Els Agtsteribbe heet alle aanwezigen welkom, met name Esther Agricola, directeur van het Bureau Monumenten en Archeologie, die vanavond is uitgenodigd omdat de VVAB als betrokken partij is gevraagd om de intentieverklaring voor het Unescodossier te ondertekenen. Zij opent de vergadering en geeft het woord aan Walther Schoonenberg, die een inleiding zal geven over de nominatie van Amsterdam voor de Werelderfgoedlijst.
UNESCO gebied binnenstad Amsterdam rood: beschermd stadsgezicht en bufferzone, geel: grens kernzone |
Onze vereniging pleit al jaren voor aanwijzing van de binnenstad voor de Werelderfgoedlijst,
maar om hiervoor in aanmerking te komen dient de stad aan een aantal criteria te voldoen.
Behalve dat het erfgoed van 'outstanding universal value' en 'voor alle volkeren van de hele wereld' 'priceless and irreplaceable' moet zijn, dient conservatie uitgangspunt te zijn van het gemeentelijke beleid. Een van de voorwaarden is dat het gebied van Rijkswege is beschermd.
Nadat in 1988 de Monumentenwet was aangepast, kreeg de Amsterdamse binnenstad in 1999
de status van beschermd stadsgezicht in het kader van de Monumentenwet. Nederland was
een van de laatste landen die het Unescoverdrag tekenden. Van 2003 tot 2008 kon Nederland
geen aanvragen indienen, omdat het deel uitmaakte van het Unesco-aanwijzingscomité waardoor de nominatie van Amsterdam vier jaar lang vertraging opliep. Als alles nu echter
goed verloopt, wordt de stad in 2010 op de Werelderfgoedlijst geplaatst.
Zowel het zogenaamde 'kerngebied' als de 'bufferzone' van het Unescogebied liggen binnen het beschermd stadsgezicht. De VVAB had liever gewild dat de bufferzone buiten de
binnenstad zou liggen, wat bijvoorbeeld extra bescherming tegen hoogbouw nabij het centrum
zou betekenen, maar deze wens leek onhaalbaar. De bescherming van de bufferzone dient
namelijk aan dezelfde voorwaarden te voldoen als die van het kerngebied en hiervoor zouden
uitgebreide onderhandelingen met de omringende stadsdelen nodig zijn, wat nog eens jaren in
beslag zou nemen. Dit is dus toch wel een goede oplossing.
In Nederland hebben o.m. Kinderdijk, Schokland, De Beemster, het Rietveld-Schröderhuis en
de Stelling van Amsterdam een plaats op de Unescolijst gekregen. Aangezien er al veel
Westeuropese stadskernen op de lijst staan, zijn er goede argumenten nodig om in dit late
stadium nog voor aanwijzing in aanmerking te komen. Recentelijk is voornamelijk erfgoed uit
de derde wereld aangewezen, zoals Kazachstan, Tel Aviv en Timboektoe.
De zogenaamde waarderingskaart toont aan dat de binnenstad van Amsterdam een zeer gave
historische stadskern bezit, maar afgezien van het feit dat de bebouwing redelijk goed
bewaard is gebleven, is vooral de structuur van de grachtengordel bijzonder. De zeventiende-
eeuwse stadsuitbreiding van Hendrik Staets en Daniël Stalpaert is een voorbeeld van een
'ideale stad', die niet organisch is gegroeid, maar zorgvuldig is gepland. Uitgangspunt van de
monumentenbescherming is altijd geweest dat deze structuur niet werd aangetast. In jaren '50
en '60 zijn er veel plannen ontwikkeld om het stadscentrum beter te ontsluiten, waardoor de
grachtengordel ingrijpend zou veranderen. Hiertegen kwam echter zoveel verzet dat de
plannen geen doorgang konden vinden. Na die tijd zijn vele panden gerestaureerd, waardoor
de binnenstad grotendeels behouden is gebleven.
Het Bureau Monumenten en Archeologie heeft in opdracht van en samen met het stadsdeel-
Centrum een Managementplan opgesteld, waarin het aangeeft hoe de stad aankijkt tegen de
bescherming van het erfgoed en hoe de stad deze bescherming in de toekomst wil
waarborgen. Hierin staat onder meer dat de geplande nieuwbouw op het
Binnengasthuisterrein geen directe gevolgen heeft voor de authenticiteit van dit gebied. De
materiële waarde die volgens het stadsdeel van belang is voor de aanwijzing is in de eerste
plaats de zeventiende-eeuwse stedenbouwkundige structuur. Recent zijn hierbij ook enkele
immateriële waarden betrokken, zoals creativiteit, handelsgeest en vrijheid.
Het stadsdeel benadrukt vooral de promotionele waarde van de aanwijzing (Michelinster). Het
legt de nadruk op authenticiteit in plaats van integriteit. Door hier het accent te leggen, wordt
bijvoorbeeld de eigentijdse nieuwbouw rondom de Haringpakkerstoren gelegitimeerd, terwijl
herbouw van de toren zelf in twijfel wordt getrokken.
Schoonenberg betreurt het enigszins dat de bijzondere wijze waarop men in twintigste eeuw
met het erfgoed uit vorige eeuwen is omgegaan geen onderdeel uitmaakt van het dossier.
Inspecteur Van Houten, die woningen die niet meer aan de Woningwet voldeden liet
herbouwen met gebruik van historische natuursteenelementen, was een soort
monumentenzorger avant la lettre. Na de Tweede Wereldoorlog is dit voorbeeld op
soortgelijke wijze nagevolgd door Stadsherstel. In de grachtengordel werd nieuwbouw vrijwel
altijd aangepast aan de bestaande bebouwing. Alleen dankzij dergelijke initiatieven is de
binnenstad grotendeels behouden gebleven. Voorbeelden van steden op de Werelderfgoedlijst
die uitzonderlijk goed bewaard zijn gebleven zijn Siena en Florence. Brussel staat er ook op,
maar deze stad is in de negentiende eeuw grotendeels herbouwd. Hetzelfde geldt voor
Warschau, dat na de Tweede Wereldoorlog bijna geheel opnieuw werd opgebouwd; het wordt geroemd als een 'outstanding example' van reconstructie. Een ander voorbeeld van reconstructie is (de brug van) Mostar. Reden voor de aanwijzing van deze brug was het idee
dat de verschillende stadsdelen en volkeren (Kroaten en Serven) door die brug werden
verenigd.
Hoe dan ook, aanwijzing van Amsterdam is van groot belang. In de toekomst zou er alleen
een beter managementplan moeten komen.
Els Agtsteribbe vat samen dat er verschillende zwakke punten in het managementplan zijn aan
te wijzen, maar dat het feit dat Amsterdam straks op de Unesco-lijst staat opweegt tegen de
nadelen.
Esther Agricola, directeur van het Bureau Monumenten en Archeologie (BMA), dankt de
VVAB voor haar interesse en deelname aan de discussie. De Unesconominatie is echt een
katalysator om veel zaken explicieter uit te werken dan tot nu toe is gebeurd. Zij is van mening
dat plaatsing op de Unescolijst niet alleen een wassen neus is, maar uiteindelijk betere
bescherming biedt, al was het maar omdat de internationale gemeenschap over onze schouders
meekijkt.
Het managementplan is maar een klein deel van het hele dossier; het geheel is veel
inhoudelijker. Hierin is ondermeer uitgediept wat het beleid door de eeuwen heen aan de stad
heeft toegevoegd. De Unesco is ook oprecht geïnteresseerd in problemen als het BG-terrein en
de hoogbouw bij Overhoeks. Het stadsdeel kan die zaken echter niet mooier maken dan ze
zijn; er wordt gebouwd en verschillende projecten, ook uit het verleden, hebben de fijnmazige
structuur aangetast of belemmeren doorzichten. Het enige wat het managementplan beoogt is
uitleggen hoe dit proces tot stand is gekomen. Een uitgebalanceerd hoogbouwbeleid is er
helaas nog niet, maar het BMA wil graag dat er een betere 'Structuurvisie' komt en in het
dossier is de belofte aan de Unesco opgenomen dat de stad daaraan zal werken.
De Unesco is ook geïnteresseerd in de herbouw van de Haringpakkerstoren. Ze nomineren
echter niet graag steden die 'nep' zijn. Warschau en Mostar zijn steden die geleden hebben
onder oorlogsgeweld, dat is een ander verhaal; Brugge is een uitzonderlijk voorbeeld; daar is
voor het eerst op grote schaal nagedacht over hoe je het verleden kan terugbrengen. De
Unesco weet natuurlijk ook dat historische steden deels uit herbouwde en gereconstrueerde
gebouwen bestaan, maar het gaat erom hoe men daarmee omgaat. BMA heeft geprobeerd dat
in het managementplan zo goed mogelijk te verwoorden.
De planning is dat het definitieve dossier eind januari gereed is. Momenteel wordt het
vertaald. In september/oktober komt dan een internationale delegatie van de Unesco twee
weken naar Amsterdam om rond te kijken en het dossier te vergelijken met wat ze ziet. Er is
echter veel concurrentie; er zijn al veel historische binnensteden aangewezen, maar toch heeft
Amsterdam iets expliciets en unieks te bieden.
Discussie na de pauze
Walther Schoonenberg merkt op dat als de papieren in februari gereed zijn, ze meteen naar
Parijs worden gestuurd. De zogenaamde 'stakeholders', aan wie nu hun handtekening wordt
gevraagd, hebben hun mening nog niet echt kunnen geven. Hij is het echter eens met Herman
Pinkse: de discussie hierover moet zeker worden voortgezet. Tenslotte geeft hij aan dat de
VVAB de laatste vereniging is die de intentieverklaring nog moet tekenen, maar dat zij ook
de enige is die het aan haar leden ter stemming voorlegt. Guido Frankfurther merkt op dat de
intentieverklaring een historisch moment is. Als oud-wethouder Monumenten beveelt hij van
harte aan de intentieverklaring te ondertekenen.
Hierop volgt luid applaus; de intentieverklaring wordt bij acclamatie goedgekeurd en door het
bestuur ondertekend.
[Agenda]
(Uit: Binnenstad 232, januari 2009)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.