Onno Boers altijd op zoek naar geheimen achter gevelstenen

“Ik houd van dat detectivewerk”

Vraag Onno Boers (72) waar de gevelsteen De Verghulde Wan te zien is en hij zal zonder aarzeling antwoorden: Enge Kerksteeg. Stel hem op de proef en noem Oudekerksplein 38 en hij zal meteen antwoorden dat daar De Haas uit 1712 hangt. Het lijkt erop dat alle gevelstenen die hij in zijn boeken heeft beschreven ook in zijn hoofd hangen. Een paar maanden geleden verscheen zijn nieuwste boek De gevelstenen van Amsterdam, alweer zo’n uitgave waarvan je uit de teksten van Onno Boers en de foto’s van Pancras van der Vlist voelt dat hier gevelstenenliefhebbers aan het werk zijn geweest. (Zie: recensie in Binnenstad 226.)

Bij Onno Boers komt er nog iets bij. “Ik houd van detective spelen. Zoeken naar de geheimen achter een steen; uitzoeken of een steen altijd op dezelfde plaats heeft gehangen; uitpluizen wat de afbeelding wil vertellen; nagaan of de afbeelding is geïnspireerd op een tekening of gravure.” Hij houdt niet op voordat hij de antwoorden weet. Speuren doet hij niet alleen in Amsterdam. In welke stad hij ook loopt, altijd zal hij nauwkeurig in de gaten houden of ergens aan een gevel een mooie steen hangt. Onno Boers: “Ik liep eens in Wassenaar en zag daar een ingemetselde gevelsteen van een melkmeisje. Ik dacht meteen: Dat kan niet, die huizen zijn te nieuw voor oude gevelstenen. En die steen was wel degelijk oud.” Onno begon zijn speurwerk en kwam er achter dat de steen in Amsterdam thuishoorde. Hij hangt nu bij de Oudezijds Kolk. Laatst las hij een boek over gevelstenen in Friesland. Bij één afbeelding stond de tekst: herkomst onbekend. “Ik zei meteen: hallo, niets onbekend, die steen komt uit Amsterdam”.
De activiteiten van Onno Boers zijn niet onopgemerkt gebleven. In 2001 kreeg hij samen met restaurateur Hans ’t Mannetje de Stadsbeeldprijs.

Een boekje uit zijn jeugd, waarin Alings gevelstenen beschreef, was het begin van Onno’s gevelstenenliefde. “Ik ging met dat boekje de stad in, liep door de straten, noteerde gevelstenen die er niet in stonden en ik zocht uit wat de historie van de stenen was. Ik merkte dat ik dat leuk vond.”
Het zou niet lang duren voordat Onno in het Gemeentearchief zat met voor zich het boekje van Suasso. “Die man heeft in 1875 met een schetsboek in de hand door de stad gezworven en maakte schetsjes van de gevelstenen die hij aantrof. Later schreef hij er tekstjes bij. Natuurlijk heb ik daar fotokopieën van gemaakt, het is een geweldige schat. Met dat boek kom je erachter dat van de dertien gevelstenen die in 1875 nog in de Warmoesstraat hingen er nu nog maar vier in die straat te zien zijn.”
Niet alleen gevelstenen hadden zijn interesse. Vanaf het eerste nummer van Ons Amsterdam dat zestig jaar geleden verscheen, zoog hij Amsterdamse wetenswaardigheden op. Later zou hij er zelf in schrijven. “Ik ben een echte Amsterdammer. Geboren in de Uiterwaardenstraat. In de zomer stiekem over het hek van het De Mirandabad klimmen en dan onschuldig in het zonnetje liggen. Thuis de heerlijke geur opsnuiven van de verf die mijn vader voor zijn schilderijen gebruikte.” Onno Boers was niet alleen in het De Mirandabad te vinden, maar ook in de Amsterdamse musea. Hij volgde de kunstnijverheidsschool, richting grafische technieken en illustraties. Hij schudt zijn hoofd. “Dat is niets geworden. Ik heb na het afstuderen alleen eenmaal een tekening voor het blad van Publieke Werken gemaakt. Het was niets voor mij om met een map vol ontwerpen bij reclamebureaus te gaan leuren.” Hij sloeg andere richtingen in. Bij De Bijenkorf assisteerde hij bij het inrichten van de etalages. “Na vijf december moesten in één nacht de Sinterklaasetalages een kerstsfeer krijgen.” Onno Boers genoot van dit hectische werk. Na een baan bij De Bijenkorf verzorgde hij de etalages van de firma Ahrend in het land. De volgende overstap was nog ingrijpender: assistent-regisseur bij toneelgroep Het Centrum. “Mooie tijd, aardige mensen.” Daarna kwam hij bij het Stedelijk Museum terecht. Hij beheerde en beschreef de kunstwerken die via de subsidieregeling voor beeldende kunstenaars waren aangekocht. Hij zorgde ervoor dat die kunstwerken terechtkwamen bij scholen en ziekenhuizen. “Dat was in de tijd dat professor Brummelkamp van het AMC-ziekenhuis kunstwerken zocht voor dat immense gebouw. In een groot rek borg ik de schilderijen op die mij wel geschikt leken voor het AMC. Twee keer per jaar kwam Brummelkamp langs en bekeek wat ik opzij had gezet. Hij kon er lyrisch van worden. Ik kan wel zeggen dat ik samen met die chirurg het hele AMC heb volgehangen.”

Ondertussen begon Onno Boers steeds meer te publiceren. In het Nieuws van de Dag schreef hij 133 afleveringen van zijn rubriek ‘Historisch Amsterdam’. Hij publiceerde in Ons Amsterdam en Amstelodamum. In 1968 verscheen zijn boekje In Amsterdam met allerlei wetenswaardigheden over de stad. Hij beschreef niet alleen de leukste winkeltjes en boetiekjes, maar ook waar je de interessantste musea kon vinden, en waar het laagste punt van de stad lag. In 1984 verscheen Afgebroken Amsterdam, 104 verdwenen gebouwen en stadsgezichten. Daarna kwamen de gevelstenenboeken en -boekjes, met als voorlopig laatste De gevelstenen van Amsterdam waarin de gevelstenen tot 1795 beschreven worden.

Honderden gevelstenen heeft Onno Boers bekeken. Welke zijn zijn favorieten? Hij hoeft er niet lang over na te denken, pakt zijn nieuwste boek en wijst ze aan:

DE HOOP, Prinsengracht 224. "Een zittende vrouw die tegen een anker leunt. Prachtig, de blik van dat mens. In september 1997 is het reliëf door Jan Hillers schoongemaakt en is de afgebroken kop van de vogel hersteld. Het lijkt waarschijnlijk dat het reliëf in de werkplaats van Ignatius van Logteren is gemaakt. Die leefde van 1685 tot 1732. We hebben er kleur opgebracht en nu is het alsof de vrouw op een plint zit." (foto: Pancras van der Vlist) DE BUERS, Vijzelgracht 37. "Je ziet daar de binnenplaats van een gebouw op. De steen was totaal verwaarloosd en in maart 2002 is hij door Roberto Ajala van restauratiebedrijf Kneppers onder handen genomen. Hij is ontdaan van dikke verflagen en tot ieders verrassing kwamen toen de tegels tevoorschijn. Een juweeltje." (foto: Pancras van der Vlist)
D V GARST BROODE, Binnnen Brouwersstraat 22. “Virtuoos. Hij is in 1994 door Jan Hilbers schoongemaakt en moet je zien hoe prachtig hij nu is. Het is een bijbelse voorstelling, van de wonderbaarlijke spijziging. Waarom dat jaartal 1741 erop staat, weet ik niet, dat blijft me intrigeren.” (foto: Pancras van der Vlist) D GROOTE KIES, Sint Luciënsteeg. "Daar heb je geen verhaal bij nodig. Duidelijkheid voor alles. Een passant uit de zeventiende eeuw die kiespijn had kon meteen zien waar hij uit zijn lijden kon worden verlost. Het is maar goed dat de naam ook op de steen staat, want alleen de afbeelding zou je als voorbijganger te weinig zeggen." (foto: Pancras van der Vlist)

Onno Boers: “In 1795 werd de huisnummering ingevoerd. Gevelstenen waren daarna niet meer nodig om aan te geven waar iemand woonde. Als er stenen bijkwamen dan dienden ze alleen als sier”. Komt er nog ooit een boek waarin de gevelstenen staan die na 1795 zijn gemaakt? Hij steekt zijn lippen even naar voren en mompelt dan: “Zou kunnen”. De oudste gevelsteen van Amsterdam is niet in het boek te vinden. “Ik heb alleen stenen met een afbeelding genomen. De oudste voor iedereen zichtbare steen is van 1488 en zit in de muur van De Waag, er staat alleen tekst op.” Denk niet dat Onno Boers zich bij de gevelstenen beperkt tot inventariseren en beschrijven.. Hij is secretaris van de Vereniging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen die in 1990 werd opgericht door Jos Otten. “Jos belde me op en zei: ‘Ik ben ook des gevelsteens, we moeten de krachten bundelen’.” Met Jos Otten, Richard Kuiper en Geurt Brinkgreve vormde Onno Boers het bestuur. Otten en Boers zorgden ervoor dat losse gevelstenen die zij bemachtigden, werden herplaatst. Als ze zien dat ergens een gevelsteen hangt die in slechte staat verkeert, nemen ze contact op met de eigenaar van het pand en proberen hem over te halen om de steen te laten restaureren. Ze vragen of ze een offerte mogen uitbrengen en hebben als lokkertje de vijftig procent subsidie van de gemeente die een eigenaar kan krijgen. Voor de restauratie schakelen ze vaak Jan Hilders in, maar soms gaan ze ook zelf aan de slag. Zoals bij de steen in de Sint Annenstraat 10. Voordat ze deze steen schoonmaakten en polychromeerden werd de voorstelling op verschillende wijzen omschreven. Van Lennep en Ter Gouw (1868) zagen in het afgebeelde dier een kat die over rollen katoen kijkt. Suasso had het in 1875 in zijn boek over een hondenhok en een hond die zijn poten op drie rollen laat rusten. In de Monumentenlijst van 1928 staat dat de rollen misschien worsten zouden kunnen zijn. Bij het schoonkrabben van de steen ontdekten Boers en Otten dat de worsten lakenloodjes waren en dat de steen dus te maken had met de lakenhandel in de zestiende en zeventiende eeuw. Hun theorie wordt ondersteund door het feit dat iets verder in het bouwblok de Blauwlakensteeg en Zwartlakensteeg te vinden zijn. Waarom er een beer aan een ketting opstaat, is nog niet duidelijk.

Gevelstenen zijn niet beschermd en er zijn er dus heel veel verdwenen. Onno Boers: “In de tijd dat er voor de metro-aanleg panden werden gesloopt, zijn heel wat gevelstenen terechtgekomen op de opslagplaats van de gemeente aan de Wenckenbachweg en daarvan is een deel gestolen en elders in Nederland terechtgekomen”. Hij probeert ze op te sporen en terug naar Amsterdam te brengen. In het Rijksmuseum liggen in het depot tientallen gevelstenen, waaronder veel die uit Amsterdamse panden komen. “Er is er één via ons herplaatst op het Rapenburgerplein 6”.
Onlangs heeft Onno Boers tegenover een museummedewerker zijn zorg geuit over de stenen in de museummuur aan de Sint Luciënsteeg. Een aantal is er slecht aan toe. “Je zou elke steen moeten controleren op vochtinslag en beschadigingen. Vervolgens moet je een restauratierapport opstellen. Je moet zorgen dat die 47 stenen in goede conditie blijven. Ik heb voorgesteld een leerlingen-werkplaats te maken waar jongeren onder leiding van een restaurateur aan het werk kunnen. Ook de stenen in de buitenmuur van het Rijksmuseum zijn deels in slechte staat. Doodzonde. En elders in de stad zijn nog zoveel stenen waaraan iets moet gebeuren. Vorig jaar lag het restauratiewerk stil omdat de subsidieregeling was afgeschaft, maar dit jaar is er wel subsidiegeld. Ik hoop ook op de plannen die er voor het wallengebied bestaan. Misschien kan eindelijk de zwaar beschadigde steen aan de Lange Niezel 12 hersteld worden.”

Frans Heddema

(Uit: Binnenstad 227, maart 2008)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.