![]() |
Herengracht 240 |
![]() |
Keizersgracht 11-13 |
Twee architectuurhistorici hebben de binnenstad pand voor pand geanalyseerd. Voor het
maken van een representatieve keuze waren zij niet gebonden aan een maximum, de
toenmalige wethouder drong zelfs aan op een ruimhartige selectie. Dit heeft geresulteerd in
een selectielijst met een kleine duizend bouwwerken die in juli 2000 is gepubliceerd in het
Gemeenteblad (afd. 1, p. 3199-3226). Gedurende de daarop volgende jaren hebben het
stadsdeel-Centrum en het Bureau Monumenten & Archeologie met grote voortvarendheid
gewerkt aan de plaatsingsprocedures. Deze omvangrijke administratieve arbeid zal in 2006
worden afgerond.
Uiteraard is gebruik gemaakt van alle architectuurhistorische kennis die voorhanden was,
maar al doende en dankzij veel onderzoek ontstond gaandeweg ook een nieuwe kijk op het
Amsterdamse bouwbedrijf tussen 1850 en 1940.
Bij de keuze van de 200 nieuwe rijksmonumenten was de klemtoon sterk gevallen op
vernieuwingen, waarbij met name moderne kantoorgebouwen een belangrijke rol hebben
gespeeld. In een nationaal kader gezien was dit een verstandige keuze, maar hierdoor zijn
andere aspecten van de jongere bouwkunst onderbelicht gebleven, zoals het voortleven van de
meer traditionele woonhuistypologie, inclusief het woon-winkelhuis. Tal van Amsterdamse
architecten die hiermee hun brood verdienden waren geheel in de vergetelheid geraakt, zeg
maar verdwenen in de enorme historische slagschaduw van de Beurs van Berlage. Toch
hebben deze architecten grote invloed gehad op de hedendaagse verschijningsvorm van de
binnenstad. Zij figureren niet in de architectuurhistorische handboeken, maar kwantitatief
gezien zijn zij prominent aanwezig in het stadsbeeld. Jac. Duncker, Jos. Hegener, D. van Oort,
E.M. Rood en vele anderen hebben met hun doorgaans tamelijk traditionele ontwerpen voor
percelen in bestaande gevelwanden bijgedragen aan het behoud van het historische karakter
dat kenmerkend is voor het stedelijk bouwwerk. Hun bijdrage aan de Amsterdamse
bouwkunst is niet gelegen in vernieuwing, moderne architectuur en wat al niet, maar juist in
die andere architectuurgeschiedenis, die nog geschreven moet worden, in het voortleven van
de stille kracht die traditie heet.
In het Gemeentelijk Monumentenproject is uitdrukkelijk aandacht besteed aan het traditionele
stadshuis, al dan niet met een winkel op de begane grond. Vierhonderd van dergelijke
bouwwerken zijn opgenomen in de selectie. Omdat het project van begin af aan is bewerkt
met een computerprogramma dat enkele zoekfuncties kent, bestaat de mogelijkheid om het
relatief grote bestand op verschillende manieren door te lichten, namelijk op bouwjaar, op
typologie en op ontwerper.
Gedurende de eerste decennia na 1850 werd er weinig gebouwd, en het aantal monumenten
van de jongere bouwkunst groeide dan ook maar langzaam. Vanaf 1880 heeft het bouwbedrijf
drie decennia lang gebloeid, waarbij veel bouwwerken tot stand kwamen die van betekenis
zijn voor de ontwikkeling van het stadsbeeld. In het 19de-eeuwse Parijs zijn de ingrepen van
Haussmann direct zichtbaar, maar in Amsterdam is de nieuwe tijd op kousenvoeten gekomen.
De stedenbouwkundige structuur bleef grotendeels ongeschonden, al werd veel water
gedempt, en de nieuwbouw voegde zich over het algemeen geruisloos in het bestaande beeld.
Na 1900 vertoonde de bouwproductie in de binnenstad een gestaag dalende curve en tussen
1920 en 1940 kreeg nieuwbouw een incidenteel karakter.
Tegelijkertijd werd het culturele klimaat kritischer ten aanzien van de zegeningen van het
moderne leven. Die ontwikkeling begon in 1901 met het pamflet ‘ Stedenschennis’ van Jan
Veth. Tien jaar later, toen het debat over de verbreding van de Leidsestraat werd gevoerd,
moest het gemeentebestuur al serieus rekening houden met verzet tegen dergelijke plannen.
Ook organisaties als het Genootschap Amstelodamum en de Bond Heemschut droegen bij aan
de behoudzucht van toonaangevende burgers. Zo ontstond gaandeweg een sfeer, ook bij de
Schoonheidscommissie, waarin geen plaats meer was voor stormachtige ontwikkelingen op
stedenbouwkundig en architectonisch gebied. De binnenstad was eigenlijk al een monument
geworden, het gebouw Candida aan de Nieuwezijds Voorburgwal, voltooid in 1932, werd
alom bekritiseerd als een volledig misplaatst streven naar hoogbouw in het historische
Amsterdam.
Na 1945 heeft het gemeentebestuur nog eens overtuigend aangetoond dat behoudzucht verstandiger is dan vernieuwingsdrang. Men denke aan de Weesperstraat, het Mr. Visserplein, en de Valkenburgerstraat, kortom, het waanidee van de IJ-tunnel. Op Kattenburg, Wittenburg, en Oostenburg – warm aanbevolen voor een droevige wandeling op zondagmiddag – kan iedereen met eigen ogen aanschouwen wat de gevolgen zijn van de ambtelijke visie op woningbouw.
Vincent van Rossem
(Uit: Binnenstad 215, februari 2006)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.