De houten kozijnen in ons land worden eerst gesteld, zoals bij een houten huis, en pas daarna ingemetseld. De crèmekleurige kozijnen in het metselwerk dragen bij aan de schoonheid van de historische gevels. Ze omringen de vensters als schilderijlijsten en geven een zekere eenheid aan de grote variatie van de vensters. De kozijnen hebben alle eigen detailleringen en afmetingen waaraan de geschiedenis valt af te lezen.
Het getimmerde ‘Cruys-kosijn’ wordt al in 1524 genoemd als gildenproef voor
timmerlieden in Amsterdam. In die tijd werd doorgaans inlands eiken als timmerhout
gebruikt. Vanaf de Middeleeuwen werden de kozijnen met gekloofde eikenhouten
toognagels in elkaar gezet.
De afmetingen vinden we op schrift terug bij het werk van de architect Philips Vingboons
in 1652 aan de panden Sint Luciënsteeg als onderdeel van het Burgerweeshuis. Breed 2 x
2 voet + 3 stijlen (142 cm) of 5 voet + 6 duim (156,5 cm). De stijlafmetingen bedragen
12 x 20 cm of 14 x 20 cm. Het wonderlijke is dat de breedtemaat 156,5 cm lang is
toepast, ook bij de latere schuifraamkozijnen. Het zal wel voortkomen uit de traditionele
bouwwijze en de Amsterdamse duim- en voetmaten.
De profilering van kruiskozijnen werd altijd schuin aan de binnenzijde aangebracht om het daglicht zo breed mogelijk naar binnen te laten vallen (tek. 1 en 1a). Een half kruiskozijn in de hoogte werd bolkozijn genoemd (tek. 2) en een half kozijn in de breedte een kloosterkozijn (tek. 3). Een bolkozijn met drie openingen heet een drielicht. Bij de pilasterhalsgevels uit de tweede helft van de zeventiende eeuw werden de klooster- en kruiskozijnen nog steeds toegepast. De gevelontwerpen van de kleine huizen kregen in de breedte ‘smal-breed-smal-kozijnen’, zoals de foto van Voetboogstraat 14 (1650) laat zien. Deze kozijnen werden in de achttiende eeuw vaak voorzien van schuiframen, maar zijn als kozijnen uit de zeventiende eeuw zo te herkennen.
De profilering van deze kozijnen bevindt zich aan de buitenzijde, ondermeer om de
scherpe hoek van het hout af te ronden en het daglicht mooi te begeleiden. Tekening a.-h.
laat een overzicht van de profielen met hun benaming zien. De profilering van de
kozijnen is door de eeuwen heen aan verandering onderhevig. De ‘kraal’, de
‘papegaaibek’, de ‘duivenjager’ en het ‘ojief’ komen vooral in de achttiende eeuw aan de
kozijnen voor. Het ‘hol met voorloper’, de ‘schuine kant schaaf’, de ‘vellingkant’ en het
‘omgekeerd ojief’ vooral in de negentiende of vroeg-twintigste eeuw.
Om de gemetselde ‘hanekam’ z’n draagkracht te geven werd de bovenkant van de
kozijnen 1,5 cm bol geschaafd, ook wel de porring genoemd (tek 4). Dit wordt bij de
restauratie van kozijnen wel eens vergeten en recht uitgevoerd. Na 1750 worden de
bovendorpels soms in hun geheel bolvormig (tek. 5) of rond (tek.6) uitgevoerd zoals te
zien is op de binnenplaats van het Oudemanhuispoort-complex uit 1754.
Kozijnen uit de achttiende eeuw zijn fors van afmeting, net als de kruiskozijnen uit de
zeventiende eeuw, alleen werd in deze tijd grenenhout toegepast. In het gevelaanzicht
worden de kozijnen in de loop van de achttiende eeuw door de invoering van de
steensponning steeds smaller (tek. 7).
Van buiten bekeken worden de kozijnen uit de negentiende eeuw nog dunner uitgevoerd.
Dit heeft ongetwijfeld met de daglichttoetreding van de huizen en het zuiniger omgaan
met de materialen te maken. Het onder invloed van het neoclassicisme omlijsten van de
kozijnen in stucwerk of hout compenseert in deze eeuw het gemis aan kozijndikte in
gevel. Na het midden van de negentiende eeuw ontwikkelt zich, onder andere bij de
vroege sociale woningbouw, het tweelicht kozijn (tek 8). Een goed voorbeeld hiervan is
te zien bij het woningbouwcomplex Planciusstraat 8-18 (1854-56) van architect P.J.
Hamer. In de twintigste eeuw komt het drielicht-kozijn weer terug, maar nu met een
breed venster in het midden.
Tenslotte komt onder invloed van het Modernisme eind jaren dertig van de vorige eeuw
het metalen kozijn in gebruik o.a. in Charlotte de Bourbonstraat 2-70 (1937-38) bij
architect G. Versteeg te zien (tek. 9). Tegelijkertijd blijft men het houten kozijn nog
steeds op grote schaal toepassen.
Theo Rouwhorst
Vorige aflevering: IV. Vensters, ramen en roeden (Binnenstad 215)
Volgende aflevering: VI. Deurkalven (Binnenstad 217)
[Oog voor detail - alle artikelen]
(Uit: Binnenstad 216, maart 2006)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.