voorzien dat er een evaluatie moest plaatsvinden. Daar is het nooit van gekomen, in de plaats daarvan gaat de monumentenwet meteen op de schop.
Minister Plasterk: ongebreidelde vernieuwingsdrang

Het zijn overigens niet de monumentenorganisaties die op deze voorgenomen modernisering hebben aangedrongen, maar vooral de openbare bestuurslichamen die met monumentenzorg zijn belast. Bij hen bestond de behoefte de enorme rompslomp en regeldruk, die de uitvoering van de bestaande wet met zich meebracht, terug te dringen. Vooruitlopend op de modernisering zijn per 1 januari al een aantal wetswijzigingen van kracht gegaan die de uitvoering van de wet moeten extensiveren. Het ministerie toont zich erg tevreden met wat al is bereikt op het gebied van bescherming, maar ziet in dat het geen zin meer heeft de lijsten uit te breiden. Monumenten zouden voortaan gezien moeten worden in samenhang met de inrichting van het landschap en worden ingezet in de strijd tegen de ‘verrommeling’ hiervan. De idealen zijn hooggestemd. Daarbij wil het ministerie interactief opereren, in samenspraak met het veld, waardoor de modernisering zeker niet voor 2011 van kracht zal worden.

Om draagkracht voor deze modernisering te mobiliseren en de bestaande situatie en nieuwe mogelijkheden tegen het licht te houden hebben vijf commissies, samengesteld uit vertegenwoordigers van zowel ambtelijke als particuliere monumentenzorgorganisaties en belangenverenigingen, zich elk over een thema gebogen en vorige zomer verslag gedaan van hun bevindingen en ideeën. Deze thema’s betroffen de Kwaliteitszorg, de Ruimtelijke Ordening, het Instrumentarium, de Bestuurlijke Verhoudingen en de Financiën. Alle commissies kwamen met lange lijsten van aanbevelingen, maar lang niet altijd met pasklare antwoorden. Zij wezen ook op allerlei mogelijkheden die nog nader onderzocht zouden moeten worden. Een van de ernstigste tekortkomingen in de huidige monumentenzorg is het gebrek aan cultureel besef en deskundigheid bij een groot aantal middelgrote en kleinere gemeenten, zoals herhaaldelijk te lezen valt in de rapporten van de commissies. Zo klinken er in de rapporten van de commissies tal van ernstige zorgen door, maar daarvan is in de visie van minister Plasterk, die een ongebreidelde vernieuwingsdrang uitstraalt, niet veel meer te merken. De modernisering doet zich voor als een groot feest. In het nieuwe stelsel krijgt monumentenzorg een plaats in de Ruimtelijke Ordening en op zich is dat goed, omdat deze dan niet langer een sluitpost is bij de ontwikkeling van een gebied. Ook heeft de minister vermoedelijk alle monumentenzorgers mee als hij monumenten niet langer wil zien als afzonderlijke objecten, maar wil beschouwen in het licht van een gebiedsgerichte aanpak. Het stimuleren van herbestemming, meer participatie van burgers, betere kennisoverdracht en kennisontwikkeling, wie kan daar tegen zijn?
Zo staat de visie vol goede voornemens en goede bedoelingen, maar de weg waarlangs de minister deze doelen denkt te bereiken, blijkt bij nadere beschouwing toch wel de nodige valkuilen te bevatten.

Beschermde stads- en dorpsgezichten verdwijnen

Heel mooi lijkt de wens van de minister om de beschermde objecten in het licht van een gebiedsgerichte benadering in samenhang te willen zien. Hiertoe wil hij de bescherming van de monumenten in de toekomst meer en meer regelen via de ruimtelijke ordening en bestemmingsplannen, met de bedoeling de objectgerichte bescherming via de monumentenwet, de sectorale bescherming, langzaamaan te laten vervallen. Die wet Ruimtelijke Ordening biedt voor de monumentenzorg inderdaad kansen. Voor de natuur en het milieu worden deze mogelijkheden al langer benut met positieve gevolgen. Het meest effectieve instrument voor de bescherming van de natuur en het milieu, de toetsing op de effecten van de voorgenomen plannen, is voor cultuurhistorische waarden echter niet voorzien. In de praktijk kunnen in bestemmingsplannen dus wel cultuurhistorische waarden worden vastgesteld en aangeprezen, maar de omgang daarmee zal, zoals het zich nu laat aanzien, nagenoeg vrijblijvend zijn. Het op termijn laten vervallen van de sectorale bescherming, kortom de bescherming door middel van monumentenlijsten, lijkt hoe dan ook geen goed idee, omdat dit instrument in de praktijk zijn verdienste toch wel heeft bewezen. Daarbij voorziet de sectorale monumentenwet al vanaf de invoering van de wet in 1961 over de mogelijkheid beschermde stads- en dorpsgezichten aan te wijzen. Met een dergelijke beschermingsconstructie was Nederland de eerste in de wereld. Deze biedt voldoende mogelijkheden om de gebiedsgerichte bescherming gestalte te geven. Nu worden in beschermde stads- en dorpsgezichten vrijwel uitsluitend de rooilijnen en de goothoogten beschermd, maar gemeenten als Nijmegen hebben de mogelijkheden langs deze weg al verruimd door binnen dit geheel behalve specifieke objecten in de vorm van monumenten, ook specifieke elementen als beschermd aan te wijzen. Zo kan daar een beeldbepalend balkon of een erker afzonderlijk worden aangewezen, zonder dat het pand als geheel op de monumentenlijst staat. De mogelijkheden van de huidige monumentenwet lenen zich uitstekend voor dit soort verruimingen van het instrumentarium. Waarom dan het kind met het badwater weggooien?

Verder valt op dat de minister meteen al soepeler wil omspringen met monumentenlijsten. Het moet makkelijker worden deze aan te passen. De minister laat door de beperkende maatregelen, die hij de afgelopen jaren heeft genomen bij het aanwijzen van monumenten, merken dat hij het vooral makkelijker wil maken monumenten van de lijst af te voeren. Door bestemmingsplannen kunnen eventueel wel cultuurhistorisch belangrijke gebouwen bewaard blijven zonder dat ze op een monumentenlijst staan, maar die bescherming is, zoals gezegd, vrijblijvend. In de planvorming kunnen deze gebouwen ook zonder meer weer van de kaart worden geveegd.

Voorbescherming vervalt

De Monumentenwet beschikte ooit over een buitengewoon doeltreffend instrument, doorgaans aangeduid als de voorbescherming. Als een burger of een organisatie een object voordroeg als monument, ging daar voor de sloopvergunning een schorsende werking van uit. Aan dit artikel 3 hebben we het voortbestaan van honderden belangwekkende monumenten te danken. In de plaats van dit artikel komt een nieuwe regeling, die van de ‘time-out’. De zwakke schakel in deze regeling is echter dat deze ‘time-out’ alleen door de gemeente kan worden ingesteld, dezelfde rechtspersoon die de sloopvergunningen afgeeft. In het veelvoorkomende geval dat juist de gemeente de sloop van een cultuurhistorisch belangrijk object initieert, biedt deze regeling geen enkel uitzicht.

De minister wil de burger weer meer bij de monumentenzorg betrekken en er veel moeite voor doen hen warm te maken voor hun omgeving. Ook daarvan valt maar te bezien wat ervan terechtkomt. Voorlopig zijn de mogelijkheden van de burger om zelf objecten als rijksmonument voor te dragen sterk beknot. Weliswaar krijgt de burger mogelijkheden zijn stem te laten horen middels visies die hij mag indienen, maar het is niet onwaarschijnlijk dat overheden zich daar in de praktijk niet veel van aantrekken.

Kortom, de verslagen van de commissies en ook de visie van de minister bevatten een boel prachtige ideeën, maar het is nog afwachten hoe dat allemaal uitgewerkt gaat worden. Eén ding staat wel vast: het budget voor de bescherming van ons erfgoed zal geen cent hoger worden. Mogelijkheden om cultuurluwe gemeenten op het punt van monumentenzorg bij te sturen bestaan nu niet en worden ook niet aangekondigd. Op de twee punten waar het echt op aankomt in de monumentenzorg, deskundigheid en geld, dient zich feitelijk nog geen verbetering aan.

Gerrit Vermeer

(Uit: Binnenstad 233, maart 2009)

[Monumentenwet 1988] (Integrale tekst op de website van de overheid)
[Modernisering Monumentenzorg] (Website Ministerie van OCW)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.