Jacob Otten Husly (1738-1796) had aan het einde van de achttiende eeuw als particuliere architect naam gemaakt met zijn ontwerp voor Felix Meritis, Keizersgracht 324, en met het bouwen van raadhuizen buiten Amsterdam. Abraham van der Hart (1747-1820) werkte nog tot in het begin van de negentiende eeuw als stadsbouwmeester in Amsterdam. Beide architecten bestudeerden middels hun internationale boekencollecties, kostbare plaatwerken en studiereizen de ornamentiek van de klassieke bouwkunst. De profileringen van de raamomlijstingen die zij ontwierpen waren gebaseerd op architraafvormen. Een sober voorbeeld hiervan is te zien op Keizersgracht 706 uit 1795 van Abraham van der Hart (tek. 1).
In het eerste kwart van de negentiende eeuw ontstond de stijl van het neoclassicisme (1800-1875), aanvankelijk met sobere gepleisterde vormen. Jan van Straaten, die onder meer in 1820 het nu gesloopte eerste Leesmuseum aan Rokin 102 bouwde, gaf een tekenboekje uit: De Burgerlijke Bouwkunde – bestemd om timmerlieden, metselaars en steenhouwers in de bouwkunst te bekwamen.
De rijkere klassieke vormen werden voor het eerst in Amsterdam toegepast door de stadsarchitect Jan de Greef, die na zijn tekenopleiding in Dordrecht nog vanaf 1808 in Parijs en Rome studeerde. Het Aalmoezeniersweeshuis (1836) aan Prinsengracht 436, thans gerechtsgebouw, is hier een voorbeeld van (afb. 1). Aan de Amstel 248 (uit het tweede kwart van de negentiende eeuw) is een eenvoudige raamomlijsting te vinden, waarbij nog steeds de architraafvorm wordt gebruikt (tek. 2). Een ander voorbeeld van een stucwerkgevel is ‘Arti et Amicitiae’ aan Rokin 112 uit 1854 (tek. 3). Het werk van architect Leliman laat eveneens pilasteromlijstingen in hout en pleisterwerk zien. In 1843 verscheen voor de architectenopleiding (van de KMA) in Breda het boek de Handleiding van Storm van 's Gravesande, waarin hij onder andere veel versieringen van vensteropeningen tekende. Dit boek werd blijkens de vele herdrukken in de negentiende eeuw veel gebruikt (afb. 2).
In het derde kwart van de negentiende eeuw wordt onder invloed van het eclecticisme (1850-1900) een mengvorm van profileringen gebruikt. Keizersgracht 452, een pleisterwerkgevel uit 1859 van architect C. Outshoorn, is daar een goed voorbeeld van. De raamomlijsting heeft een duidelijk andere profileringstijl (tek. 4) dan de deuromlijsting (tek. 5). De hoekvilla van P.L. Springer aan Plantage Lepellaan 6 (1874) heeft natuurstenen omlijstingen in een ongepleisterde gevel (tek. 6). En een ander fraai voorbeeld van een herkenbare bolle en holle profilering met sluitsteen is de gepleisterde gevel Amstel 246 uit het derde kwart negentiende eeuw (tek. 7).
De neogotische stijl (1840-1900) werd vooral toegepast in kerkgebouwen, postkantoren
en liefdadigheidsinstellingen. Bij woonhuizen werden wel gotiserende elementen
gebruikt, maar meestal samen met andere stijlelementen. Bij de raamomlijstingen greep
men terug op de middeleeuwse vensternis met rondstaaf en peerkraal omranding, zoals de
tekeningen 1a en 1b uit het voorgaande artikel laten zien.
Het Huis met de kabouters, Ceintuurbaan 251-255, van architect A.C. Boerma uit 1884,
laat de gotiserende en neorenaissance-elementen fraai zien (afb. 3). Het voormalige
Hoofdpostkantoor aan Nieuwezijds Voorburgwal 182, thans Magna Plaza, van architect
C.H. Peters (1895-1899) is eveneens een goed voorbeeld van deze stijl met vensternissen
in de gevel.
In de neorenaissancestijl kwamen de deuromlijstingen in de vorm van poortjes weer terug. De Hollandse neorenaissance werd vooral toegepast bij overheidsgebouwen, banken, ziekenhuizen e.d. Mooie voorbeelden van poortomlijstingen van woonhuisentrees zijn te vinden op Weesperzijde 2-28 van architect A. Salm gbzn. uit 1887 (tek. 8: huisnummer 28). Bij de winkelgalerij aan de Raadhuisstraat 21-55 laten architect A.L. van Gendt en zonen een staaltje van hun kunnen zien; de Neorenaissancestijl van het gebouw is hier beïnvloed door de Nieuwe Kunst of Art Nouveau (1890-1920). De raamomlijstingen verdwijnen langzamerhand en daarvoor in de plaats komen andere schilderachtige sierelementen zoals natuur- en dierplastieken (afb. 4). Gebouw Helios (1895-1897), Spui 15, van architect Van Arkel is een ander voorbeeld hiervan.
Rond 1900 worden onder invloed de werken van Berlage (de Beurs) en Kromhout (Hotel
Americain) dragende elementen boven de ramen en deuren als sierelementen toegepast
en verdwijnen de omlijstingen nagenoeg uit de architectuur (tek. 9). Bij de sigarenwinkel
uit 1914 van Gebr. Van Gendt A.L. zn. aan Rokin 92-96 zijn in de natuurstenen gevel
nog omlijstingen toegepast. Dit is een vroeg voorbeeld van art déco.
Een van de laatste gevels met raamomlijstingen vind u op de Keizersgracht 369 uit 1940,
ontworpen door architect J. van der Steur, een bakstenen gevel met natuurstenen
raamomlijstingen afgedekt met betonnen waterlijsten.
Theo Rouwhorst
Tekeningen: Theo Rouwhorst
Literatuur:
C.P. Krabbe, Ambacht Kunst Wetenschap, 1998
M.M. Bakker en F.M. van de Poll, Architectuur en Stedebouw in Amsterdam 1850-1940, 1992
H.J. Zantkuijl, Bouwen in Amsterdam, Amsterdam 1993
Vorige aflevering: VII. Deur- en raamomlijstingen I (Binnenstad 218)
Volgende aflevering: IX. Houten onderpuien (Binnenstad 220)
[Oog voor detail - alle artikelen]
(Uit: Binnenstad 219, december 2006)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.