XIII. Houten kroonlijsten
Een gevel afgedekt met een houten kroonlijst is een vertrouwd beeld in de historische
binnenstad. Hierdoor valt de karakteristieke detaillering niet altijd meer op; oppervlakkig
beschouwd zien de kroonlijsten er allemaal hetzelfde uit. Maar niets is minder waar: ook
aan de kroonlijsten valt de geschiedenis af te lezen. Bij sommige verbouwingen of
restauraties wordt de profilering niet altijd goed begrepen, maar gelukkig zijn er nog veel
oorspronkelijke kroonlijsten te vinden.
|
Gravure van de zuilenorden uit: J.B. Lauterbachs, Kort begrip van de burgerlijke bouwkonst, 1723.
|
De houten kroonlijsten gaan natuurlijk terug op de natuurstenen kroonlijsten uit de
klassieke Griekse en Romeinse wereld en via de voorbeeldboeken uit de Renaissance zijn
ze in Nederland geïntroduceerd. Hoe werden ze in Amsterdam door onze architecten en
meestertimmerlieden gemaakt? Wat waren hun voorbeelden en bronnen? En hoe zagen de
kroonlijsten er in de achtereenvolgende perioden uit? Over de historische ontwikkeling van
klassieke natuurstenen kroonlijsten is in de loop van de eeuwen veel geschreven. Deze
bijdrage is bedoeld om de houten exemplaren eens goed te bekijken.
Renaissanceperiode in Nederland
Eind zestiende eeuw, aan het begin van de stijlperiode van de Renaissance in Nederland,
worden de Nederlandse architecten onder meer geïnspireerd door de geschriften en
boeken van de Italiaanse architect Andrea Palladio. Zijn boeken verschenen in 1554,
1570, 1581 en 1601. Zijn landgenoot en leerling Vincenzo Scammozzi gaf in 1615 een
boek uit over zijn eigen werk, dat in Amsterdam veel werd nagevolgd.
De eerste Amsterdamse kroonlijstgevel werd in 1625 gebouwd door Jacob van Campen,
‘de Coymanshuizen’, op de Keizersgracht 174. De meisjesbinnenplaats van het
Burgerweeshuis voltooide hij in 1633. Zoals eerder vermeld in het artikel over deurkalven
in Binnenstad 217, maakte hij ook gebruik van de ingekorte kroonlijst (zie Binnenstad
217, tek. 1). In het algemeen neemt men in de Renaissance vooral de Griekse lijst als
voorbeeld (tek. 1). Daarnaast worden de Toscaans-Ionische lijst van Palladio (tek. 2) en
de Romeins-Corinthische lijst van Scamozzi (tek. 3) toegepast. De Nederlandse architect
C. Danckerts vertaalde het werk van bouwmeester Palladio met de vijf klassieke
zuilenorden (inclusief de kroonlijsten) in 1646 in het Nederlands en Simon Bosboom
vertaalde het werk van Scamozzi in 1657. Inmiddels was het meesterwerk van Jacob van
Campen, het stadhuis op de Dam, met z’n prachtige natuurstenen kroonlijsten voltooid.
Het boek over de zuilenorden van Bosboom werd twee eeuwen lang het meest gebruikt in
het architectuuronderwijs. Voordat men in de praktijk ging bouwen, dienden architecten
en meestertimmerlieden zich hierin te bekwamen. Een ander handboek waaruit de
zuilenorden konden worden nagetekend was dat van J.B. Lauterbachs: Kort begrip van
de burgerlijke bouwkonst (afb. 1).
|
Tek. 1
|
|
Tek. 1a
|
|
Tek. 2
|
|
Tek. 3
|
|
Tek. 4
|
|
Tek. 5 |
|
Tek. 6 |
|
Tek. 7 |
|
Tek. 8 |
|
Tek. 9 |
Houten lijsten
|
Oudezijds Voorburgwal 215
|
Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw werden de eerste kroonlijsten in hout
uitgevoerd. Architect Philips Vingboons ontwierp in 1670 voor de Weteringbuurt een
type wevershuis met een houten ingekorte kroonlijst. Hierdoor was het vrij eenvoudig bij
deze dwarshuizen, waarvan de kap langs de gevel loopt, de kapvoet, de goot en de
kroonlijst te combineren. Bovendien leverde dat een aanzienlijke besparing op ten
opzichte van een natuurstenen lijst.
Een houten kroonlijst werd samengesteld uit verschillende delen. De kroonlijst van
tekening 1 bestond van boven naar beneden uit de volgende onderdelen: een (liggend)
ojief onder 45 graden, een verticaal deel, een horizontaal deel, een eierlijst, een verticaal
fries, een (staand of omgekeerd) ojief en een los deel met sponning daaronder (tek. 1a).
De delen werden alle met een inkeping als sponning uitgevoerd, teneinde de
waterdichtheid te vergroten en om bij het in elkaar zetten de juiste verhoudingen van de
kroonlijst te waarborgen. De kroonlijst zelf werd door middel van gootklossen aan de
houten muurplaat bovenop de gevel vastgenageld.
In de eerste helft van de achttiende eeuw worden soms ook de rijke Lodewijk XIV-
kroonlijsten in hout uitgevoerd, terwijl de attiek erboven wel uit natuursteen (zandsteen)
bestaat, zie bijvoorbeeld O.Z. Voorburgwal 215 (foto 1). Uit dit voorbeeld blijkt dat hout
niet alleen werd toegepast bij eenvoudige huizen. De ojiefvormen in deze lijst zijn
vervangen door Lodewijk XIV-bol- en holvormen. Ook worden vanaf die tijd
vensteropeningen in het fries opgenomen. Door het opmeten van tientallen kroonlijsten is
achterhaald dat het merendeel van de kroonlijsten uit de achttiende eeuw in hout werd
uitgevoerd. Geldersekade 8 uit circa 1775, in Lodewijk XVI-stijl, is hier een voorbeeld
van (foto 2).
Profileringen
|
Geldersekade 8
|
Door de kroonlijst profileringen per kwart eeuw te dateren wordt duidelijk welke
profileringen in een bepaalde tijd veel werden toegepast. Vanaf het begin van de
negentiende eeuw is de houten kroonlijst de meest voorkomende gevelbekroning. In het
boek van Henk Zantkuijl Bouwen in Amsterdam (blz. 154-155) is een prachtig historisch
overzicht te vinden van de diverse typen. Hieruit blijkt dat er met enige variatie lang is
doorgewerkt op de klassieke vormgeving. Wie dit overzicht vergelijkt met opmetingen
van het Bureau Monumenten en Archeologie uit die tijd komt tot de conclusie dat er nog
steeds een enorme rijkdom aan profileringen van houten kroonlijsten bestaat. Van de
meest voorkomende wordt hierbij nog een klein overzicht opgenomen: Warmoesstraat 5
uit 1725 (tek. 4) en Leidsegracht 95 uit circa 1750 (tek. 5); uit het begin van de
negentiende eeuw zijn er verschillende voorbeelden: Warmoesstraat 121 uit circa 1825
(tek. 6).; Koggestraat 11 uit circa 1825 (tek. 7); Beulingstraat 27, uit circa 1825 (tek. 8) en
een duidelijk ander type uit circa 1875: Spiegelgracht 24 (tek. 9). In het begin van de
twintigste eeuw wordt de kroonlijst opgevolgd door de eenvoudig houten gootlijst. In de
huidige ‘retro-architectuur’ wordt de kroonlijst opnieuw toepast, maar de detaillering is
daarbij vaak totaal anders en onbegrepen. Eens te meer blijkt daaruit dat we zuinig om
dienen te gaan met de ambachtelijke erfenis van ons bouwkundig verleden.
Theo Rouwhorst
Literatuur:
H.J. Zantkuijl, Bouwen in Amsterdam, Amsterdam 1993
K. Ottenheym, Philips Vingboons, Zutphen 1989
J. Boonstra (red.), Soo vele heerlijcke gebouwen, Amsterdam 1997
Vincenzo Scamozzi, De Grondgedachte van de universele bouwkunst, deel III, ed. K. Ottenheym e.a., Amsterdam 2004
C.P. Krabbe, Ambacht Kunst Wetenschap, Amsterdam 1997 / Zwolle 1998
E.J. Haslinghuis en H.Janse, Bouwkundige termen, 1997
Vorige aflevering: XII. Erkers (Binnenstad 223)
Volgende aflevering: XIV. Houten puilijsten (Binnenstad 227)
[Oog voor detail - alle artikelen]
(Uit: Binnenstad 226, februari 2008)