In Amsterdam werd de gesloten attiek vaak met balusters en vazen versierd. Ook werden in de gebeeldhouwde middenpanelen, als teken van rijkdom en grandeur, veel familiewapens, jaartallen en teksten opgenomen.
Boven het zuiderportaal dat in 1516 voor de hoofdingang van de Oude Kerk werd gebouwd,
is een zeldzaam fries met wapenschilden in laatgotische stijl aangebracht (foto 1); links het
wapen van keizer Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519) en rechts het wapen van Philips de
Schone (1478-1506). Een echte renaissancekroonlijst met daarboven een balustrade als
luchtige attiek werd gemaakt voor de Waag op de Dam (1563). Deze kroonlijst en balustrade
waren gelijk aan die van de Oudekerkstoren, die in 1565 door Joost Jansz Bilhamer werd
verhoogd, maar in 1738 en 1861 werd gewijzigd. De eerste kroonlijstgevel met attiek in
Amsterdam werd door architect Jacob van Campen ontworpen voor de Keizersgracht 177
(1630) (afb. 1). Deze attiek is helaas later gewijzigd. Philips Vingboons ontwierp in 1639 voor
het huis Huydekoper aan Singel 548 een gevel met een balustradeattiek (afb. 2).
In de laatste dertig jaar van de zeventiende eeuw worden balustrades vaak uitgevoerd met een
dicht halfrond terugliggend middengedeelte. Voorbeelden hiervan zijn Keizersgracht 672-674
uit 1671, Amstel 216 van architect Adriaan Dortsman, eveneens uit 1671 (tek.1), en de
Portugese Synagoge van Daniël Stalpaert en Elias Bouman uit 1671-1675 (foto 2).
In de achttiende eeuw worden de lijstgevels nog steeds met balustradeattieken uitgevoerd. Herengracht 480 is een voorbeeld van een attiek in Lodewijk XIV-stijl uit het eerste kwart achttiende eeuw (foto 3). In deze periode wordt het middengedeelte steeds rijker versierd en groter uitgevoerd. Vanaf het begin van de achttiende eeuw worden voor lijstgevels niet alleen balustradeattieken, maar ook geveltoppen met beeldengroepen als attiek ontworpen. Prins Hendrikkade 133 uit 1727 is hier een goed voorbeeld hiervan (foto 4). In het rijk geïllustreerde boek van Pieter Fischer over de beeldhouwers en stuckunstenaars in het Amsterdam van de achttiende eeuw, Ignatius en Jan van Logteren, zijn veel gebeeldhouwde attieken te vinden, denk bijvoorbeeld aan Huis de Hoop, Keizersgracht 209, uit 1734 (tek. 2) en Oudezijds Voorburgwal 237 uit 1736 door Jan van Logteren (foto 5). In de loop van de tijd verandert de balustervorm – zie tek. 3 voor een overzicht van de balustertypen. In de zeventiende eeuw werden ronde kruik/flesbalusters toegepast, ook wel omgekeerde vaasbaluster genoemd, en – iets later – buikvaasbalusters, in het begin van de achttiende eeuw een platte gesneden lierbaluster in Lodewijk XIV-stijl; in de periode 1740-1770: alternerende fles- en vaasbalusters en gesneden S-balusters in Lodewijk XV-stijl, en in de laatste drie decennia van de achttiende eeuw tuinvaasbalusters in Lodewijk XVI-stijl, zie bijvoorbeeld Herengracht 164 uit 1750-1775. In de negentiende eeuw tenslotte werd vaak een dubbele vaasbaluster toegepast.
In de hele achttiende eeuw werden op grachtenhuizen topgevelattieken aangebracht als teken van rijkdom en grandeur. Ook de zeilschepen waarmee de rijkdom werd verkregen werden soms in de topgevelattiek afgebeeld, zie bijvoorbeeld het pand Rembrandtplein 20 in Lodewijk XV-stijl (foto 6). Rond 1800 zien we in verband met de verdwenen welvaart de eenvoudige empire balustradeattiek met ronde vaasbalusters weer terugkeren, bijvoorbeeld bij Keizersgracht 743 (tek. 4).
In de empireperiode in het begin van de negentiende eeuw werden voor de attiek weer dichte panelen toegepast, zie Herengracht 460 uit 1803 (tek. 5). Nu wordt echter alleen in het middendeel een paneel met balusters aangebracht. Zelfs bij het monumentale neoclassicistische gebouw van het (huidige) paleis van Justitie, Prinsengracht 436 van J. de Greef uit 1825, is alleen het hoofdgestel voorzien van balusterpanelen. In de loop van de negentiende eeuw worden attieken steeds meer met dichte panelen, en soms zelfs als één paneel, vervaardigd. Passeerdersgracht 19 uit 1850 is hier een voorbeeld van. In 1862 ontwierp architect P.J. Hamer nog huizen met een doorgaande stenen attiek met flauw hellende top, een combinatie van attiek en fronton, zoals voor het complex op de hoek van de Westerstraat 235-245 en de Lijnbaangracht 63-65 (tek. 6). Onder invloed van de neostijlen en het langzamerhand verdwijnen van het Neoclassicisme verdwijnt ook de attiek uit het stadsbeeld. In de twintigste eeuw ontstonden echter wel nog enkele voorbeelden van in ‘zeventiende-eeuwse stijl’ ontworpen gebouwen met attiek, zie Keizersgracht 105, het nieuwe AVRO-gebouw van architect F.A. Warners (1942). Een ander fraai voorbeeld hiervan is Herengracht 206-214 uit 1917-1918 van Gebr. Van Gendt A.L. zn. Het beeldhouwwerk van dit pand werd ontworpen en uitgevoerd door Joh. Schreuder (foto 7).
Theo Rouwhorst
Literatuur:
J.G. Wattjes en F.A. Warners, Amsterdams Bouwkunst en Stadsschoon, Amsterdam 1943.
I.H. van Eeghen, Amsterdams Grachtenboekje, Amsterdam 1963.
H.J. Zantkuijl, Bouwen in Amsterdam, Amsterdam 1993.
R. Meischke e.a., Huizen in Nederland, Amsterdam/Zwolle 1995.
H. Janse, De Oude Kerk te Amsterdam, Zwolle 2004.
P.M. Fischer, Ignatius en Jan van Logteren, Alphen aan de Rijn 2005.
Vorige aflevering: XVI. Hijsbalken (Binnenstad 228/229)
Volgende aflevering: XVIII. Balkons (Binnenstad 233)
[Oog voor detail - alle artikelen]
(Uit: Binnenstad 232, januari 2009)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.